Nederlandse Letterkunde. Jaargang 11
(2006)– [tijdschrift] Nederlandse Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Van Borges is veel te leren’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als de vier delen verzameld werk in het huidige literaire klimaat, dat toch ook weer gedomineerd wordt door realisme en een gebrek aan verbeeldingskracht, een rol kunnen spelen, zou dat heel wenselijk zijn. Van Borges is veel te leren.Ga naar eind8 In de aan Borges gewijde boekenbijlage van Vrij Nederland die naar aanleiding van diens dood in 1986 verscheen, had Van Deel al op het grote belang van de Argentijnse schrijver voor de Nederlandse literatuur gewezen, met name in het werk van Harry Mulisch, Doeschka Meijsing, Nicolaas Matsier, J. Bernlef en Willem Jan Otten. Zijn conclusie luidde toen als volgt: ‘De verwerking van Borges in de Nederlandse literatuur is aanzienlijk [...].’Ga naar eind9 De redactie van de boekenbijlage drukte zich nog stelliger uit in de openingszin van de Borges-bijlage: ‘Er is wellicht geen buitenlandse schrijver die Nederlandse auteurs zozeer heeft aangesproken als Jorge Luis Borges [...].’ Het Vrij Nederland-artikel van Van Deel geeft in kort bestek een aardige indruk van Borges' impact op de Nederlandse literatuur maar is geenszins uitputtend (en pretendeert dat ook niet te zijn). In deze bijdrage wil ik op systematische wijze de contouren schetsen van de Borgesreceptie in Nederland. Als eerste wil ik laten zien dat Borges een belangrijk ijkpunt is in het Nederlandse literaire systeem, met name in het repertoire van de literaire kritiek. Daarna volgen in chronologische volgorde een bespreking en analyse van de beeldvorming en de discussies van Borges' werk. Buiten het bestek van dit artikel valt de creatieve verwerking van Borges' werk en ideeën in de primaire Nederlandse literatuur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Borges als repertoireDankzij de aard en de omvang van het bestand (ongeveer 65.000 teksten) biedt Literom - de door Biblion uitgegeven databank over Nederlandstalige literatuur met boekrecensies en auteursinterviews uit de periode vanaf 1900 - de beste mogelijkheid om op systematische wijze te sonderen in hoeverre een schrijver als referentiepunt fungeert in de literaire kritiek. In de periode van 17-7-1963 tot 4-4-2006 (peildatum) wordt Borges 390 maal genoemd in de in Literom opgenomen boekrecensies en interviews. Dit is meer dan toonaangevende twintigste-eeuwse schrijvers als Gombrowicz (174 vermeldingen), Musil (226), Faulkner (270) en Woolf (293) en minder dan Nabokov (793), Proust (809) en Kafka (1309).Ga naar eind10 Het spreekt vanzelf dat Borgesvermeldingen in recensies van Nederlandstalige literaire teksten op zichzelf nog niet zoveel zeggen. Daarom zijn ten behoeve van onderstaand overzicht alleen die (recensie) teksten geselecteerd waarin een zinvol verband met het werk van Borges wordt gelegd. In de 178 (recensie)teksten die overbleven, is dit in totaal het geval met 59 Nederlandstalige schrijvers. Duidelijk is dus dat Van Deels lijstje - Harry Mulisch, Doeschka Meijsing, Nicolaas Matsier, J. Bernlef, Willem Jan Otten - slechts het topje van een ijsberg is: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De lijst van Literom is niet volledig. Maar ook met de aanvullingen uit Bibliografie van de Literaire Tijdschriften in Vlaanderen en Nederland is het beeld niet compleet. Zo ontbreekt P.F. Thomése op beide lijsten, een schrijver met veel affiniteit met Borges, getuige bijvoorbeeld een recent interview in de Volkskrant waarin de schrijver ‘De onsterfelijke’ zijn lievelingsverhaal noemt en zijn eigen werk beschouwt als ‘mythologische verhalen, zoals Borges die schreef.’Ga naar eind12 Ook in kwalitatieve zin heeft de Literomlijst zo zijn beperkingen. Dat Bernlef, om een voorbeeld te noemen, in 17 artikelen in verband wordt gebracht met Borges betekent natuurlijk niet per se dat zijn werk meer door Borges zou zijn beïnvloed dan dat van bijvoorbeeld Anton Haakman, die in 1 tekst in verband wordt gebracht met de Argentijnse schrijver maar in wiens werk, voor zover ik kan overzien, meer sporen van Borges zijn te vinden dan in dat van Bernlef.Ga naar eind13 Dat Bernlef desalniettemin veel hoger op deze ranglijst staat, kan als volgt worden verklaard. In de eerste plaats is Bernlefs oeuvre aanzienlijk omvangrijker dan dat van Haakman, terwijl diens werk bovendien beduidend bekender is en veel beter verkoopt.Ga naar eind14 In de tweede plaats is in deze lijst niet verdisconteerd wat de frequentie en de waarde van de Borgesvermeldingen precies zijn. Wordt Borges genoemd omdat de recensent op verwantschap met de besproken auteur wil wijzen of juist op verschillen? En als het eerste het geval is, van welke aard is de verwantschap dan precies? Deze vragen onderstrepen nog eens de noodzaak van een kwalitatieve analyse van de Borgesvermeldingen, die buiten het bestek van deze bijdrage valt. De volgende citaten bevestigen evenwel dat Borges niet alleen in kwantitatieve maar ook in kwalitatieve zin een belangrijk referentiepunt in de contemporaine Nederlandse literatuur is. Het eerste fragment is afkomstig uit de bespreking die Daan Cartens schreef naar aanleiding van Cees Nootebooms novelle Een lied van schijn en wezen: De Nooteboom van nu, die in korte tijd drie belangrijke werken heeft gepubliceerd [...] is veel reflectiever dan zijn alter ego van vijfentwintig jaar geleden. Reflectief in dubbel opzicht: de personen die in zijn fictie optreden lijden aan het bestaan, zijn zich voortdurend bewust dat ze ook kijken, afstand nemen [van] wat ze beleven en de auteur die dat beschrijft neemt daar op zijn beurt weer afstand van, als de toeschouwer die naar een stuk op het toneel kijkt. Door die thematiek begint Nooteboom geleidelijk de Nederlandse Borges te worden.Ga naar eind15 Onmiskenbare sporen van Borges zijn ook te vinden in Doeschka Meijsings De hanen en andere verhalen, zo schrijft Aad Nuis. De ‘navolging’ is in haar geval niet erg geslaagd, aldus de huiscriticus van Haagse Post in de jaren zeventig: Borges