Neerlandia. Jaargang 1
(1896-1897)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Nederlandsche Taal op de Nederlandsch West-Indische eilanden,Door J.H.J. Hamelberg, Archivaris. Vervolg en slot.Het hiervoren genoemd Papiementsch vindt volgens mijne meening zijn oorsprong in de talen van de ‘Pees de Indias’ en Macgeron ‘slaven, de eenige negerstammen, waarvan slaven uit Afrika op de Benedenwindsche eilanden werden ingevoerd. Door de vele negerslaven van dezelfde stammen, die hier, na een korter of langer verblijf in de Spaansche kolonies, ingevoerd werden, door het Portugeesch, dat de Israelieten spraken, en door de belangrijke scheepvaart op de Zuid-Amerikaansche kust (matrozen waren meest slaven), werden er in het Papiementsch langzamerhand zooveel woorden van Spaansche en Portugeeschen oorsprong opgenomen, dat de landstaal thans al zeer weinig overeenkomst meer moet vertoonen met haar oorspronkelijke Afrikaansche moedertaal. Ook enkele Nederlandsche woorden hebben eene plaats gevonden in het Papiementsch, hoofdzakelijk namen van zaken van dagelijksch gebruik, die den Afrikaanschen neger onbekend warenGa naar voetnoot(1). Zoo is het Papiementsch een mengelmoes geworden van Afrikaansch, Portugeesch, Spaansch en Hollandsch, waarom het door velen niet als een taal, doch als een dialect beschouwd wordt. Ik ben het hier echter niet mede eens, vooral niet, omdat het m.i. in het geheel niet te bepalen is, van welke taal het Papiementsch dan een dialect zou moeten zijn. Andere talen hebben zonder twijfel veel invloed uitgeoefend op het Papiementsch, doch zoo hebben b.v. het Deensch, Saksisch, Latijn en Fransch invloed geoefend op de taal der oorspronkelijke bewoners van Engeland, hetgeen daarom het Engelsch nog niet tot een dialect maakt. Het Papiementsch heeft eigen vaste vormen voor de tijden der werkwoorden en de vorming van het meervoudGa naar voetnoot(1), aan geen der talen, die er invloed op hebben uitgeoefend, ontleend. Het Papiementsch mag dus een taal zijn, die verbasterd is, het mag een arme, gebrekkige taal zijn, zoodat men haar om zich daarin uit te drukken, soms als het ware met Hollandsche of Spaansche woorden moet doorspekken, doch eene taal blijft het desniettemin. Het in de kolonie overheerschend denkbeeld echter, dat het Papiements een dialect is, is blijkbaar de oorzaak geweest, dat men zich nooit eenige moeite gegeven heeft zich in het schrijven dier taal aan vaste regels te houden. Iedereen schrijft het zooals hij verkiest: de een gebruikt de klanken der Spaansche, de ander die der Hollandsche taal om den klank van Papiementsche woorden weer te geven, ja zelfs gebruikt dezelfde schrijver in een zelfde stuk meermalen nu eens de Spaansche dan weer de Hollandsche spelling. Dat hierdoor het lezen en verstaan der landstaal zeer lastig wordt, vooral voor den minder ontwikkelden man, zal er wel geen betoog behoeven. Evenmin zal het noodig zijn aan te toonen, dat zoolang men de mindere bevolking moeilijkheden in den weg legt om haar eigen taal te leeren lezen en schrijven, er geen sprake kan zijn van het verbreiden der Hollandsche taal, anders dan op zeer gebrekkige wijze. Een eerste vereischte om de Nederlandsche taal op de Benedenwindsche eilanden onder, wat men noemen kan, de bevolking te verbreiden, acht ik het daarom te beginnen met eene regeling der landstaal door daartoe bevoegde personen. Bij zulk een regeling zou dan de Hollandsche- en niet de Spaansche-spelling van Papiementsche woorden zooveel mogelijk gevolgd dienen te worden om later het lezen van het Hollandsch voor den minderen man gemakkelijker te maken. Eénmaal zulk een regeling aangenomen, zou het volgen daarvan bij het onderwijs op de Gouvernements- en gesubsidieerde scholen verplichtend moeten worden gesteld. Eerst als de bevolking haar eigen taal vloeiend kan lezen en schrijven, kan er met vrucht gewerkt worden aan de verbreiding eener andere taal. Daarbij zou het dan op de scholen, door de kinderen der mindere klasse bezocht, verplichten moeten zijn in b.v. de twee hoogste klassen het Hollandsch uit het Papiementsch te onderwijzen en zouden er voor dat doel leerboeken - die thans ten eenenmale ontbreken - beschikbaar moeten worden gesteld. Om den toestand op de Bovenwindsche eilanden te verberen, is het m.i. a priori noodig de bepalingen van het voornoemd Publicatieblad van 1872 in te trekken, desnoods enkele uitzon- | |
[pagina 3]
| |
deringen toelatende, en ook dààr het onderwijs in de Nederlandsche taal op de Gouvernementsscholen verplichtend te stellen. Een latere zorg zal het dan moeten zijn geen persoon als ambtenaren aan te stellen dan zulke, die Hollandsch kunnen spreken en schrijven. Vooral op de kleinere eilanden, waar een ambtenaarsbaantje door velen als een desiratum beschouwd wordt, zou dit laatste als een goede prikkel werken. Curaçao, 28 Juni 1896. |
|