Onze taal in de Nederlandsche kolonie Curaçao.
De Terneuzensche Courant schreef onlangs: ‘Mrs. Jellyby liet haar eigen huishouden te Londen in 't honderd loopen, omdat zij al hare belangstelling wijdde aan negerkindertjes in Afrika, zoo verhaalt Dickens.
Ietwat Jellyby-achting lijkt Nederland, dat een “Taalfonds” sticht voor Zuid-Afrika, terwijl, blijkens eene correspondentie uit Curaçao in de “N.R. Ct.,” op de sedert eeuwen aan ons behoorende eilanden Bonaire en Aruba slechts door enkele families Hollandsch wordt gesproken, maar de inlanders die taal niet verstaan en op St. Eustatius, St. Martin en Saba Hollandsch letterlijk eene vreemde taal is. Engelsch is daar de taal van school, kerk en gerechtszaal; een Hollander moet zich van een tolk bedienen, waarvan de kosten op zijne rekening komen; zelfs de raden van justitie zijn de Hollandsche taal niet machtig’.
Deze woorden moeten natuurlijk niet opgevat worden als een afkeuring of miskenning van het edele streven van de Nederlandsch Zuidafrikaansche Vereeniging. Het handhaven van onze taal in Zuid-Afrika is van overwegend belang voor onzen stam en het is niet meer dan behoorlijk, dat het Nederlandsche volk daarvoor zijn beste krachten inspanne. Maar omdat men het een doet moet men het ander niet nalaten. Bovenstaande woorden zijn een bewijs, dat een Algemeen Nederlandsch Verbond, dat zich voor de handhaving en de verbreiding van onze taal, niet zou bepalen tot één streek, maar overal, waar zijn invloed reikt en voor zoover zijn krachten het toelaten, zou werkzaam zijn om onze taal in 't leven te houden en het besef van onze stameenheid te doen ontstaan of te versterken, wel degelijk zijn grootsche roeping heeft. Aan het boven aangehaalde voegen we nog de onderstaande inlichtingen, door den Heer Coers in de Utrechtsche Courant gegeven:
‘Hoe beschamend, dat zoo bitter weinig voor de handhaving der Hollandsche taal in onze kolonie gedaan is.
Uit de Nederlandsche koloniale klas wordt f 10,000 voor onkosten van onderwijs besteed, om de bevolking hoe langer hoe meer te verengelschen.
Is het niet stuitend voor ons nationaliteitsgevoel?
Uit de (Nederlandsche) koloniale kas worden twee leeraren van het Engelsche Methodistengenootschap en een Anglikaansch geestelijke bezoldigd.
Door Nederlandsch geld wordt sedert jaren uitsluitend Engelsch gepreekt.
Is zoo iets niet meer dan bedroevend?
En de rechtspraak geschiedt er steeds in het Engelsch.
Een geboren Hollander, die in deze Nederlandsche kolonie voor een Nederlandschen rechter verschijnt is verplicht extra onkosten te betalen, omdat hij Nederlandsch spreekt en geen Engelsch verstaat.
't Is meer dat ergerlijk!
In een volgend nummer nemen we een bijdrage op van den Heer Hamelberg te Curaçao, die onze lezers volkomen op de hoogte zal brengen van den toestand, waarin onze taal in die kolonie verkeert.