is het grote voorbeeld, zoals de schrijfster zelf heeft gezegd, en dat blijkt niet alleen uit verwijzingen naar alephs en labyrinthen. Maar de paradoxen van Meijsing missen het onverwachte en werkelijk oorspronkelijke dat de meester zelf zo schokkend en poëtisch maakt; de navolging van Borges blijft steken bij Van Schendel, althans in die buurt: serene en afstandelijke levenswijsheid in zeer verzorgde en nogal traditioneel aandoende taal.Ga naar eind16 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De eerste Nederlandse vertalingDe eerste Nederlandse boekvertaling van Borges liet lang op zich wachten: De Aleph, een bloemlezing van de verhalen uit Ficciones (1944) en El Aleph (1949), verscheen pas in 1964, derden jaar na de eerste Franse vertaling, vijf jaar na de eerste Duitse vertaling en twee jaar na de eerste Engelse vertalingen.Ga naar eind17 Het was aan deze buitenlandse vertalingen te danken dat Borges geen onbekende in Nederland was toen De Aleph werd uitgegeven. Zo werd de eerste Nederlandse tekst over Borges geschreven naar aanleiding van de eerste Franse Borgesvertalingen, de verhalenbundels Fictions (1951) en Labyrinthes (1953). Het gaat om een kort essay van L.Th. Lehmann dat in 1954 in Litterair Paspoort verscheen. Lehmann was door niemand minder dan Boris Vian getipt over Borges, die ‘internationale vermaardheid [heeft] gekregen’.Ga naar eind18 Het loont de moeite het stuk van Lehmann nader te bekijken, al was het alleen maar omdat de reserves die hij aan de dag legt niet terug te vinden zijn in de latere kritische reacties in Nederland op het werk van Borges. Lehmann omschrijft Borges als ‘een scherp en vernuftig man’, vindt ‘Pierre Menard, auteur du Quichotte’ een meesterwerk en Fictions een ‘beminnelijk en nieuwsgierigheid wekkend boek’. Maar daarnaast merkt hij op dat hij het in Fictions (waarvan de teksten noch verhalen noch essays zouden zijn, aldus Lehmann) vindt ontbreken aan gevoeligheid: ‘zijn abstracte gedachtengangen [schijnen] niet te combineren te zijn met het beschrijven van menselijke handelingen.Ga naar eind19 Lehmann contextualiseert Fictions op een curieuze manier wanneer hij schrijft dat het boek wordt geplaagd door die fletse overintellectualiteit, die wij zo vaak tegenkomen in werken uit de jonge en energieke landen van die twee continenten over de Oceaan, waar sinds de komst der blanken nooit een groot kunstenaar heeft bestaan en waar (ik ben geneigd te geloven dat hier een verband bestaat) nog nooit een stad geheel is gebombardeerd; een overintellectualiteit die betrekkelijk weinig voorkomt in de literatuur van het ‘oude en uitgeputte’ Europa.Ga naar eind20 Lehmanns oordeel over Labyrinthes is positiever. Zonder de grote overeenkomsten met Fictions uit het oog te verliezen, meent hij dat de vorm van de teksten in de tweede bundel ‘geserreerder en beheerster’ is omdat ‘lange erudiete en soms nogal snobistische excursen’ ontbreken, al blijft de criticus niet in staat zich ‘over te geven’ aan het werk van Borges aangezien dit meer zou gaan over systemen dan over mensen, zelfs in het geval van de ‘jongere en misschien argelozer Borges’ die Lehmann meent te herkennen in enkele gedichten die hij in een bloemlezing met Spaanstalige poëzie was tegengekomen.Ga naar eind21 In 1958 bespreekt Lehmann, eveneens in Litterair Paspoort, de Franse vertaling van Otras inquisiciones (Enquêtes 1937-1952, verschenen in 1957). Hij wijst op de overeenkomsten tussen de essays van Borges en diens verhalen - ‘De fantasie, het ongewone gezichtspunt, de onalledaagse logica, maar ook het gezonde verstand’ - maar merkwaardig genoeg zijn deze ditmaal geen aanleiding voor hem om ze te bekriti- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
seren en steekt hij de loftrompet over ‘de verbijsterende veelheid in deze toch niet lijvige bundel. Ik kan me nauwelijks iemand voorstellen die er niets in zal lezen dat hem verrassen zal.’Ga naar eind22 De eerste Nederlandse vertaler van Borges is eveneens een schrijver: F.C. Terborgh, die in de jaren vijftig als diplomaat in Buenos Aires werkte en daar het werk van de Argentijnse schrijver had leren kennen. In 1958 verscheen in Maatstaf ‘Abenchacán, de Bocharí, gestorven in zijn labyrint’, afkomstig uit El Aleph en voorzien van een korte inleiding door F.C. Terborgh, waarin hij Borges in positieve maar toch ook tamelijke obligate bewoordingen introduceert: ‘Jorge Luis Borges, in 1899 te Buenos Aires geboren, wordt als een der beste prozaschrijvers van het Spaanse taalgebied beschouwd [...].’Ga naar eind23 Uit het weinige dat er in de jaren vijftig over Borges is verschenen, kan worden afgeleid dat de Franse vertalingen en de bescheiden inspanningen van twee Nederlandse schrijvers om aandacht te vragen voor het werk van de Argentijnse schrijver niet voldoende waren om dit wortel te doen schieten in Nederland. Enkele jaren later zou duidelijk worden wat daarvoor nog meer nodig was: vertalingen in het Duits en Engels, een prestigieuze prijs die zijn internationale doorbraak bezegelde (de Internationale Uitgeversprijs ‘Prix Formentor’ van 1961, die Borges deelde met de hem wezensvreemde Samuel Beckett) en de bijbehorende publiciteit in de buitenlandse pers, die even uitvoerig als euforisch was en die niet onopgemerkt bleef in Nederland. Het zijn factoren die meer dan eens worden genoemd in de teksten over Borges die begin jaren zestig in de Nederlandse kwaliteitskranten beginnen te verschijnen, niet alleen naar aanleiding van de vertalingen in de ons vertrouwde vreemde talen (Engels, Duits, Frans) maar ook naar aanleiding van de royale reacties hierop die in de buitenlandse pers waren verschenen. Dankzij zijn internationale reputatie had Borges dus al een zekere naam in Nederland voordat de eerste boekvertaling zou verschijnen. Het hoeft daarom niet te verbazen dat meer dan één criticus met een zekere opluchting De Aleph verwelkomde. ‘Nu is er eindelijk ook een Nederlandse vertaling,’ aldus Aad Nuis in Het Parool.Ga naar eind24 De ontvangst was weinig minder dan overweldigend als we af mogen gaan op de recensies, die