IV.
Brief van P*** F. zoon aan zijne zusters in de Kaapkolonie.
Blauwwildebeestput,
distr. Lichtenburg, Z.A.R.
25. 2 92.
Lieve Zusters,
Na mijne aankomst hier, drie weken geleden, heb ik aan de oude lui laten weten dat ik behouden hier aangekomen was. Ik ben hier nu gevestigd als schoolmeester voor zoo langen tijd als ik dit nieuwe leven kan uithouden. Maar vooraleer u wat te zeggen omtrent de plaats en de menschen, zal ik u eerst wat mededeelen over mijne reis van Kimberley naar Klerksdorp. Ik maakte kennis met twee zeer vroolijke jonge menschen, pas uit Engeland gekomen. Het deed me veel spijt hun reisgezelschap van Klerksdorp te moeten missen. Een van hen was de beste Engelsche zanger dien ik ooit hoorde. Er waren ook twee dames van de Paarl. Ik trachtte met haar te praten en slaagde daarin nogal wel den eersten dag. Maar sedert we Christiana verlieten, waar we voor 't eerst pleisterden, werden ze koud en teruggehouden. Ik vermoed, dat het zal geweest zijn ter oorzaak van een braspartij van mij en mijn twee Engelsche vrienden dien nacht. We hadden nogal veel lawaai gemaakt en zij (de twee dames) moeten ons gehoord hebben, daar hunne kamer aan de onze belendde. Toen we 's anderen daags 's morgens zouden vertrekken, bood ik hun mijn diensten aan, bij 't ontbijt. Maar zij waren zoo stijf en hooghartig als koninginnen en zeiden mij dat ze voor mijne behulpzaamheid bedankten, daar ze alleen gewoon waren met gentlemen om te gaan. Wat konden ze daardoor bedoelen? Den laatsten dag van onze reis, daar ik spotte met een ouden Transvaalschen Boer, die de reis meemaakte, durfde een van hen me zeggen, dat ik beschaamd over me zelven moest zijn. Zij onderhielden zich zeer gemeenzaam met den ouden bloed in 't Hollandsch. Ik kan die dames niet begrijpen; ik hoorde ze Engelsch spreken met eene oude dame die geen woord Hollandsch kende. Ze spraken zeer goed Engelsch, dat kan ik u verzekeren; maar met allen die Hollandsch spraken, spraken zij nooit een woord Engelsch. Ik vond het dwaas dat ze van Engelsch spreken niet hielden.
Eens sloeg de diligence bijna om; de wegen zijn zeer slecht; langsheen den weg is veel drukte. Den derden dag van onze reis kwamen we te Klerksdorp aan. 't Was laag tij in mijn kas; want mijn drinkpartijen met de Engelschen hadden me meer geld gekost dan ik had wenschen te verteeren. Ik was zeer blij in 't rijtuig te kunnen stappen, dat oom voor mij gezonden had. We vertrokken dadelijk en kwamen 's anderen daags op ooms hoeve. Ik werd zeer gulhartig verwelkomd. Allen zijn zeer goed voor mij. Toch ben ik niet tevreden. Het leven hier, is voor mij te rustig. Ik heb mijn school begonnen met 12 kinderen, meestal kleinkinderen van oom. Ik win £ 10 per maand en zal het trachten uit te houden zoolang ik kan. Mijn oom en zijn zoons en hun huisgezinnen zijn zeer boersch. Zij zijn geen bewonderaars van de Engelschen en hun taal. Ik tracht me aan hun manieren te gewennen; maar 't gaat moeilijk. Ze denken heel wat van hun President Kruger en spreken gaarne over hetgeen zij den Vrijheidsoorlog noemen. Eens heb ik moeite gehad ze niet allen te kwetsen door aan 't lachen te gaan. Het was verleden Zondag. We zaten 's namiddags op de stoep toen oom P. aan zijn zoon J. iets vroeg omtrent het monument te Paardekraal. J. woont bij Krugersdorp op een van de hoeven van zijn vader. Ge hadt ze moeten hooren. Ze spraken van 'tgeen ze noemden Gods hulp in den oorlog tegen Engeland. Ook over den haat dien ieder ware Afrikaner moest voelen voor den vijand van zijn stam, en die vijand was, denkt eens, de Engelschman! Ik kon dien onzin niet hooren; daarom ging ik weg. Maar 's anderen daags zou ik hun mijn gevoelen laten kennen. We zaten aan 't ontbijt toen weer van den oorlog gesproken werd. ‘Wel,’ zei ik, ‘het verwondert me dat ge allen zulke haters zijt van de Engelschen en hun taal.’ Ge moest hun verbazing gezien hebben! Ik zei hun verder openlijk, dat ik, voor mij, meer hield van een Engelschman dan van een onopgevoeden Boer; dat ik het er voor hield,
dat er geen taal was zooals de Engelsche; hun Hollandsch was maar bocht. Maar zusters, ik kan U niet beschrijven, wat een uitwerksel mijn woorden op hen allen hadden. Mijn oude oom was bleek van gramschap en verliet haastig de kamer. O! de oude was woedend, en dat waren zij allen. Zij verzochten me geen tweede maal zulke taal te spreken. Mijn twee neven Jan en Piet zeiden me, dat het hen verwonderde, dat hun vader me niet uit het huis liet jagen, zooals hij eens gedaan had met een anderen Engelschgezinden Afrikaner (zooals zij me noemen), die niet half zooveel gezegd had als ik. Zonderlinge lui, vindt ge niet? De oude schijnt te trachten zoo goed voor mij te zijn als hij kan; ik voel dat het niet is zooals de eerste week van mijn verblijf hier. En toch is hij zeer goed voor mij. Dezen morgen hoorde hij van Piet, dat ik niet bij kas was. Hij had het nauwelijks vernomen of hij gaf me vijf pond, en zei me, dat ik het hem later kon teruggeven. Zooals ge ziet zijn ze voor mij zeer goed; maar de hartelijkheid is geweken. Ik heb er veel over nagedacht en kan alleen tot het besluit komen, dat het verschil van meening tusschen mij en hen voortspruit uit hun boerschheid. Om u een denkbeeld er van te geven, welke zonderlinge menschen uw nichten zijn: grappig pratend met een van de meisjes had ik een nogal grove uitdrukking gebezigd. Zij ontvlamde gelijk gelijk een furie (hoe schoon was ze!) en zei me geen tweede maal dergelijke uitdrukkingen in haar tegenwoordigheid te bezigen, en al de meisjes verlieten de kamer. Het zonderlingste is, dat al de kinderen en de kleinkinderen van oom (er zijn er wat!) zijn gelijk de oude lui. De ergste onder hen is Piet. Hij is eenige jaren ouder dan ik. We komen in 't geheel niet overeen. We hadden samen al hooge woorden. Hij noemt me een ‘verd. rooinek’, wat ik nog liever ben dan een verkwezelde boer zooals hij is. Dat zei ik hem openlijk. Maar ik word dol, wanneer ik aan de verachting denk, waarmeê hij mij sedert dien
tijd behandelt.
Men mag hier geen Engelsch spreken, men mag hier niet zweren of ze nemen het kwalijk. Zoo ziet ge dat mijn leven niet zeer aangenaam is. (Wordt vervolgd.)