De Nederlandsche zanger in alle gezelschappen
(1852)–Anoniem Nederlandsche zanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van meer dan 100 uitgezochte gezelschaps-liederen
[pagina 78]
| |
Den nectar der gezelligheid
In waarde te doen rijzen. bis.
Ja gij, o edel koffijnat!
Gij zijt het die 't genot bevat,
Waarnaar zoo velen haken;
Wat ware toch der vrouwen lot,
Kon niet de geurge koffijpot
Haar zinnen vaak vermaken? bis.
De zachte schertst, de zoete kout
Verloren wis het geestig zout,
Dat immer de aandacht boeide; bis
En na een algemeen gegaap,
Viel heel 't gezelschap wis in slaap,
Zoo niet de koffij vloeide. bis.
Den vrede tusschen man en vrouw
Zou men, ondanks opregte trouw,
Veel minder zien betrachten, bis.
Ware 't smaaklijk kopje koffij niet
Een tegengift voor 't stil verdriet,
Als manlief zich laat wachten. bis.
Ja, ieder onzer stelt gewis,
Dat koffij onontbeerlijk is,
Als heulsap in het leven. bis.
Lang bloeije dan de koffijplant,
En met haar de edle handelstand,
Zoo zal ze ons nooit begeven, bis.
|
|