stuk voor stuk opvallend lang waren en bovendien waren geschreven door prestigieuze critici als J. Bernlef, Kees Fens en Aad Nuis. Zo noemt J. BernlefGa naar eind25 in De Groene Amsterdammer Borges ‘een groot schrijver’ en ‘werkelijk modern auteur’ en zijn verhalen ‘een revelatie’.Ga naar eind26 Net als voor veel schrijvers voor en na hem was Bernlefs kennismaking een ronduit overrompelende ervaring: Ik maakte in 1962 kennis met zijn werk via een Duits pocketboekje, een keuze uit zijn verhalen: Labyrinthe. Het effect valt ongeveer te vergelijken met de eerste keer dat ik, gewapend met een snorkelapparaat, het onderwaterleven inspecteerde. In een feitelijke, bijna nonchalante stijl werden binnen het bestek van 160 bladzijden zoveel vraagtekens bij leven en literatuur geplaatst dat het mij duizelde. Dit was een ‘andere’ wereld. Het boekje stichtte een vruchtbare verwarring, die gelukkig tot op de dag van vandaag voortduurt.Ga naar eind27 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor Aad Nuis waren Borges' verhalen ‘superieur amusement’ en hebben ze ‘een eigenaardige ontroerende kracht’, terwijl Borges ‘over een wonderlijke veelzijdigheid beschikt bij het verbeelden van zijn levensvisie.’Ga naar eind28 De enige dissonant was te horen in Vrij Nederland, waarin Lehmann - de schrijver/criticus die Borges aan het begin van de jaren vijftig in Nederland introduceerde - zich het volgende afvraagt: Is hij een groot schrijver? Ik zou het niet kunnen zeggen. Hij is origineel, een voortreffelijk steller en verteller, als essayist bijna ongeëvenaard, o.a. door zijn ongelofelijk [sic] eruditie en inzicht. Maar om een groot, of misschien alleen maar een miezerig acceptabel, schrijver te zijn, moet men m.i. zwakker zijn in het verbergen van menselijke obsessies.Ga naar eind29 Kees Fens daarentegen karakteriseerde Borges als een virtuoos en uitzonderlijk schrijver terwijl K. Geenen in de Volkskrant het Franse weekblad Arts instemmend aanhaalt, waarin Borges ‘een van de grootste schrijvers ter wereld’ werd genoemd.Ga naar eind30 ‘Het is wel zeker,’ aldus Geenen, ‘dat met deze Borges een schrijver is opgestaan die de mensen van deze tijd wat te zeggen heeft. [....] Borges wil met de macrokosmos van het zich uitdijende heelal ook de microkosmos van het menselijk zelfbewustzijn vergroten en daarin heeft hij iets profestisch.’ De enige reserve die de critici hebben betreft de vertaling, waarin volgens Fens nogal wat ‘lelijke en onbegrijpelijke zinnen’ en ten onrechte onvertaalde namen staan. Nuis typeert de vertaling als ‘zorgvuldig, maar niet zo briljant als Borges verdiend zou hebben’ terwijl Lehmann ‘enige schoolmeestersaanmerkingen’ op de vertalingen heeft.Ga naar eind31 Zonder helemaal aan de stilistische en retorische kwaliteiten van Borges' verhalen voorbij te gaan (‘Elk verhaal bezit de strakke afronding en tegelijk de suggestie van talloze mogelijke interpretaties, die ook heel goede gedichten kenmerkt’, Nuis 1964) prijzen de critici in de eerste plaats het even verbijsterende als onrustbarende talent waarmee Borges onze ideeën over de werkelijkheid ondergraaft en het fictieve of labyrintische karakter daarvan laat zien, de duizelingwekkende veranderlijkheid ervan, de verbluffende oneindigheid van mogelijkheden om haar te interpreteren en de schrikwekkende grenzen van het menselijke vermogen daartoe. Ter illustratie een citaat uit de meest analytische bespreking van De Aleph, waarvoor Kees Fens tekende. Voor De Tijd fileerde hij met merlyniaanse precisie de verhalen uit De Aleph die het meest tot zijn verbeelding spraken. Fens' uitvoerige recensie zou het begin zijn van een lange reeks indringende beschouwingen naar aanleiding van Engelse en Nederlandse publicaties van en over Borges die hij in de daaropvolgende decennia zou schrijven. De niet aflatende fascinatie en bewondering waarvan al deze krantenstukken - die een aparte bundeling verdienen - getuigen, dringen de gedachte op dat Borges voor Fens niet alleen een heel groot schrijver is maar ook een van zijn dierbaarste geestverwanten. Voor Borges, aldus Fens, is schrijven ‘concurrerend scheppen’: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Borges' verhalen zijn veelal de verhalen van een systeem - dat kan een wereldbeeld zijn, een wijze van denken, een redenering. De mens zit binnen dat systeem en wordt van het systeem het slachtoffer, dán namelijk, wanneer het systeem door die mens consequent doorgedacht wordt. Het systeem wordt ook de lezer de baas door de keiharde logische consequentie waarmee het beschreven is. De logica van de lezer wordt ondergraven door de nieuwe logica van het verhaal. Het is een bewijs van Borges' kracht als schrijver dat hij zijn ‘tegen-systeem’ geloofwaardig weet te maken. [...] Borges' nieuwe rationalisme laat hem [...] de absurdheid van zijn rationalisme zien.Ga naar eind32 Dit abstracte interpretatiekader is representatief voor de receptie van Borges' werk in Nederland. Als er al een verwijzing naar de ‘echte’ werkelijkheid is in de besprekingen, dan betreft deze het geboorteland van Borges. Alleen Aad Nuis vermeldt dat ‘in andere verhalen in deze bundel [...] het vaderland van de schrijver een grote rol [speelt], met name het krijgshaftige verleden van pampa's en gaucho's, maar veelzeggend genoeg voegt hij hieraan toe dat het om een ‘wild-west-achtige wereld [gaat], die zo ver verwijderd is van zijn overige werk [....].’Ga naar eind33 Hoe te verklaren dat alle critici voorbijgaan aan de historische en culturele context waaruit de verhalen uit El Aleph zijn voortgekomen en waarnaar zij in veel gevallen ook verwijzen? In de eerste plaats is het van belang hier op te merken dat Borges' verhalen ook in andere landen doorgaans ‘out of context’ zijn gewaardeerd en geinterpreteerd.Ga naar eind34 Dat de critici niet ingingen op de ‘werkelijke’ elementen vindt zijn oorzaak niet alleen in de grote dichtheid aan literaire en filosofische verwijzingen in Borges' werk, maar ook omdat ze nauwelijks in staat waren om de Spaans-Amerikaanse of, meer specifiek, de Argentijnse elementen