Nederlandse Letterkunde. Jaargang 13
(2008)– [tijdschrift] Nederlandse Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 247]
| ||||||||||||||||
De betekenis van de drie H's
| ||||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||||
Dat commentaar op die twee, bij hem onverkort weergegeven passages leverde wél J.H. van den Bosch in zijn editie van het verhaal van Potgieter, reden waarom zijn toelichting - die trouwens nog een derde tekstfragment bevat - hier als uitgangspunt wordt genomenGa naar eind5.
1. In de Historie van den heer Willem Leevend (30e brief) leest men: ‘Die beroerde jongen daar hij is; ik moest Vader zijn, of ik Monsieur Ligtmis eens eventjes het Texelsche gat uit boegzeerde; of ik hem naar 't Aapenland om Peper zond en de drie H (Hou Hem Hier) mee tot een recommandatie gave!’Ga naar eind6 Terecht tekent Van den Bosch hierbij aan: ‘De verklaring uit de dagen van Betje Wolff deugt natuurlik niet, van 't moederland uit zou de recommandatie altijd “Houdt hem daar!” hebben geluid; “Houd hem hier!” zou gewone onzin zijn, zulke als waar niemand zich aan schuldig maakt’.
2. Willem Bilderdijk schreef in 1825 aan Jeronimo de Vries: ‘Wees met de uwen hartelijk van ons gegroet, en gedenk aan de drie letters die men wel eens in de brieven van aanbeveling voor die naar Oost-Indië gingen, plach te zetten; maar, naar de verklaring die een slimme knaap eraan gaf: H.H.H. Want ieder dag is er een voor mij, en ik wil de varianten liever nog gebruiken, dan ze meê in de kist nemen om de reten te stoppen’.Ga naar eind7 Het commentaar van Van den Bosch hierbij luidt: ‘Bilderdijk in zijn brief bedoelt Help hem haastig, ook volgens noot van de uitgever (Jo de Vries zelf); maar hij geeft het niet als de eigenlike verklaring’. De eigenlijke uitleg is volgens Van den Bosch te vinden bij P.A. van der Lith in diens Nederlandsch Oost-Indië: beschreven en afgebeeld voor het Nederlandsche volk.
3. P.A. van der Lith, in zijn opsomming van de verschillende soorten schorriemorrie dat in de 17e en 18e eeuw naar Indië kwam, gaf namelijk deze uitleg, tevens poging tot verzoening van de twee bovenstaande verklaringen: ‘Daarbij kwam nog een ander soort, de aanverwanten en gunstelingen der bestuurders, die met aanbevelingsbrieven naar Indië gingen, “schoon ze dikwijls wegens hunne ligtmisserij in 't verbeterhuis waren, opgesloten”, zoodat menigeen uit de letters H.H.H., waarmede de aanbevelingen voorzien waren, niet “Help hem haastig” las, 't geen zij moesten beteekenen, maar “Houd hem hier” opdat deze fatsoenlijke lui's kinderen in 't vaderland hunne bloedverwanten niet te schande zouden zijn’.Ga naar eind8 Deze synthese heeft haar weg gevonden naar de drie latere wetenschappelijke tekstuitgaven van Jan Jannetje en hun jongste kind.Ga naar eind9 Van den Bosch, instemmend met deze uitleg, onthoudt zich hier van elk kritisch commentaar - Lecoutere zegt zelfs nadrukkelijk dat dit ‘de juiste verklaring’ is - maar op de keper beschouwd deugt de opvatting van Van der Lith evenmin. Evenmin immers als de betekenis Houd hem hier op logische gronden te verdedigen valt, is Help hem haastig ook maar enigszins aannemelijk te maken. Een dergelijke vrijpostige, botte, ja onbeschaamde aansporing zou in officiële letteren van recommandatie geheel misstaan en bij de Edele, eersaeme, discrete en voorsienige heeren tot wie | ||||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||||
de brieven gericht waren, vermoedelijk juist het tegendeel van het beoogde doel bewerkstelligen, zulks nog afgezien van het feit dat in geen enkel mij bekend zeventiende- of achttiende-eeuws brievenboek van de drie H's melding wordt gemaakt. De zaak lijkt dus muurvast te zitten en men zou denken dat een afdoende verklaring op grond van de bovenstaande karige gegevens wel nooit ter beschikking zal komen. Toch is het mogelijk met behulp van de bovenstaande citaten én met inachtneming van enkele feiten en overwegingen tot een logische gevolgtrekking omtrent de eigenlijke betekenis der drie H's te geraken. Om te beginnen kan vastgesteld worden dat de betekenis die Wolff en Deken aan de drie H's gaven (Houd hem hier) zó onzinnig en zó onwezenlijk is, dat het blijkbaar al enkele generaties geleden was dat de juiste betekenis en de echte verklaring nog bekend waren. Even verderop