Neerlandia. Jaargang 1
(1896-1897)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit onzen Vlaamschen Westhoek in Fransch-Vlaanderen.Ik beloofde U eenige mededeelingen over den toestand onzer moedertaal in onzen Vlaamschen Westhoek van Fransch-Vlaanderen en ik houd woord. Dat die toestand niet schitterend, ja zeer angstwekkend is, zal uit het volgende genoegzaam blijken. Zoodra Lodewijk XIV het zuidelijk gedeelte van 't graafschap Vlaanderen veroverd had, begon natuurlijk de taalverdrukking. Allerlei koninklijke decreten volgden elkander in den loop der twee laatste eeuwen op, met het doel om er onze moedertaal stelselmatig uit te roeien. Die bestuurlijke knevelarijen werden in 1803 door Napoleon I bekroond, toen hij verbood de moedertaal in welk openbaar stuk ook of bij welke openbare gelegenheid ook te gebruiken, zelfs niet voor de acten van zuiver privaten aard, als testamenten, notariëele stukken, enz. Zoo moet de veldwachter in de door en door Vlaamsch gebleven dorpen 's Zondags na de Hoogmis de aangekondigde verkoopingen van vee, boomen, nagras en wat dies meer in het Fransch afroepen. Maar de meeste champetters voegen er eene mondelinge Vlaamsche vertaling bij, om door de boeren verstaan te worden. Zoo moet de Vlaamsche boer, die gewoonlijk geen gebenedijd woord Fransch kent, zijn testament in die taal door den notaris laten opstellen, of zijne hofstede in die taal verkoopen, enz. De notaris leest de voor hem onverstaanbare acte | |
[pagina 5]
| |
voor, deelt hem dan mondeling in het Vlaamsch den inhoud mede en reikt hem de pen over om de acte te onderteekenen. Meer dan eens, verzekerde men mij, gebeurden daarbij noodlottige vergissingen of zelfs echte aftroggelarijen onder den dekmantel der notariëele onfeilbaarheid. In de scholen van allen graad wordt de moedertaal niet aangeleerd. Het was de regeering van koning Louis-Philippe, die in 1833 een uitdrukkelijk verbod uitvaardigde om in de Volksschool nog iets van de volkstaal aan de kleine Vlamingen van Frankrijk aan te leeren of ze zelfs te gebruiken als voertaal van 't Fransch onderwijs. Maar die onzinnige maatregel werd niet aanstonds noch radicaal toegepast; in den beginne volgden de toenmalige onderwijzers nog den ouden slenter; zij spraken hunne Vlaamsche leerlingen in het Vlaamsch aan, lieten uit het Vlaamsch in het Fransch vertalen, enz. Doch sedert dien tijd is dit geslacht der oude onderwijzers langzamerhand uitgestorven. In hunne plaats traden veel Walen op (zoo noemen de Vlamingen uit onzen Westhoek hunne Fransche ambtenaars) en nu wordt geen enkel woord Vlaamsch meer gesproken in de lagere school Ook in de kloosterscholen, door Fransche maseurkens en broerkens gehouden, is de toestand dezelfde. Hier en daar vindt men nog bij uitzondering een Vlaamsche onderwijzer, die het verbod over 't hoofd ziet en soms eene Vlaamsche uitlegging aan zijne Vlaamsche scholieren durft geven, maar hij zou zich wel wachten het aan de schooloverheden te laten weten. Natuurlijk wordt ook het Vlaamschspreken op de school gestraft gelijk in veel clericale gestichten van Vlaamsch-België. Bij hunne eerste communie, 't is te zeggen op 11 tot 12jarigen leeftijd, verlaten de kinderen voor goed de school. Ze kunnen hunne moedertaal noch lezen, noch schrijven en kennen evenmin Fransch. Het zijn kleine barbaren, gansch verwilderd en onwetend. Op 21jarigen leeftijd grijpt de Staat de mannelijke bevolking opnieuw vast en lijft ze bij 't leger in voor een drietal jaren; daar wordt den Vlaamschen jongens weer wat Fransch ingestampt in de kazern, doch na enkele jaren is er dat ook weer uitgevaagd. Men kan