Het Nederlandsch in Amerika.
Er wordt tegenwoordig nogal veel gesproken, en nog al veel geschreven over het belang. dat de studie van de Nederlandsche taal voor het Amerikaansche volk kan hebben. Zooals onze lezers weten is New-York (vroeger Nieuw-Amsterdam geheeten, evenals Brooklijn vroeger Breukelen heette) oorspronkelijk een Nederlandsche kolonie geweest. Het schijnt, dat er voor de geschiedenis van de Nederlandsche nederzetting tamelijk vele ongedrukte bronnen te New-York bestaan en dat deze alle in 't Nederlandsch zijn.
Een dame, mevrouw Morse Earle heeft zich de moeite getroost onze taal aan te leeren en heeft een uiterst interessant opstel geschreven over de vroegere geschiedenis van Nieuw-Nederland, en zijn hoofdstad Nieuw-Amsterdam.
Aan dit opstel ontleenen wij een enkel verhaaltje:
‘Toen de koene Hollandsche zee-kapitein De Vries - de belangwekkende figuur in de eerste geschiedenis van Nieuw-Nederland (New-Yorkstaat) - in het kerkelooze Nieuw-Amsterdam kwam, waar wel een dominee, maar geen gebouw voor den eeredienst was - verweet hij op hevigen toon den directeur Kieft van de Westindische Compagnie zijn uitstellen en gebrek aan vroomheid, zeggende dat het een schande was om aan Engelschen de leelijke schuur te wijzen, welke te Manhattan als kerk moest dienen, terwijl het eerste wat in Nieuw-Engeland (Massachussetts) gebouwd werd na de woonhuizen, steeds een fraaie kerk was.
Hij toonde aan, dat men in Nieuw-Nederland beschikte over voortreffelijke en goedkoope bouwstoffen - goed eikenhout, deugdelijke bergsteen, uitmuntende kalk. Hij gaf zelf honderd gulden voor den bouw. Directeur Kieft beloofde duizend gulden in naam van de Compagnie en toen kwam er een gelukje bij. De dochter van dominee Bogardus huwde juist in dat jaar. Een collecte werd gehouden op de bruiloft, en nadat de wijnkannen den vierden keer waren rondgegan, wedijverde ieder in vrome vrijgevigheid. Eenige dagen later betreurden eenigen hun vrijgevigheid, maar directeur Kieft hield hen aan hun woord en nam geen verontschuldigingen aan.’
‘Binnen het fort verrees nu de steenen kerk dat het schoonste gebouw van Nieuw-Nederland genoemd werd’.
***
Allerlei merkwaardige bijzonderheden over de kerken van dien tijd worden gegeven en de schrijfster, mevrouw Morse Earle, heeft de Hollandsche bronnen, de annalen en kerkboeken van Nieuw-York met zorg geraadpleegd.
Vooral zij die het verleden van den staat en stad New-York bestudeeren, gevoelen toch telkens dat de kennis van het Hollandsch voor hen onontbeerlijk is.
Dit heeft, ten gevolge gehad, dat een Amerikaansch blad de wenschelijkheid heeft aangetoond, om te New-York aan de universiteit de gelegenheid te openen de Nederlandsche taal te kunnen bestudeeren.
Voor de studie van het Nederlandsch beschikt New-York over veel bouwstoffen.
Men heeft gedrukt en ongedrukt tal van bescheiden, die voor de geschiedenis van groot belang, maar nog ongebruikt zijn, in oude gebouwen en kerken bewaard. Aanzienlijke verzamelingen van Hollandsche boeken zijn er. De Astor library bezit 5000 deelen van Hollandsche letterkunde en geschiedenis, Columbia University heeft er 2500, enz.
Het blad, waarvan wij gewaagden, is The Nation.
In een uitgebreid artikel dat de vorige maand is verschenen, wordt aangetoond welk groot belang er de New-Yorkenaars bij kunnen hebben in hunne stad een goede gelegenheid te hebben om Nederlandsch te leeren.
Het blad zegt:
‘Wat noodig is in de eerste plaats is dus gelegenheid om die taal grondig en op wetenschappelijke wijze te leeren van een “competent university professor.”
Nadat het blad gewezen had op het overwegend belang voor taalgeleerden van Duitsch en IJslandsch, vestigde het er de aandacht op, dat de Hollandsche letterkunde noch gering noch onbelangrijk is. “Ze heeft op verschillende tijden een niet te loochenen invloed gehad op Duitsche en Engelsche letterkunde. Hollandsche letterkunde is een integreerend deel van die onderlinge actie en reactie, welke zoo in het oog springen in de evolutie der letterkunde van Europa en van de wereld; en door er geen aandacht aan te schenken mist men vaak den leiddraad welke den weg zou wijzen uit donkere plaatsen.”
Doch dit geheel daargelaten, heeft de Hollandsche letterkunde per se bovendien eigenaardige schoonheid... ze bevat de onsterfelijke werken van onsterfelijke mannen en vrouwen ook.
In Holland is de lier aangeslagen voor lierdichten, zoo zoetvloeiend als er eenige in de poëzie van Europa te vinden zijn, en Hollands proza was soms even klankrijk als deze. En indien men meent dat dit meer van het verleden geldt dan van het heden, zoo moet men slechts bedenken dat de Hollandsche “sensitivisten” van tegenwoordig een eigen voorste rei geven aan het machtigste leger van het moderne realisme.’
‘Wanneer we bovendien gewagen van Kuenen en zijn school van Bijbelcritiek, dan duiden we tevens de noodzakelijkheid aan voor elken modernen theoloog om Hollandsch te leeren, wil hij volkomen uitgerust zijn voor zijn taak.’
Het Amsterdamsch Handelsblad vermoedt dat de schrijver van dit artikel, geen ander is dan de Heer Godkin, die eenige jaren geleden Amsterdam en Holland kwam bezoeken. Luide heeft hij toen zijne ingenomenheid met Nederland betuigd; hij had dienaangaande een interview met een Hollandschen reporter.
‘Uw land, uw volk en uw taal zijn niet half genoeg bekend!’ was een zijner laatste woorden.
In het dagbladartikel waarvan wij gewagen, wordt verder ook gewezen op het belang van kennis van het Nederlandsch, voor hen die het Duitsche en Engelsche taaleigen wel begrijpen willen. Vele van onze spreekwijzen, uitdrukkingen hadden den Heer Godkin zeer getroffen.
The Nation zegt:
‘Vooral zijn Engelsch en Hollandsch nauwverwante talen (fundamentally akin) en vele onveranderlijke eigenaardigheden van de eene taal, welke tot nu overklaard bleven en onverklaarbaar werden geacht, zullen zonder twijfel