Neerlandia. Jaargang 1
(1896-1897)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet Nederlandsch in de Zuidafrikaansche Republieken.Een landgenoot schreef aan het Laatste Nieuws (Brussel) den volgenden brief, die bewijst welke vorderingen onze taal in Zuid-Afrika maakt:
‘Een parlementair voorval, dat verdient aan uwe Vlaamsche lezers te worden bekend gemaakt, is in den Volksraad van Oranje-Vrijstaat te Bloemfontein voorgevallen. In den loop van de besprekingen over het budjet (artikel: kerkelijke toelagen) heeft M. Grobler, een amendement voorgesteld, houdende eene bepaling om alle toelagen te weigeren aan kerken waar de predikatiën niet in het Nederlandsch worden gehouden. Het amendement werd verworpen; maar het feit een dergelijke ontboezeming te zien in den schoot van een Zuidafrikaansch parlement is hoogst teekenend, hetgeen toont dat men hier, evenals bij ons, den goeden strijd aangaat voor de moedertaal. Het gebruik van het Nederlandsch wordt meer en meer algemeen in den Vrijstaat en bovenal in Transvaal. Hier spreekt men bijna uitsluitend de Nederlandsche taal in alle staatsdienst-gebouwen, in de gerechtshoven, in het openbaar onderwijs, de spoorweg-administratie, enz. Versta mij goed! het zuiver Nederlandsch. Zelfs in de groote handelshuizen en de Engelsche banken, is het personeel zoodanig gekozen dat het Vlaamsche publiek zijn zaken kan doen zonder tot een vreemde taal zijn toevlucht te moeten nemen. Deze gunstige toestand strekt zich natuurlijk niet tot Johannesburg uit, waar John Bull als meester heerscht en zijn taal op den voorgrond plaatst op de hooghartige wijze die men van hem gewoon is. Deze taalquaestie is oorzaak dat de Belg, die naar Transvaal “emigreert”, zich hij voorkeur te Pretoria vestigt. Hij bevindt zich daar in een middelpunt waar men zijne taal spreekt en begrijpt, hetgeen zijn verblijf vergemakkelijkt. Dit feit toont eens te meer, van welk groot nut voor ons Belgen de kennis van het Nederlandsch is, en hoe wenschelijk het zou zijn aan de beoefening dezer taal een breeder plaats te schenken in ons nationaal onderwijs. *** De kleine Belgische kolonie te Pretoria wordt grooter, wel is waar langzaam, maar toch zij vergroot. Men telt op dit oogenblik een dertigtal Belgen in de hoofdstad der Z.A. Republiek. Een ongeveer even groot aantal woont in het overige deel des lands. Onze landgenooten van Pretoria hebben zich tot eene vereeniging gevormd, ten einde onder elkander de nationale banden nauwer toe te halen en aan de nieuwgekomen Belgen, de eerste inlichtingen, dikwijls zoo nuttig, te verschaffen. De maatschappij, hoewel slechts over zéér beperkte middelen beschikkende, heeft fier de Belgische vlag hoog gehouden, en zij rekent veel nut te stichten. Behalve onzeGa naar voetnoot(1) Consul, M.J. Dubrucq, telt de Belgische kolonie twee Gentsche geneesheeren met hun familie, een advocaat en een Brusselsch bouwkundige. Een tiental onzer landgenooten zijn bedienden aan den spoorweg, waar zij in het algemeen zeer worden gewaardeerd. De andere Belgen hebben betrekkingen in den handel of de administratie. Allen bevalt het uitmuntend in hun aangenomen vaderland en zij zullen gaarne bijdragen om in de Transvaal nieuwe wegen te openen voor de werkkracht van het moederland. Eindelijk is het hoog tijd dat de Belgische nijverheid en handel eene breedere plaats gaan innemen op dit groote arbeidsveld, plaats die zich hier, sedert een tiental jaren, de handelswereld ruimschoots aanbiedt.’ Omtrent de Vereeniging te Pretoria, waarvan in den brief gesproken wordt, kunnen we mededeelen, dat hij tot stand kwam onder het eerevoorzitterschap v.d. Heer P.C. Baerveldt, Consul van België te Pretoria, onder den naam van Belgische Bond van Zuid-Afrika. De B.B. is toegetreden tot het A.N.V. en zal een jaarl. bijdrage betalen van 125 fr. |
|