[November 1896]
De familie ⋆⋆⋆ of de Engelschgezinde Afrikaner.
Historisch Romantisch Verhaal
Door
A.J.v.d. Walt,
Gatsrand, distr. Potchefstroom. 3.
't Is December 1881 te Paardekraal! 't Jaar was bijna ten einde gesneld - een der opmerkelijkste jaren in de geschiedenis van het Afrikanerisme. In de Z.A. Republiek zag men op den 1sten dag van Januari 1881 het land in een bloedigen strijd met het machtige Engeland. Wat Engeland in 1842 in Natal deed, was op den 1sten April 1877 te Pretoria herhaald. En wat de Emigranten te Congella en Durban trachtten te doen. werd door hunne nazaten door Hooger hulp met beter gevolg ten uitvoer gebracht. De Transvaalsche Boeren hadden eindelijk naar de wapens gegrepen, vast besloten, om liever tot den laatsten man toe overweldigd te worden, dan de geschiedenis van Natal te laten herhalen. En het behaagde Hem, die aller volken lot bestuurt, een klein en zwak volk telkenmale de overwinning te schenken over den zoo machtigen en gevreesden onderdrukker. En opdat God de eer zou krijgen werd alles zoo wonderlijk bestierd van Boven, dat in al de gevechten altijd slechts een handje vol Boeren tegen den vijand moest strijden. Het leek toen heel anders te Bronkhorstspruit, Lange Nek, Potchefstroom en Amajuba dan vroeger in Natal en Boomplaats. De wapenfeiten der Boeren hadden door de gansche beschaafde wereld naam gemaakt. En door Gods alwijs bestuur kreeg het Transvaalsche Volk land en onafhankelijkheid terug. En zoo is ons tafereel ditmaal te Paardekraal. Te Paardekraal was men voor het laatst samengekomen, toen alle vreedzame pogingen tot het herkrijgen van het goed recht vruchteloos bleken. Daar kwamen de burgers te zamen in diepen druk en zwoeren elkander trouw tot in den dood. En... de oorlog werd aanvaard met 100 kansen tegen één om te slagen. Doch de Heer der Heirscharen vocht mee... en zoo is het dat een dankbaar volk zich nu rondom hun opgerichten steenhoop schaart, om daar, bij het in donkere dagen opgerichte ‘Ebenhaezer,’ Gode hunne gelofte te betalen. Er stonden honderden wagens. Aanspraken werden door de
‘voormannen’ gehouden. Dankdiensten vonden onder leiding der predikanten plaats. Men vierde waarlijk feest. Uit die schaar ging menig stil dankgebed op. Onder hen die dit deden was de ons bekende boer, de heer P***, nu een grijsaard van bijna 70 jaren. Ook hij was tot het feest opgekomen. Ook hij had daar trouw gezworen op den 13 December 1880. Hij was een der Volksraadsleden, die in de buitengewone zitting deelnam aan de herstelling der Regeering. Getrouw had hij met zijne zoons al de Volksbijeenkomsten in den tijd van de ‘tusschenregeling’ bijgewoond. Drie zijner zoons hadden te Potchefstroom en één later op Amajuba tegen den vijand gevochten. En nu was hij een paar dagen vóór het feest van zijne plaats, in het district Lichtenburg naar Paardekraal opgekomen. Laten wij, geëerde lezer, echter eerst de lotgevallen van onzen held, sedert we van hem laatst op de Drakensbergen in 1848 afscheid namen, kortelijks nagaan. Hij was uit Natal een tijd in de nabijheid van Winburg gaan wonen. Na den slag bij Boomplaats was hij naar de Transvaal getrokken. Hij zette zich in het district Potchefstroom neder, en bleef er tot kort vóór de Annexatie, toen hij, om redenen die hier niet behoeven beschreven te worden, naar het distr. Lichtenburg vertrok. Hij had aan al de Kafferoorlogen meegedaan. Donkere dagen waren over hem gegaan, toch was hij een der welvarendste boeren van de omgeving. Door schrander inzicht in zaken werd hij eerst tot Veldkornet en later tot Raadslid gekozen. Niettegenstaande de zware en donkere tijden, die zijn land had doorgeworsteld. vanwege Kafferoorlogen, en den zoo betreurenswaardigen burgeroorlog - koesterde hij de beste verwachtingen aangaande zijn land. Doch... daar daagde de oude en door hem zoo gehate vijand weer op, en ontroofde hem zijn tweede vaderland.
Moest hij nu op zijnen ouden dag weer trekken? Neen, hij gevoelde het, ditmaal kon zijn volk deze nieuwe ontrooving van zijn onafhankelijkheid niet toestaan, en wie weet, God zal zich hunner misschien ontfermen. In dien geest sprak hij steeds in den tijd van lijdelijk verzet, tot zijne medeburgers. En hij was niet beschaamd uitgekomen. Daar stond hij dicht bij den steenhoop, waaronder ook zijn steen was, boven hem wapperde de zoo dierbare ‘vierkleur.’ Hij stond daar met een hart van dankbaarheid overvloeiende. Verwondert gij u dat hij op het hooren zingen van: ‘Maar God, die uitkomst heeft gegeven, Zij lof voor Land en Staat’ met tranen en de oogen ten hemel blikte, en dat dit voor hem eene even zoo onvergetelijke gebeurtenis was, als Slachtersnek en Mooi-riviers moordtooneel? Verwondert gij u, lezer, dat hij luid en schel de woorden van zijnen ouden vader te Slachtersnek gesproken, meent te hooren en daar onwillekeurig: Amen! op volgen laat? Zoo gij u hierover verwondert, zoo uw hart in uw borst niet aan het kloppen gaat, wanneer ge uw geest bezig houdt met al deze episoden uit de geschiedenis van ons volk, - zoo Slachtersnek, Natal, Amajuba en Paardekraal alleen bloote klanken voor uw gehoor zijn, zoo de vermelding dezer en nog andere namen u het hart niet trillen doet, weet dan, lezer, dat gij geen ware Afrikaner zijt. Ja, weet, dat gij dan een der verachterlijkste schepsels onder de zon zijt. Uwe voorouders hebben sedert 1816 geleden en gestreden en gij veracht hun lijden. Gij sluit u dan bij den vijand aan, en verkiest misschien zijne zeden, zijne taal boven die uwer vaderen. Dezulken als gij zijt, heeft de oude grijsaard te Slachtersnek vervloekt evenals Noach zijn ontaarden zoon Cham vloekte. Zijt gij een Afrikaner, lezer, en vindt gij bij u, wat ik hier opsomde, dan ook zijt gij een van hen met wier lotgevallen wij verder ons zullen bezighouden, namelijk
een Engelschgezinde Afrikaner!