zich inbeelden wat de intellectueele toestand der bevolking zijn moet met zulk een onderwijsstelsel. De kerk is de laatste schuilplaats der moedertaal in Fransch-Vlaanderen. Iederen Zondag hoort de Vlaming er een Vlaamsch sermoen; in den biechtstoel spreekt de priester hem insgelijks in zijne taal aan en op de de catechismusles hoort hij als kind ook Vlaamsch. De pastoors en onderpastoors zijn over 't algemeen de moedertaal zeer genegen. Maar de hoogere geestelijkheid is gedeeltelijk zeer Franschgezind. Onze Vlaamsche taalbroeders uit den Westhoek staan immers onder den aartsbisschop van Kamerijk, die gewoonlijk een Franschman is; en meer dan eens heeft men uit Kamerijk getracht den Franschen catechismus op te leggen, hetgeen nochtans gebleken is eene onmogelijkheid te zijn, wilde men hebben dat de kinderen bij hunne eerste communie toch iets van hun geloof kenden. Dit belet niet dat de zeer eerw. heer kanunnik Provoost, vicaris-generaal van Kamerijk, nog onlangs in het dorpje Bollezele op zijnen poot gespeeld heeft, omdat de Vlaamsche eerste-communicanten hem in het Fransch over de punten van het geloof niet behoorlijk konden antwoorden. Ook zendt men nu en dan Fransche paters om eene missie te prediken, en hunne Fransche sermoenen worden dan door de Vlaamsche boeren en boerinnen met stomme verbazing aangehoord maar niet begrepen. Zelfs dat gebruik der moedertaal in de kerken is den Franschgezinden een doorn in 't oog. Zichier een treffend bewijs daarvoor. De Vlamingen van Frankrijk zijn nagenoeg 200,000 in getal, bewonende de twee arrondissementen Duinkerke en Hazebroek. Ieder arrondissement heeft in Frankrijk eenen Conseil d'arrondissement, bestaande uit zooveel leden als er kantons zijn in het arrondissement. Voor het arrondissement Duinkerke telt dat Conseil aldus zeven leden, een voor ieder der volgende plaatsen: Duinkerke-Oost, Duinkerke-West, Winoksbergen, Broekburg, Grevelingen, Hondschoote en Wormhout. Een der zeven heeren stelde voor in den laatsten zittijd van Augustus 1896, den wensch uit te drukken, dat voortaan ook in de kerken en overal door de Regeering streng verboden zou worden het Vlaamsch te gebruiken. Doch de heer Toris, brouwer te Grevelingen, verklaarde zich tegen het voorstel, zeggende dat zulks strijdig was met de oude gewoonten van het land; en daarin werd hij ondersteund door den heer De Swarte, landbouwer te Ghijvelde. Bij de stemming werd het Franschgezind voorstel verworpen met 4 stemmen tegen 3. Ziehier de namen der drie Franschgezinden, die nog Franschgezinder zijn dan de Regeering: Wemaere, geneesheer te Wormhout; Carpentier, épicier en gros te Winoksbergen; en Vézien, oud-militair dokter te Duinkerke. Hunne namen verdienen bewaard te blijven; doch ook onze hulde aan de heeren Toris en De Swarte. Nu zal men natuurlijk vragen: Werd er dan toch niets gedaan noch beproefd om de moedertaal tegen zooveel vervolging en verachting te verdedigen? Ja toch. In 1853 werd het Comité flamand de France gesticht door de heeren Edmond de Coussemaker, Raymond de Bertrand, Louis De Baecker, Minnebo, Victor De Rode, Aug. Ricour en pastoor Carnel. Van al de stichters is de laatste alleen nog in leven. Sedert bijna eene halve eeuw geeft dit genootschap een Fransch Bulletin en Fransche Annales uit, waarin allerlei verhandelingen over taal, geschiedenis, folklore, enz., van Fransch-Vlaanderen opgenomen zijn. Tegenwoordig telt dit Comité flamand nagenoeg 250 leden, waaronder veel katholieke priesters. Ieder lid betaalt een jaargeld van fr. 7,50. Vroeger verleende de Regeering eene toelage, maar die is sedert 1870 ingetrokken. De stad