De Nederlandsche zanger, voor den burger(ca. 1790)–Anoniem Nederlandsche zanger, voor den burger, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] De dronkenschap. Wijs: Ja zwart wil ik wel weezen. 1. Van alle kwaê gewoontens, Is de ergste, dronken zijn; De spreuk zegt wel met reden, Een dronkaart is een zwijn, Een dronkaart is een zwijn: Hij draagt schier ieders haat, Hij is tot niets in staat, Hij kent vermaak noch zegen, En loopt vast de armoê tegen, Al wat hij loopen kan, Hij is Gewis Een ongelukkig man, Een ongelukkig man. 2. De smaakelykste spijzen Of een oudbakken korst, Is hem al zo om 't even, Hij heeft slechts altijd dorst, Hij heeft slechts altijd dorst: Gezondheid kent hij niet, Een vrouw is hem verdriet, Maar geef hem volle flesschen, Dan is hij klaar van zessen, Dan vecht hij wat hij kan: Hij is Gewis Een ongelukkig man, Een ongelukkig man. [pagina 4] [p. 4] 3. Een slokjen kan passeeren Als 't op zijn' tijd geschiedt, Dat kan een mensch niet hindren, Een slokjen, meer ook niet: een slokjen meer ook niet. Dat drijft de dampen heen, En maakt zo hard als steen; 'T bezielt de doffe geesten, Maar zuipen als de beesten, Dien dat behaagen kan, Die is, Gewis, Een ongelukkig man, Een ongelukkig man. 4. De min wil tusschen beiden Ook wel een dropjen nat, Het schalke Cupidootjen, Kruipt wel eens in een vat, Kruipt wel eens in een vat. Een slokje of glaasje wijn, Is dikwijls medicijn; Maar dronken is afschuwelijk, De zwelgerij is gruwelijk; Dien zij behaagen kan, Die is, Gewis, Een ongelukkig man, Een ongelukkig man. Vorige Volgende