De Nederlandsche zanger in alle gezelschappen(1852)–Anoniem Nederlandsche zanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van meer dan 100 uitgezochte gezelschaps-liederen Vorige Volgende No. 100. Lofzang der schepping. De Schepping wijdt aan U, o nooit begonnen O naamloos God! haar dankbaar lied, Maar de eindlooze lof van werelden en zonnen, Bereikt uw grootheid niet. bis. Toch ziet Uw oog op al Uw werken neder, Gelijk het oog eens vaders doet; Neen! als een moeder op het wigtje, dat zij teder Aan 't gloeijend harte voedt. De lofzang der natuur gaat niet verloren Voor U, o Oppermajesteit! Oneindige! Gij wilt het gonzend mugje hooren, Dat uwen roem verbreidt. De Seraf gloeit voor U - Gij vangt zijn toonen, En duldt het wormpje, dat u prijst, [pagina 115] [p. 115] Dat uit de wereldbol, waarin zijn magen wonen, Het stofje, U dank bewijst. De noodstorm huilt uw lof; de donders meldeu Uw kracht, die rotsen nederstort, En 't zuidend koeltje blaast Uw goedheid door de velden, Wanneer het lente wordt. Het steile dennenwoud verheft de toppen, En rnischt Uw grooten naam ter eer; Het nachtviooltje juicht, en plengt de koele droppen Des dauws wellustig neer. 't Zingt al Uw lof, maar schoon zij allen zwegen, Hoe nuttig waar, o God! die schijn; Hun stil geluk verried, dat de oorsprong van dien zegen, De Oneindige moet zijn! Vorige Volgende