zou weinig kwaad bij zijn. Maar, dat het de Vlamingen bij de 400 Zuidafrikaansche leden - haast zou men zeggen, dat het er op berekend is - doet doorgaan als onoprecht in hun geestdrift voor taal en nationaliteit en in de betuiging van hun sympathie voor hun Zuidafrikaansche stamverwanten, al kunnen ze van die sympathie door 't schenken van veel geld niet doen blijken, dat is ons veel minder naar den zin. Dat Vlaanderen veel meer had kunnen bijdragen tot het Taalfonds, is zeer zeker, en dat het niet meer bijgedragen heeft, daaraan heeft 't gebrek van eenige organisatie voor 't inzamelen van gelden alleen de schuld. Maar toch kon men van den Vlaming niet verwachten, dat hij ‘zeer diep in de beurs zou tasten’ omdat die beurs door den eigen taalstrijd, dien hij voert, al zeer ernstig aangesproken wordt. Het is den Heer Spruyt toch geen geheim, dat de Taalstrijd op het budget van den flamingant een zwaren post uitmaakt. Behalve dat hij de gewone lasten draagt van een lid van eene beschaafde samenleving, heeft hij zijn Willems-Fonds, zijn Bond van de Oud-leden van 't Zal Wel Gaan, zijn Nationaal Vlaamsch Verbond en tal van kringen en kringetjes, die zijn ondersteuning noodig hebben; hij heeft zijn Vlaamsch dagblad, zijn Volksbelang, zijn Vlaamsche School en zooveel tijdschriften; hij heeft zooveel zaken, die door zijn opofferingsgeest moeten in 't leven gehouden worden. De taalstrijd vergt per centen van zijn jaarlijks inkomen, alhoewel hij doorgaans niet met aardsche goederen gezegend is. Wanneer hij dan toch den moed heeft om het als voorwacht van den Nederlandschen stam in Europa tegen den Romaanschen invloed vol te houden, dan verdient hij wel wat meer dan a sneer.
Den 4 Januari 1896 heeft de Nederl. Z.A.V. het verslag ontvangen van de Commissie voor emigratie. Deze is na velerlei onderzoek en langdurig beraad tot het besluit gekomen, dat de stichting van eene emigratie-maatschappij niet wenschelijk is. Ze stelde daarentegen voor:
1o De herinrichting van het informatie-bureau in dier voege dat een speciaal daarvoor aangewezen persoon geregeld in correspondentie zou zijn met verschillende deskundigen in Zuid-Afrika, die hem op de hoogte houden van den wisselenden toestand der arbeidsmarkt op verschillende plaatsen, terwijl dezelfde persoon een paar malen per week zitting zou houden om mondelinge inlichtingen te geven aan elk, die ze verlangt.
2o De oprichting van een Voorschotbank, die tegen matige rente het reisgeld voorschiet aan personen, die naar Z.A. willen verhuizen of zakelijke zekerheid aanwijzen voor de betaling van de vast te stellen annuiteiten.
Aan 't eerste voorstel heeft het Bestuur uitvoering gegeven. Op 1 Februari trad de Heer D.R. Van Urk op als Chef van het Bureau van Informatie van de N.Z.A.V. Tweemaal per week, Dinsdag en Vrijdag, van 3 tot 5 houdt hij zitting in 't Bureau, Rokin 60, om mondelinge vragen te beantwoorden. Sedert de opening van het Bureau, tot 1 Mei werden aan 202 personen schriftelijke, en aan 191 personen mondelinge inlichtingen verstrekt.
Omtrent het 2e voorstel nam het Bestuur nog geen beslissing.
Het verslag vermeldt verder het bestaan van een ‘Kamer van Navraag’ (dat klinkt wel eens zoo Nederlandsch als Bureau van Informatie) te Pretoria, adres M.C. Barendsen, Postbus No 383, die vooral te Pretoria aankomende Nederlanders te recht helpt. Te Johannesburg kunnen ze ook voortgeholpen worden door den Secretaris der afdeeling, den Heer W. Th. Van Konijnenburg.
In 't voorjaar van 1895 werd eene ‘Vereeniging van onderwijzers en onderwijzeressen in de Z.A.R.’ opgericht, met een eigen orgaan, het ‘Christelijk Schoolblad’, onder redactie van de Heeren Tromp en Boersma.