te herkennen. Anders gezegd: Borges' eerste Nederlandse critici beschikten niet over de noodzakelijke kennis om zijn verhalen in hun historische en politieke context te plaatsen. Toentertijd waren de geschiedenis, cultuur en literatuur van Spaans-Amerika nog weinig meer dan terra incognita in NederlandGa naar eind35, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de volgende retorische vraag die J. van Doorne in zijn recensie van Zes raadsels voor Parodi van H. Bustos Domecq (pseudoniem van het schrijversduo Jorge Luis Borges en Adolfo Bioy Casares) stelt over het vaderland van beide schrijvers: ‘Wat weten wij van dat grote land in Zuid-Amerika? Vrijwel niets. Grote rijkdom en grote armoede. Chantage, corruptie overal.’Ga naar eind36 Het zou nog een paar jaar duren voordat er op grote schaal interesse ontstond voor de geschiedenis, cultuur en literatuur van Spaans-Amerika. In de periode waarin dit gebeurde - de jaren zeventig - vond er eveneens een boom plaats in de Nederlandse literaire kritiek in de dag- en weekbladen.Ga naar eind37 Moest de literatuur het in de decennia daarvoor doorgaans met hooguit één pagina per week doen, in de jaren zeventig kreeg zij meerdere pagina's of zelfs een heel katern tot haar beschikking. Daarmee ontstond ook de noodzaak van taakverdeling. De generalisten die voordien alle literatuur uit binnen- en buitenland voor hun rekening hadden genomen kregen nu gezelschap van gespecialiseerde critici (germanisten, romanisten, anglisten, hispanisten, enzovoort). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de jaren veertig, vijftig en zestig schreef de eerste generatie professionele hispanisten in Nederland - C.F.A. van Dam, G.J. Geers en J.A. van Praag - met enige regelmaat artikelen in de Nederlandse kranten en weekbladen (waaronder zo nu en dan een recensie) om het Nederlandse publiek te informeren over de Spaanstalige letteren. Het lijdt geen twijfel dat de Spaanse literatuur hun voornaamste belangstelling had. De Spaans-Amerikaanse literatuur was nauwelijks meer dan een bijvak, een hobby.Ga naar eind38 Van Dam en Geers hebben er nauwelijks over gepubliceerd. Van Praag was iets productiever maar betoonde zich nauwelijks thuis in het nieuwe proza van de jaren veertig en vijftig dat in de jaren zestig en zeventig onder noemers als la nueva novela, la nueva narrativa en el boom de wereld zou veroveren. Veelzeggend in dit verband is bijvoorbeeld dat hij in een overzichtsartikel over de Spaans-Amerikaanse literatuur dat hij voor De Gids schreef geen enkele contemporaine auteur noemt. Het meest recente proza dat Van Praag noemt is de zogenaamde novela de la tierra van de jaren twintig en dertig, de meest recente poëzie die van Nobelprijs-winnares Gabriela Mistral.Ga naar eind39 Anachronistisch was ook de bloemlezing Spaans-Amerikaanse vertalingen S.S. San Juan de Dios. Verhalen uit Latijns-Amerika uit 1966 die de Amsterdamse hispanist samenstelde en vertaalde. In het voorwoord schrijft Van Praag dat de bloemlezing ‘voornamelijk uit verhalen van hedendaagse schrijvers [is] samengesteld’.Ga naar eind40 De selectie is echter bijna een anomalie: verhalen van Ventura García Calderón, Horacio Quiroga, Rómulo Gallegos en Rufino Blanco Fombona - om de bekendste auteurs te noemen - maar geen enkel ‘modern’ verhaal. Zelfs auteurs als Alejo Carpentier, Jorge Luis Borges, Juan Rulfo en Miguel Asturias ontbreken, van wie toen al Nederlandse boekvertalingen waren verschenen. Weliswaar vertaalde Van Praag korte tijd later een aantal verhalenbundels van CortázarGa naar eind41 maar dit gebeurde niet op eigen initiatief doch op verzoek van de uitgever. De fouten in deze vertalingen laten bovendien een gebrek aan affiniteit doorschemeren met de (post)moderne fantastische verhalen van Cortázar.Ga naar eind42 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Borges op bezoekIn hetzelfde jaar dat De Aleph verscheen, bracht Borges een bezoek aan Nederland. Hij werd ontvangen door de staatssecretaris van Onderwijs, Kunst en Wetenschappen en gaf een college over gauchopoëzie op de universiteiten van Amsterdam en Utrecht. Het bezoek had evenwel niet in de eerste plaats een officieel en academisch karakter maar heeft geschiedenis gemaakt dankzij het bezoek dat de Argentijnse schrijver aan de burelen van zijn Nederlandse uitgever De Bezige Bij bracht, waar hij in het gezelschap verkeerde van onder meer Bert Schierbeek, Simon Vinkenoog, Harry Mulisch, L.Th. Lehmann en Ed. Hoornik. Deze schrijvers moeten vervuld zijn geweest van een trappelende nieuwsgierigheid en bijna idolate bewondering als je mag afgaan op de verslagen en de foto's die van de gebeurtenis bewaard zijn gebleven. Vanuit de centraal opgestelde clubfauteuil waarin hij zat, luisterde Borges | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met een vriendelijke, serene maar ook licht ironische uitdrukking op zijn gezicht naar de gretige vragen en opmerkingen van de groep schrijvers rondom hem, die als discipelen aan zijn lippen hingen. Mulisch viel op in het gezelschap, niet alleen door de plaats waar hij zat (niet aan de voeten van Borges maar vlak naast hem) maar ook door de houding waarin hij dat deed: niet eerbiedig voorover gebogen, zoals de andere schrijvers, maar met vrijwel rechte rug en een zelfgenoegzame glimlach. De opmerking die J. Bernlef - die Borges tevens interviewde voor de Nederlandse televisie - uit zijn mond optekende voor zijn verslag van de gebeurtenis in Het Parool getuigt van dezelfde weigering om zich in de rol van discipel te schikken: ‘Het is alsof je je eigen dromen, die je net gedroomd hebt maar vergeten bent, leest.’Ga naar eind43 Mulisch had Borges zo'n drie jaar eerder leren kennen dankzij een Duitse vertaling die hij toevallig was tegengekomen in een boekhandel in Amsterdam. Wat er toen gebeurde is een accurate illustratie van wat de Guatemalteekse schrijver Augusto Monterroso in een prachtig verhaal over de Argentijnse schrijver beweert: dat de kennismaking met Borges nooit zonder gevolgen is. En al helemaal niet bij schrijvers: na drie bladzijden te hebben