Zuid-Afrika.
Zuid-Afrika heeft gedurende de laatste maand de belangstelling onafgebroken in hooge mate gespannen gehouden. Achtereen volgens werd wereldkundig gemaakt, dat Engeland bezit had genomen van het eiland Inyack aan den ingang van Delagoabaai; verder, dat het in bezit kwam van de havenstad van Lourenço-Marquez, door de betaling van de schadevergoeding door Portugal aan Mac Murdo verschuldigd en mits daarenboven nog aan Portugal voor dien afstand de som van £ 10,000,000 te betalen: van Kaapstad was een Britsch smaldeel uitgezeild naar Durban en vanhier was het weer in zee gestoken met een geheime bestemming, die natuurlijk niet anders zijn kon dan de Baai; de bedoeling: het in bezit nemen van Lourenço-Marquez.
Nog dreigender nieuws kwam de gemoederen schokken: uit Engeland zouden 25,000 man naar Z.-A. gezonden worden; te Bombay stonden er 10,000 gereed om in te schepen. Een millioen Lee-Metford-kardoezen, eene groote hoeveelheid granaten, twee brigaden met drie batterijen veldartillerie waren naar Zuid-Afrika gezonden. Dan werd nog gesproken. van 800 paarden en 25,000 muilezels, die naar Z.-A. zouden gezonden worden voor 't vervoer van oorlogsmateriaal!
Dat alles om de weerspannige Zuidafrikaansche Republiek te tuchtigen. Het scheen dat eerlang een verdelgingsoorlog in Z.-A. zou uitbarsten; een echte verdelgingsoorlog, want de Boeren zouden zich zoo gemakkelijk niet gewonnen geven; men vernam dan ook dat dag en nacht aan de forten rondom Pretoria gearbeid werd.
Op 't oogenblik zijn de berichten minder angstwekkend. 't Is dan ook gebleken dat de geruchten omtrent Inyack en Lourenço-Marquez van allen grond ontbloot waren. Het Portug, gouvernement heeft aan de Z.A.R. meegedeeld, dat het L.-M. niet had afgestaan en ook in 't minst geen plan had om eenig deel van zijn Koloniën aan een vreemde Mogendheid af te staan.
Dan scheen het ook niet dat de Europeesche Mogendheden Engeland in Z.-A. zoo maar zouden laten begaan. De Europeesche bladen spraken immers van een verbond van de Mogendheden om de kuiperijen van Engeland in Z.-A. te keer te gaan, naar een plan van Keizer Wilhelm. Hiervan zou Frankrijk kennis gekregen en zijn medewerking toegezegd hebben. Keizer Frans-Jozef was voor het plan gewonnen en ook Rusland zou er mee instemmen. Dat plan zou strekken om zoowel de belangen van de Boeren als die van Portugal, België, Duitschland en Frankrijk in Afrika te beschermen.
Aan den anderen kant scheen men ook in de Engelsche Kaap-Kolonie weinig oorlogsgezind; want daar werd in 't Parlement met 41 stemmen tegen 32 de vredemotie van Dutoit aangenomen, luidende: ‘Dat met het oog op den ernstigen stand van zaken in Z.-A. het Huis verlangend is zijn meening uit te drukken dat het overheerschend belang van de volken binnen zijn grenzen bestaat in het handhaven van den vrede tusschen de blanke rassen in dit land en vertrouwt, dat alle pogingen ten behoeve van den vrede in 't werk zullen gesteld worden door de verschillende betrokken regeeringen’. Wat aan die motie kracht bijzet, is de schitterende overwinning van de Afrikaner Partij in de verkiezingen te Wodehouse en Beaufort-West, waar de Afrikaners De Wet en Luttig met groote meerderheid op de Rhodes-partij gekozen werden.
Ondertusschen leert de Parlementszitting aan de Kaap ons veel en nog meer aan de Z.A.R. Het is nu immers gebleken dat het Kaapsche Ministerie, in September 1895, toen het geschil van de Vaaldriften tusschen Engeland en Transvaal gerezen was, op Chamberlain's verzoek zich bereid had verklaard een expeditie te steunen, welke Engeland bereid was tegen de Z.A.R. uit te rusten. In deze beslissing hadden ook de Ministers Faure en Schreiner (twee Afrikaners) berust.
Ten slotte schijnt het Volksraadsbesluit te Pretoria, waarbij de immigratiewet geschorst wordt, ontspanning te hebben gebracht.