In 1895 zond de N.Z.A.V. voor 966 fr. 875 boeken naar zeven bibliotheken, twee in de Kaap-Kolonie, te Wellington en te Klipfontein; twee in den O.V. te Bloemfontein en te Philippolis; drie in de Z.A.R. te Vrijheid, te Heidelberg en te Ottooshoop (Marico).
Door de bemoeiingen van de N.Z.A.V. werd nu eindelijk de vestiging van een een Nederl. boekhandel te Pretoria mogelijk! De Amsterdamsche Boekhandelaar J.H. De Bussy droeg aan den Heer R.B. Dozy de leiding van een boekhandelszaak te Pretoria op. De Heer De Bussy werd in deze zaak door de N.Z.A.V. gesteund door een renteloos voorschot.
Nog was deze boekhandel te Pretoria niet geopend of het Bestuur kreeg het bericht van de vestiging van een Nederl. Boekhandel te Pretoria door de Maatschappij ‘Nederland’ te 's Gravenhage, terwijl aan den anderen kant de firma Jac.Dusseau van Amsterdam, die sedert 1894 een boekhandel te Kaapstad geopend had, mededeelde dat ze voornemens was in de eerstvolgende maanden een filiaal te Pretoria te vestigen, zoodat er nu opeens drie Nederl. boekhandels te Pretoria zouden zijn in plaats van een. Als ze nu maar elkander niet dooden.
De pogingen van de N.Z.A.V. om het studeeren van Zuidafrikaners aan Nedl. hoogescholen te vergemakkelijken - gematriculeerden van de Cape-University worden aan Engelsche, Schotsche, Duitsche hoogescholen, doch niet aan Nederlandsche toegelaten - werden tot hiertoe door geen gunstigen uitslag bekroond. Inmiddels gaan Engeland, Schotland en Duitschland voort de geëxamineerden van Cape-University tot zich te trekken en laat Nederland de kans voorbijgaan om de jonge Afrikaners, die voor een hooger opvoeding naar Europa komen, het geestelijk voedsel aan te bieden. Terecht zegt het verslag hierbij: ‘Dat is een feit en daarom moet men het gelooven. Maar als een geschiedschrijver het mededeelde, zou men geneigd zijn te meenen, dat hij ons een fabeltje op de mouw spelde’. Het is waarlijk onbegrijpelijk.
Ten slotte vermeldt het verslag de plechtige ontvangst van Dr. Leyds, Staatssecretaris van de Z.A.R. te Amsterdam; het zenden van een brief van gelukwenschen aan den nieuw benoemden President van den O.V., den Heer Steyn; van een brief van leedwezen over zijn aftreden aan den vroegeren President Reitz; het verzamelen van 17,000 fr. voor de gewonden in de ramp te Johannesburg den 19/2/96.
Het verslag bevat als bijlagen: 1o de lijst van de leden van het Bestuur; 2o die van de correspondenten, donateurs en leden; 3o de raming van inkomsten en uitgaven; 4o het stuk Aan het Engelsche Volk, door de N.Z.A.V. in vier talen uitgegeven den 8/1/96; 5o een ander Aan onze Landgenooten; 6o een derde Aan het Nederlandsche Volk om het op te wekken tot toetreding tot de N.Z.A.V.; 7o verslag van het Bureau van Informatie; 8o Rede van den Heer G.A.A. Middelberg, Directeur van de Nederl, Z.A. Spoormaatschappij over de vraag: Is emigratie van Nederlanders naar Zuid-Afrika wenschelijk en zoo ja, onder welke conditie? op het congres van de Nederl. Vereeniging voor Zuid-Afrika, gehouden te Pretoria op 27/9/96; 9o brief van den Minister van Binnenlandsche zaken aan de N.Z.A.V.; 10o het verslag van bestuurders van het studiefonds voor Zuidafr, studenten over het jaar 1895; 11o de rekening en verantwoording van het studiefonds; 12o het reglement van de stichting. Het studiefonds voor Zuidafrikaansche studenten.
Het verslag bevat ook eene kaart van Zuid-Afrika.