gelezen sloeg Mulisch het boek abrupt dicht. Zo'n tien jaar later legde hij in De Verteller verteld uit waarom hij zo heftig had gereageerd: ‘[...] het was of ik regels van mijzelf uit een andere inkarnatie [sic] had gezien!’Ga naar eind44 Mulisch' relatie met Borges is altijd tamelijk stroef en complex gebleven, en is misschien wel een schoolvoorbeeld van wat Harold Bloom anxiety of influence heeft genoemd. In een lang interview met Piet Meeuse voor De Revisor uit 1983 zei de Amsterdammer dat de Argentijn er zich naar zijn idee met een Jantje van Leiden vanaf maakte door boeken te ‘bedenken’ in plaats van ze te schrijven. ‘Dan krijg ik tegenwoordig toch iets van: nou, schrijf dat boek dan.’Ga naar eind45 Mulisch was overigens niet te beroerd om te erkennen dat hij het verhaal van Borges waarop hij in de Amsterdamse boekhandel stuitte nooit had uitgelezen omdat hij bang was te veel in de voetsporen van Borges te treden. Maar, zo voegde hij eraan toe, het zou voor hem een fluitje van een cent zijn om de drie bladzijden op papier te zetten die Borges zou hebben kunnen schrijven naar aanleiding van zijn filosofische pil De compositie van de wereld. Het is evenwel nog maar de vraag of de schrijver van De Aleph een zo uitgesproken holistisch werk van een twintigste-eeuwse schrijver wel serieus zou hebben genomen. Ten overstaan van Borges gaat Mulisch' spreekwoordelijke zelfverzekerdheid hem toch niet helemaal goed af. ‘Overigens voel ik me niet helemaal lekker met wat ik nu allemaal zeg,’ zo bekende hij Meeuse. ‘Een beetje als een verrader.’Ga naar eind46 Want Borges was, aldus Mulisch, wel degelijk heel speciaal voor hem: het is de enige schrijver aan wie hij ooit een handtekening heeft gevraagd. Mulisch' ambigue houding (of is hier wellicht sprake van een mislukte vadermoord?) roept de vraag op in hoeverre hij gelijk heeft wanneer hij beweert dat zijn werk niet is beïnvloed door dat van Borges. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens Mulisch was het verhaal van Borges dat hij niet uit kon lezen naar alle waarschijnlijkheid ‘Tlön, Uqbar, Orbis Tertius’. In een ingenieus stuk naar aanleiding van Mulisch' vijfenzeventigste verjaardag komt het Joost Zwagerman beter uit om het te houden op ‘De onsterfelijke’. In dit verhaal wordt onsterfelijkheid - of liever gezegd: het bewustzijn hiervan - ontmaskerd als een eeuwig sterven. Als een verschrikking dus. In het verhaal van Borges wordt, aldus Zwagerman, ‘Harry Mulisch, de schrijver die zich God in het diepst van zijn onbestaan weet, zijn troon der onzichtbaarheid ontnomen.’Ga naar eind47 Want het verschrikkelijke is nu juist precies datgene wat de auteur van De ontdekking van de hemel altijd buiten de deur van zijn persoonlijke schrijversmythe heeft proberen te houden. Vandaar, zo concludeert Zwagerman, dat Mulisch zo heftig reageerde toen hij Borges' verhaal las. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Onthutste bewonderingMulisch' generatiegenoot en vriend Cees Nooteboom heeft meer dan eens over zijn onthutste bewondering voor Borges' werk gesproken. Hij had diens verhalen halverwege de jaren vijftig leren kennen dankzij de eerste Franse vertalingen van de hand van Roger Caillois. Maar zijn werk is daar volgens hem minder door beïnvloed dan hier en daar wel is geopperd. In een gesprek met Jan Brokken merkte Nooteboom op dat wat sommigen borgesiaans noemen in zijn novelle Een lied van schijn en wezen in feite Spaans is. ‘Het spel van schijn en wezen komt uit de Spaanse ziel, komt uit Calderón de la Barca, komt uit La vida es sueño - duizelingwekkende literatuur. Daar heeft Borges het vandaan en daar heb ik het ook vandaan.’Ga naar eind48 In het mooie, ontroerende in memoriam dat hij enkele jaren later schreef, onthult Nooteboom de enorme indruk die het werk van Borges op hem maakte toen hij het leerde kennen: Je raakt er later (maar nooit helemaal) aan gewend, maar ik herinner me nog goed dat duizelingmakende angstgevoel bij het idee dat de werkelijkheid, de zichtbare dingen, uitsluitend zouden bestaan bij de gratie van onze waarneming, en dat dat dan ook nog, op een verwarrende manier, idealisme genoemd werd, maakte het voor de jongere broer die ik toen van mezelf was, alleen nog maar ingewikkelder, zeker toen Borges, in een essay waarin ik lang niet alles kon volgen, beweerde dat het daar niet bij ophield, maar dat ook de tijd niet bestond.Ga naar eind49 Het volgende citaat uit hetzelfde stuk spreekt eveneens boekdelen: Pas veel later begreep ik dat het weliswaar allemaal ernst was, maar ernst van een zeer bijzonder gehalte, onderdeel van een grote literaire betovering, dat hij al deze elementen en bespiegelingen waarin hij zich dan ook nog zo graag tegensprak, gebruikte om zijn verhalen en gedichten te schrijven. Het niet bestaan, het steeds opnieuw moeten bestaan, de dubbelganger, de spiegel met de ander, of een ander, of nu juist helemaal niemand er in, het hoorde allemaal bij wat hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noemde de perplejidad, de voortdurende toestand van perplexheid waar het leven uit bestaat. Het universum van Borges is er een waarin je, als je daar van nature toe geneigd bent, gemakkelijk een tijdlang wordt meegezogen, en al zijn er perioden in je leven dat je behoefte aan ‘werkelijkheid’ groter is dan het angstvallige genot van het perplexe, toch kom je altijd weer bij dat oeuvre terug als iemand met hoogtevrees naar de afgrond.Ga naar eind50 Verwant aan de literatuuropvattingen van Mulisch en Nooteboom zijn de ideeën van de groep schrijvers die hun krachten in de jaren zeventig bundelden in De Revisor, onder wie Doeschka Meijsing, Nicolaas Matsier en Frans Kellendonk. Zij zetten zich af tegen de anekdotische literatuur van het epidermische, transparante en expressieve realisme van het ik dat toentertijd in zwang was. In plaats daarvan verpanden zij - zonder evenwel de ontologie van de werkelijkheid te ontkennen, zoals de meeste postmodernisten in het voetspoor van Borges deden - hun hart aan het vermogen van de verbeelding om iets voort te brengen dat hen