De Nederlandsche zanger in alle gezelschappen(1852)–Anoniem Nederlandsche zanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van meer dan 100 uitgezochte gezelschaps-liederen Vorige Volgende No. 66. Het wachtende meisje. Wat wordt het laat, de klok slaat acht, Waar of mijn Dorus blijft? 't Valt moeilijk als men iemand wacht, En als de vreeze ons drijft; Te twijf'len aan zijn trouw, Hij heeft misschien berouw, Dat hij een meisje zonder geld Gevraagd heeft tot zijn vrouw. bis. Maar foei, - wat doet het ongeduld Mij onregtvaardig zijn, 'k Veroordeel hem vast buiten schuld, En doe mij zelve pijn. Ik ken zijn braaf gemoed; Hij zoekt geen geld of goed: Maar een getrouw en teeder hart, Dat aan zijn wensch voldoet. bis. Weg, weg, met ongegronde vrees; 'k Verlang naar hem met smart, Opdat ik in zijn oogen lees' 't Gevoelen van zijn hart. Blijft Doris mij getrouw, En word ik eens zijn vrouw, Dan leeft er geen vorstin op aard, Waar ik meê ruilen zou. bis. Geen groote staat of overvloed, Ons 't waar genoegen geeft, De liefde, die het hart voldoet, Maakt dat men vrolijk leeft; Dan deelt men vreugde en druk, Geluk en ongeluk, En draagt getroost en welgemoed, Te zamen 't huwlijksjuk. bis. [pagina 80] [p. 80] Maar ach! nog komt mijn minnaar niet, Elk uur schijnt mij een dag: Wat baart zijn afzijn mij verdriet, Wat of hem deeren mag? Ik zie alweêr eens uit - Maar zacht. ... ik hoor geluid, Hij is 't - o ja! - hoe klopt mij 't hart, Kom Doris, kus uw bruid. bis. Vorige Volgende