zal de mogelijke datering van de oorsprong der drie H's opnieuw ter sprake komen. Voorts blijkt het citaat uit Bilderdijks brief bij nauwkeurige lezing ervan aan te geven dat Bilderdijk heel goed wist dat er eigenlijk volstrekt geen sprake was van drie letters H. Het is daarbij van groot belang de juiste betekenis toe te kennen aan de twee leestekens (de komma en de dubbele punt) in het laatste deel van Bilderdijks uitspraak, zodat de hele zin wat duidelijker wordt. De komma in zijn zinsnede ‘maar, naar de verklaring’ moet voluit onder woorden worden gebracht met: maar dan wel volgens de verklaring; de dubbele punt met redengevende betekenis kan vervangen worden door namelijk. Omgezet in ietwat moderner Nederlands lezen we dan hoe Bilderdijk (met zijn bekende, levenslange obsessie dat hij binnenkort wel zou sterven) zijn uitgever De Vries maant om haast te maken met de varianten: ‘Wees met uw familie hartelijk door ons gegroet, en denk aan de drie letters die men wel eens noteerde in de brieven van aanbeveling voor kerels die naar Oost-Indië gingen, maar dan wel volgens de verklaring die een slimme jongen eraan gaf, namelijk H.H.H. Want iedere dag is er een voor mij, en ik wil de varianten liever nog gebruiken, dan ze mee in de kist nemen om de reten te stoppen’. Bilderdijk wist dus - zo blijkt bij nauwkeurige lezing - dat niét bedoeld werd: Help hem haastig. Nog sterker: bij hernieuwde nauwkeurige lezing én interpretatie van dit fragment kan ‘volgens de verklaring’ op correcte wijze vervangen worden door ‘in de vorm van’ en blijkt Bilderdijk goed beseft te hebben dat er vroeger eigenlijk van drie ándere letters sprake was geweest. Maar welke letters nu die drie andere, als H.H.H. gelezen letters zijn geweest, heeft hij ons niet kunnen of willen vertellen. Helaas.
Er zijn echter deze vier feiten en overwegingen die ons verder kunnen helpen, ook al zullen ze tot niet meer dan een - mijns inziens aanvaardbare - hypothese leiden.Ga naar eind10 1. De lettertekens werden speciaal in aanbevelingsbrieven genoteerd. 2. De lettertekens moeten daarin op een opvallende plaats hebben gestaan. | ||||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||||
3. Er was vermoedelijk sprake van een foutieve interpretatie van gotische schrifttekens. 4. Deze foutieve interpretatie van de lettertekens moet enige generaties vóór 1784-1785 (toen de Willem Leevend verscheen) zijn ontstaan, en nà de alleenheerschappij van het gotische schrift, dat wil zeggen: ná ca. 1650. Immers: pas na ca. 1650 treffen we ‘onze’ hoofdletter H als grondvorm aan: H (of varianten alsHet ontstaan van de foutieve interpretatie zou je dus kunnen plaatsen in de periode 1650-1725. Nauwkeuriger gezegd: tussen 1700 en 1725, toen de gotische schrijfletter meer en meer in onbruik raakte.Ga naar eind11 Nu komen we tot de kernvraag: welk bestanddeel - naast de gebruikelijke formulering ter recommandatie - is in een aanbevelingsbrief weliswaar niet onmisbaar, maar bekrachtigt wel in hoge mate de inhoud en staat bovendien in een dergelijke brief geïsoleerd én opvallend? Hierop is maar één antwoord mogelijk. Dat zeer waardevolle bestanddeel van een aanbevelingsbrief is de aanduiding dat ze door de aanbevelende persoon - een notabele natuurlijk! - eigenhandig is geschreven en dus niet is overgelaten aan een of andere onbelangrijke kantoorklerk. Voor deze aanduiding bestond al eeuwenlang, dus teruggaand tot in de periode van het gotische schrift, de Latijnse uitdrukking manu propria (met eigen hand; eigenhandig). De opvallende en geïsoleerde plaats is ofwel onderaan bij de ondertekening, ofwel geheel bovenaan in het midden van de eerste bladzijde te vinden. Van die twee is de laatstgenoemde de opvallendste en meest geïsoleerde. Het was, mag hieraan toegevoegd worden, ook de geëigende plaats waar een zeventiende-eeuwse (scheeps) schrijver zijn initialen noteerde, zoals blijkt uit recent getranscribeerde brieven.Ga naar eind12 Trouwens, was de uitdrukking manu propria eigenlijk niet óók een (indirecte) aanduiding van de naam van de aanbevelende heer? Zoals de (scheeps)schrijver zijn naam niet voluit, maar met initialen noteerde, zo werd ook manu propria niet voluit geschreven. En voor die uitdrukking bestond een vaste abbreviatuur die er als volgt uitzag.Ga naar eind13 De verbogen