tijdelijk geruststelt: de illusie van zin. De produkten van de verbeelding veroorzaken die zin omdat thema's, motieven, beelden en zinnen persoonlijke ontdekkingen of uitvindingen zijn, remedies tegen de macht van kwellende vragen, melancholie, pijn, onvermogen [...].Ga naar eind51 Vanwege hun ‘rationele verwerking van intuïties’ karakteriseert Peeters deze schrijvers als rationele idealisten die hun romans en verhalen beschouwen als het weerbare antwoord op hun ontstelde ziel. De verbeelding is bij hen geen vat vol fantasieën, maar een gevoelig, nauwkeurig en precies instrument, een list om de werkelijkheid de baas te worden [...].Ga naar eind52 Nabokov, Gombrowicz en Borges waren de drie grote leermeesters voor deze groep jonge schrijvers. De kennismaking met het werk van Borges - die dankzij de Nederlandse vertalingen die inmiddels waren verschenen een stuk gemakkelijker en vanzelfsprekender was dan in het geval van Mulisch c.s. - was even overweldigend als in het geval van Mulisch en Nooteboom. Toen Doeschka Meijsing - net twintig en een gefrustreerde studente met onbestemde schrijversambities - in een boekhandel het lemma van Shakespeare las waarmee De Aleph opent - ‘O God, I could be bounded in a nutshell and count myself a King of infinite space. Hamlet, II, 2’ - dacht zij het volgende: Dit is het [...]. Ze kunnen me opsluiten in de donkerste kamers, ze kunnen me vervelen, tot wanhoop brengen - de adolescentie is nu eenmaal de periode van melancholie en opstandigheid tegelijkertijd -, maar wat altijd zal blijven bestaan is dat ik kan denken wat ik wil, me voor de geest halen wat ik wil; het plezier dat ik heb in mijn mogelijkheid tot verbeelding, in welke tijd dan ook, kan niemand mij afnemen.Ga naar eind53 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoewel Meijsing in de lezing waaruit dit citaat afkomstig is ook de gaucho-thematiek en het pertinente anti-peronisme van Borges bespreekt, is hij voor haar toch ook in de eerste plaats een ‘a-realistische’ schrijver, die op superieure wijze speelt met de mogelijkheden van het menselijk denken. Dankzij Borges ontdekte de schrijfster dat het mogelijk was om via het lezen ‘uit de gevangenis van de tijd’ te ontsnappen. ‘Het ontsnappingsmodel dat Borges ontwikkeld heeft [...] draagt een eenvoudige naam: de Bibliotheek’, aldus Meijsing, die bij een andere gelegenheid ‘Temporis acti’ (opgenomen in De hanen en andere verhalen, 1974) heeft omschreven als ‘een kleine hommage aan Borges’ en dat de aleph ‘een thema [is] dat voor mij persoonlijk heel veel betekent’. Deze voorliefde heeft echter ook een keerzijde: ‘Het vervelende is dat Borges het al zo uitgewerkt heeft. Dat is heel verschrikkelijk, en elke keer dat ik iets in die richting probeer zegt men dat ik als de ijverige leerling met het heldere hoofd de meester navolg.’Ga naar eind54 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Gelooft Borges?Voor de rubriek ‘Vertaallaboratorium’ van het eerste nummer van het literaire tijdschrift New Found Land (enkele jaren na de oprichting opgegaan in De Revisor) legde vertaalster Barber van de Pol vijf auteurs, critici en/of vertalers de vraag voor of de Borges die aan het woord is in het gedicht ‘De Engel’ gelovig is of niet. De meningen waren opvallend genoeg behoorlijk verdeeld. Nicolaas Matsier en Van de Pol zelf antwoordden ronduit ontkennend, in weerwil van de smeekbede waarmee het gedicht eindigt: Heer, moge na al mijn dagen op Aarde
ik de Engel niet beschamen.Ga naar eind55
Het gedicht was, aldus Van de Pol, ‘een uiterste zelfvermaning tot mentale moed.’ ‘In een schitterende paradox,’ aldus de vertaalster, ‘[...] vraagt hij God om de kracht niet te geloven in Hem in Wie hij niet gelooft.’Ga naar eind56 Of zoals Matsier het formuleerde: ‘“De Engel” kan ik met geen mogelijkheid anders opvatten dan als een paradoxaal gebed tot een God waarin Borges niet gelooft, inhoudende een smeekbede om niet te vervallen tot smeekbeden.’Ga naar eind57 Het vernuftige antwoord van Kees Fens is in dezelfde geest: ‘In een godserkenning wordt om een godsontkenning gevraagd.’Ga naar eind58 Meijsing is voorzichtiger. Volgens haar drukt het gedicht veeleer Borges' onzekere ‘geloof’ in de eeuwigheid uit, waaronder de Argentijnse schrijver het volgende zou verstaan: ‘Dat alle dingen niet gebeuren en vervolgens wegglijden in een verleden, maar dat alles zich op één zelfde “moment” afspeelt, nooit toekomst is, nooit verleden, dat er geen duur aan de dingen kleeft en geen einde.’Ga naar eind59 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het meest verrassende commentaar op ‘De Engel’ kwam van Cees Nooteboom, die onomwonden beweert dat ‘binnen de tekst van dit gedicht iemand spreekt die gelooft.’Ga naar eind60 Het is een opvatting die - verrassend genoeg - in de richting gaat van de orthodoxe opvattingen van Robert Lemm, waarover hieronder meer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Zuid-Amerikaans?Meijsing hield de eerder genoemde lezing over Borges zo'n twintig jaar nadat ze diens werk had leren kennen. In de loop van deze twee decennia was een groot deel van zijn werk vertaald. Naast de belangrijkste verhalenbundels verschenen er diverse essaybundels en dichtbundels, alsmede een bundel met lezingen.Ga naar eind61 Met het verschijnen van al deze vertalingen deden zich geen spectaculaire veranderingen voor in de receptie, waarvan het kader de thematiek van de ‘onwerkelijkheid’ bleef. De historische en politieke elementen in Borges' werk werden niet of nauwelijks opgemerkt. Het mag daarom op zijn minst opmerkelijk worden genoemd dat De Bezige Bij in 1977 in enkele kranten en weekbladenGa naar eind62 de vette kop ‘Zuid-Amerikaan’ gebruikte in een advertentie voor het werk van Borges (die zich naar eigen zeggen overigens geen Latijns-Amerikaan maar uitsluitend Argentijn voelde). De advertentie van Borges' Nederlandse uitgever was een weinig smaakvolle poging om de Argentijnse schrijver te koppelen aan de Latijns-Amerikaanse boom-literatuur die in Nederland succesvol werd vanaf 1972, het jaar waarin de Nederlandse vertaling