Duinkerke geeft jaarlijks 200 fr. en de stad Hazebroek ook 50 fr. Jaarlijks houdt het Comité flamand drie a vier vergaderingen, die bij beurten in de eene of andere Vlaamsche stad van Fransch-Vlaanderen gehouden worden. Te Belle berust de bibliotheek en het archief der Vereeniging en woont de secretaris, de heer Eugène Cortyl, doktor in de rechten, terwijl de voorzitter, de heer Bonvarlet, te Duinkerke woont. Die zittingen, waar de 250 leden op uitgenoodigd worden, worden niet druk bezocht. Tien tot twintig leden zijn er gewoonlijk tegenwoordig en men beraadslaagt er in 't Fransch. Daarenboven zijn er nog enkele zeer dungezaaide Vlaamsche tooneelgezelschappen in 't leven gebleven, als Belle, te Eeke, en wellicht ook te Boescepe. Vroeger bestonden zij in veel dorpen; maar de katholieke geestelijkheid heeft ze ondermijnd en allengskens uitgeroeid, juist gelijk in Vlaamsch-België. De oude Rhetorika Verblijders in 't Kruis, van Eeke, een dorp op de Belgische grens, aan den kant van Poperinghe, heeft nog in 1861 en in 1874Ga naar voetnoot(1) groote prijskampen van zang en ‘tooneeluitgalmingen’ ingericht, waarop de laatste rederijkers van Fransch-Vlaanderen met hunne West-Vlaamsche confraters talrijk zijn opgetreden. Eene Vlaamsche dagbladpers is in onzen Westhoek een onbekend iets. Vroeger bevatte l'Indicateur de l'Arrondissement d'Hazebrouk van tijd tot tijd een artikeltje in de moedertaal, maar dat ook is voorbij. Wekelijks vindt men er nochtans Vlaamsche spreuken en spreekwoorden. Men toonde mij ook een blad, dat ik eerst meende een Vlaamsch blad van Fransch-Vlaanderen te zijn. Het draagt aan 't hoofd een groot Christusbeeld aan 't kruis genageld en heet: ‘Het Vlaamsche Kruis voor de Vlamingen van Fransch-Vlaanderen. - Verschijnt alle werkdagen’. Bureelen te Rijsel, rue d'Angleterre, 15, zesde jaargang (1897). Maar bij nader onderzoek bleek het niets anders te zijn dan eene soort van duplicatum van een clericaal dagblad van Gent en ook aldaar gedrukt. Het bevatte veel stadsnieuws van Gent, de Burgerlijke Stand van Gent, de beweging der haven van Gent, enz., enz.!!! Aan 't hoofd las men: ‘Zie 4e blad, Fransch-Noorden’. Onder die rubriek vond men er eenig plaatselijk nieuws uit Duinkerke, Winoksbergen, Belle, Rijsel, Robaais, enz. Het Vlaamsche Kruis is dan ook zeer weinig verspreid onder de eigenlijke Vlamingen van onzen Westhoek en wordt vooral gelezen, verzekerde men mij, door de honderden duizenden Belgische Vlamingen, die als fabriekwerkers gevestigd zijn te Robaais, Toerkonje, Rijsel en Armentières. Ook Het Laatste Nieuws en Vooruit worden in die streek gretig gelezen; maar de eigenlijke Fransche Vlamingen der arrondissementen Duinkerke en Hazebroek lezen bitter weinig. Enkele priesters zijn op Het Vlaamsche Kruis geabonneerd en geven het voort ter lezing op hun dorpje. Alles blijft aldus nog te doen om die verwilderde taalbroeders van Fransch-Vlaanderen uit hunne verlatenheid en uit hun intellectueel verval te redden. Een eenvoudig opgesteld weekblad, kleine volksbibliotheken met eene soort kinderlectuur, bevattelijke volksvoordrachten door sprekers gehouden, die met de zeden, het geloof en de gedachten dier verachterde, doch door en door sympathieke Vlamingen goed zouden vertrouwd zijn, ziedaar wat er allereerst zou te beproeven zijn. Kunnen de afdeelingen van het Willems-Fonds en van het Davids-Fonds, welke aan de Fransche grens gelegen zijn, die edele taak niet op zich nemen en zendelingen uitmonsteren om het Vlaamsch Evangelie aldaar te gaan verbreiden in partibus infidelium? Kan het Algemeen Nederlandsch Verbond ook niet zijn best doen?
F. |
|