vorm manu (ablativus van manus) werd in contractie genoteerd als MU met bovengeschreven streep.Ga naar eind14 Daarbij moet men evenwel bedenken dat de hoofdletter m niet geschreven werd als M, maar als 111 met betrekkelijk zware verticale elementen en met dunne haarlijntjes als ophaaltje aan de eerste poot en als verbindingen tussen de drie poten. Ook de u, genoteerd als 11, had twee dergelijke dikke verticalen met dunne haarlijntjes als ophaaltje.Ga naar eind15 Onder de abbreviatuurstreep stond dus: 11111. Het adjectief propria kon eveneens erg kort worden genoteerd. Voor pro gebruikte men als abbreviatuur een soort P, waarbij de kromme lijn werd doorgetrokken tot voorbij de (dikker geschreven) schacht, vervolgens naar linksonder boog en weer (bijna helemaal of helemaal) terugkeerde tot het onderste punt van de schacht. Wilde men propria noteren, dan volstond het een klein lettertje i boven die P te plaatsen en een minuscel a daarachter.Ga naar eind16 | ||||||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||||||
Voor propria manu krijgt men dus zes zwaar aangezette, dik getrokken schachten; de zesde is daarbij voorzien van een kromme lijn die hem tot een P maakt, met een kleine letter a erachter en een klein lettertje i erboven. Het geheel werd overkapt door een abbreviatuurstreep. Zie afbeelding 1. Afbeelding 1
Nu is het van belang te beseffen, dat de doorhaal in de P naar linksonder en terug fors kan worden uitgevoerd, zo fors dat hij dwars door de vijf andere schachten heen wordt getrokken en na een boog naar linksonder eindigt in de éérste schacht waardoor een mooie, om de diagonale as gespiegelde figuur ontstaat. Zie afbeelding 2. Afbeelding 2
Maar deze schrijfbeweging van rechtsboven naar linksonder kan niet alleen fors, maar ook zwierig worden uitgevoerd. Een dergelijke ‘speelse’ penvoering is in zeventiende-eeuwse met gotische schrijfletter uitgevoerde brieven heel vaak op te merken, speciaal bij de ondertekening. Wellicht was dat ook het geval bij de (indirecte) naamsaanduiding van de aanbevelende heer in manu propria. Zo'n zwierige notering - waarbij de abbreviatuurstreep min of meer was opgegaan in de kromme rechtsboven - kon er ongetwijfeld hebben uitgezien als die welke in afbeelding 3 is voorgesteld. Afbeelding 3
Het resultaat is verrassend, want in een dergelijke figuur kon een gisse knaap - zo hij al echt bestaan heeft, maar dat lijkt niet erg waarschijnlijk - drie ‘moderne’ letters Voor wie nu geneigd zal zijn de bovenstaande gedachtegang en de gevolgtrekkingen als té speculatief te beoordelen is nog het volgende gegeven te vermelden, zodat de hypothese op vastere bodem wordt geplaatst. | ||||||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||||||
In de Doesburgse brievencollectie bevindt zich een officieel verzoekschrift d.d. 2 maart 1805 van Aleyda Margrita Sweers uit St. Truiden aan de Municipaliteit van Doesburg inzake een erfeniskwestie.Ga naar eind17 Zowel op de adreszijde als op de eerste bladzijde van deze brief staat de abbreviatuur voor manu propria genoteerd, en wel op de opvallendste plaats die mogelijk is: geheel bovenaan in het midden van blad en van adres. Zie de afbeeldingen 4 en 5. Afbeelding 4
Afbeelding 5
Weliswaar is het strenge ‘traliewerk’ van het gotische schrift - 111111 - geheel verdwenen en schreef Aleyda Sweers de littera cursiva currens, weliswaar ontbreekt de abbreviatuurstreep, weliswaar ontbreken het lettertje i boven, en de minuscel a achter de P, weliswaar is zelfs de schacht van de P helemaal weggebleven, maar dóór de vijf resterende ‘cursieve verticalen’ is wel degelijk de zwierige doorhaal getrokken als kromming van de P én als zijn spiegelbeeld linksonder. Het is wel degelijk manu propria in afkorting, maar reeds gedegenereerd en verworden tot een soort siglum waarvan de eigenlijke betekenis niet meer of nog maar nauwelijks begrepen werd. Naderhand is déze verkorte schrijfwijze geheel in onbruik geraakt. Kramers althans, in zijn Kunstwoordentolk (1847) i.v. MANUS, geeft als afkorting van manu propria: m.pp. Later, bijvoorbeeld bij Kruyskamp (1976) is ze opnieuw vereenvoudigd tot M.P. De uitdrukking als zodanig is dan echter al heel lang daarvoor volstrekt obsoleet geworden. | ||||||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||||||
Bibliografie
|
|