van Cien años de soledad werd gepubliceerd.Ga naar eind63 Hoe het ook zij, Borges bleef in Nederlandse ogen een ‘groot Europees schrijver’, zoals de kop luidt van de bespreking van de verhalenbundel Het boek van zand van de hispanist Cees Zoon, als correspondent verbonden aan de Volkskrant, de krant waarvoor hij ook een aantal jaren actief was als literair criticus. In zijn bespreking beweert Zoon dat de Europese literaire elite Borges verafgoodt maar dat ‘de doorsnee Argentijn’ niet wakker ligt van ‘de problematiek die zijn werk bepaalt’ en dat veel van Borges' landgenoten hem verafschuwen vanwege zijn reactionaire of zelfs fascistoïde politieke ideeën.Ga naar eind64 Zoon aarzelt zelfs niet te beweren dat Borges zich altijd [heeft] ingespannen zijn geprivilegieerde positie tot het uiterste te verdedigen. Hoe dit in Latijns-Amerika pleegt te gebeuren is genoegzaam bekend. Borges' Europese fans zijn misschien niet zo op de hoogte van zijn politieke handel en wandel. In de loop der jaren heeft hij de talrijke militaire regimes in Argentinië altijd verdedigd. Zelfs nu nog, 78 jaar oud en blind, spant hij zich in fascistische dictaturen te bewieroken. Volgens Zoon zou Borges meer dan eens hebben gezegd dat ‘het gros van zijn landgenoten (en de Latijns-Amerikanen) uit culturele onbenullen bestaat [...]. De elitecultuur, waarvan hij de belichaming is, wordt in stand gehouden door de militaire regimes [...].’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het behoeft geen betoog dat Zoon in deze slecht gedocumenteerde, tendentieuze tekst zijn betreurenswaardige onvermogen toont om de Nederlandse lezers wegwijs te maken in de Argentijnse (en Latijns-Amerikaanse) context van het werk en de persoon van Jorge Luis Borges. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Borges als filosoof en andere discussiesCees Zoon behoort tot de groep hispanisten die zich in de periode van de boom over het werk van Borges ontfermden. Opmerkelijk genoeg hebben zij dit stuk voor stuk buiten de muren van de Academie gedaan. De belangrijkste zijn Barber van de Pol en Robert Lemm, die naast hun omvangrijke vertaalwerk ook veel hebben geschreven over de Argentijnse schrijver. Lemm heeft zelfs als enige in Nederland een lijvige studie over Borges geschreven, die in 1991 onder de titel De literator als filosoof. De innerlijke biografie van Jorge Luis Borges verscheen. Hierin zet hij de filosofische (en literaire) bronnen van Borges op een rijtje, uitgaande van de volgende veronderstelling: ‘Misschien is Borges een wijsgeer die zich uit bescheidenheid of voorzichtigheid van de woordkunst bedient.’Ga naar eind65 Volgens Lemm is Borges' denken ironisch noch ludiek (noch ‘surrealistisch’, om een van de door hem verketterde termen te gebruiken) maar coherent en serieus. Tegenover de critici die Borges als een (post)moderne schrijver beschouwen werpt Lemm zich op als de advocaat van een Borges die niets moest hebben van het wijsgerige en literaire denken van de twintigste eeuw. In Lemms visie wordt Borges bijna een gelovige. Veelzeggend in dit verband is dat Lemm in zijn artikel over Jorge de Burgos het gelijknamige personage uit Umberto Eco's De naam van de roos niet interpreteert als een fictionalisering op basis van de echte Borges maar als een getrouwe representatie van de Argentijnse schrijver.Ga naar eind66 Vanwege de tegendraadse teneur van De literator als filosoof kon het niet anders of het boek maakte heftige reacties los. Sommige literatoren ontkenden ronduit dat Borges een filosoof was, dat wil zeggen een systematische denker.Ga naar eind67 Ook waren er critici die niet ontkenden dat Borges zou kunnen worden beschouwd als een filosoof (zonder dat hij daarmee ophield een literair schrijver te zijn) maar dan alleen binnen het poststructuralistische of postmoderne kader dat Lemm juist zo verafschuwt.Ga naar eind68 Heumakers benadrukt Borges' ironie en scepsis, die hem voorkomen als ‘een produkt van het post-metafysische tijdperk dat niet meer kan geloven in de oude zekerheden, maar evenmin in staat is de oude vragen op te geven’ terwijl de filosofen Crego en Groot concluderen dat ‘het juist Lemms overdaad aan ernst is die hem belet om Borges' ironie serieus te nemen.’Ga naar eind69 In ‘Borges: fantast of filosoof?’ neemt hispanist/vertaler Erik Coenen het op voor Lemm. Hoewel ook Coenen vindt dat er kritiek mogelijk is op de inhoud en de toon van De literator als filosoof, vindt hij dat critici als Barber van de Pol en Nicolaas Matsier de studie van Lemm geen recht doen, want ‘het fundament onder het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werk - dat er zoiets bestaat als “het denken van Borges” - werd botweg ontkend.’Ga naar eind70 Badinerend omschrijft hij de visie van Matsier en Van de Pol op Borges' werk - die symptomatisch zou zijn voor de Borgesreceptie in Nederland - als volgt: ‘De lezer Borges zou kennelijk geen fundamenteel verschil zien tussen de dialogen van Berkeley en Peter Pan, tussen de Enneaden en Sjakie en de Chocoladefabriek.’Ga naar eind71 Coenen meent daarentegen dat Borges er niet aan twijfelt dat sommige overtuigingen waar zijn, bijvoorbeeld ‘dat het universum een kosmos is, een ordelijk geheel’ en dat ‘het universum - en als onderdeel daarvan, het menselijk bestaan - in essentie niet ruimtelijk, maar temporeel van aard is.’ Het is even opvallend als veelzeggend dat Coenen niet ingaat op de kritieken van Heumakers en het echtpaar Crego en Groot, die het filosofische idearium van Borges net als hij serieus nemen maar tot andere bevindingen en conclusies komen. Ook Willem Jan Ottens opvattingen over Borges deden nogal wat stof opwaaien. De steen des aanstoots was Ottens ‘Brief aan iemand die nog nooit Borges gelezen heeft’, geschreven naar aanleiding van het verschijnen van De maker. Hoewel Otten - die in 1978 het toneelstuk Henry II had geschreven, gebaseerd op Borges' verhaal ‘De onwaarschijnlijke oplichter Tom Castro’ - niet nalaat uitvoerig te getuigen van zijn bewondering voor het werk van Borges, vindt hij dat er ook wel het een en ander valt af te dingen op diens schrijverschap. Zo meent hij dat Borges' ‘immense popularitiet’ [sic] voor een deel is geworteld in ‘zijn Amerikanisme, het wereldoorlogloze’.Ga naar eind72 Borges is, aldus Otten, ‘op een bepaalde manier immuun’, niet alleen voor de werkelijkheid en de geschiedenis maar ook voor de erotiek: ‘[...] de fictie van de ander die je wil zijn om haar te kunnen hebben, en die je, al dan niet schijnbaar, verlost van je eenzelvigheid, die bestaat in dit universum domweg niet.’ Barber van de Pol reageerde furieus. In de eerste plaats omdat de twee wereldoorlogen wel degelijk een rol van betekenis spelen in enkele verhalen van Borges en in de tweede plaats omdat ook de erotiek deel uitmaakt van Borges' literaire universum. Maar zelfs al zou dit laatste niet het geval zijn, aldus Van de Pol, wat dan nog? ‘Wat wil Otten eigenlijk? Dat Borges vaker over seks schrijft, zoals hij dat zelf vaak heeft gedaan, de laatste tijd? Ik moet er niet aan denken, eenvoudig omdat het niet bij hem als schrijver past, omdat hij als schrijver is zoals hij is. Het verlangen komt me niet alleen ondankbaar maar ook absurd voor. Het is net zoiets als Joost Zwagerman vragen nu eens niet over seks te schrijven maar over de kick van het skiën of zo, of Kafka verwijten dat er in zijn verhalen zoveel Praag voorkomt en nooit eens Parimaribo.’ Hoe dan ook, Borges is alles behalve een ‘dorre solipsist’.Ga naar eind73 Het is allemaal goed gekomen, zo kan worden afgeleid uit de Borges-aflevering in de serie ‘Mijn helden’ die Otten in 2005 voor M. Het maandblad van NRC Handelsblad schreef. Reserve en kritiek hebben plaatsgemaakt voor onvoorwaardelijke bewondering en dankbaarheid. Zo noemt Otten de passage waarin de hoofdpersoon van ‘De Aleph’ probeert te omschrijven wat hij ervaart wanneer hij oog in oog staat met het wonderlijke voorwerp ‘misschien wel de mooiste pagina die ik ken’ en schrijft hij dat het oeuvre van Borges ‘iets onschatbaars [doet]: in een geestdodende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijd herstelt en eerbiedigt het je metafysische verlangen, zoals je dat in je kindertijd, zonder het te beseffen, koesterde.’Ga naar eind74 Wellicht heeft Otten zich Van de Pols kritiek aangetrokken. Maar met uitspraken als ‘Borges is ongetwijfeld de meest wijsgerige der 20ste-eeuwse verhalenschrijvers’ toont Otten toch ook affiniteit met Lemms visie op Borges, wiens De literator als filosoof hij als ‘een rijk en meeslepend boek over de denkwereld van Borges’ typeert. Barber van de Pol is zonder enige twijfel Nederlands meest veelzijdige criticus van Borges' werk. Zij heeft niet alleen talrijke stukken geschreven over Borges' idealisme en zijn bekendste thema's en metaforen - het leven als droom; de illusie van het ik; het grote verlangen naar alomvattende kennis en systeem en de gebrekkige epistemologische vermogens van de mens; het universum als bibliotheek of als boek; het labyrint; de spiegel; de dubbelganger; de tijger - maar ook over minder gebruikelijke onderwerpen, zoals Borges en de tango en Borges en de kabbala. Toch heeft ook Van de Pol zich voornamelijk geconcentreerd op het ‘onwerkelijke’ in Borges' werk en nauwelijks op de politieke en historische elementen daarin.Ga naar eind75 Opvallend is ook de frequentie waarmee zij benadrukt dat Borges' houding a-academisch is. De belangrijkste Borges-stukken van Van de Pol zijn opgenomen in Alles in de wind (1997). Daarin staan ook de twee lange gesprekken die zij met Borges voerde, niet lang voor diens dood. De interviews getuigen van een grote affiniteit met het werk van de Argentijnse schrijver, die jaren later ook zou doorklinken in de titel van haar debuutroman Er was wat met meneer en mevrouw Maker (1998). In de roman zelf is de verwantschap met Borges niet zozeer zichtbaar in de stijl en de thematiek als wel in het met verbeelding, speelsheid en creativiteit gestoffeerde levensgevoel waarnaar de twee hoofdpersonen van de novelle streven, al staat dit levensgevoel vanwege zijn tastbaarheid uiteindelijk dichter bij dat van Borges' pupil Cortázar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. ConclusiesAan het begin van deze bijdrage citeerde ik Tom van Deel, die in zijn bespreking van De Borges Bibliotheek de wens uitsprak dat het verzameld werk van de Argentijnse schrijver een rol kan spelen ‘in het huidige literaire klimaat, dat toch ook weer gedomineerd wordt door realisme en een gebrek aan verbeeldingskracht [...].’ Deze woorden suggereren dat de betekenis van Borges voor de Nederlandse literatuur de laatste jaren is afgenomen. Het is niet moeilijk om aanwijzingen voor het tegendeel te vinden. Neem de reeks lezingen die het literatuurfestival De Wintertuin in 1999 organiseerde naar aanleiding van het honderdste geboortejaar van Borges. Zeven schrijvers - Stefan Hertmans, Tsjêbbe Hettinga, Piet Meeuse, Erik Menkveld, Marcel Möring, Barber van de Pol en Hafid Bouazza - werden uitgenodigd om te reageren op een van de hoofdstukken uit Zeven avonden, waarin Borges de zeven onderwerpen besprak die zijn schrijverschap wellicht het meest hebben bepaald: de Divina Commedia, blindheid, de kabbala, het boeddhisme, de nachtmerrie, poëzie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en de Duizend-en-een-nacht, het boek dat Hafid Bouazza in het Arabisch besloot te gaan lezen nadat hij kennis had gemaakt met Borges' verhaal ‘De Aleph’. Enkele andere recente aanwijzingen voor de onverminderde actualiteit van Borges' werk zijn de frequentie waarmee Herman Franke in zijn beschouwend werk refereert aan het werk van Borges - de schrijver die Frankes visie op zijn eigen roman De verbeelding (1998) van een onverwachte dimensie voorzagGa naar eind76 -, de rol die Borges' gedicht ‘El tango’ in Thomas Rosenbooms novelle Spitzen (2004)Ga naar eind77 speelt, de slotzin van ‘Borges en ik’ die Alfred Schaffer als motto koos voor een van de delen van zijn dichtbundel Geen hand voor ogen (2004), de twee motto's van Borges in Jan Brokkens roman Voel maar (2004) en het aan Borges gewijde essay in Arie Storms De X-Files van de literatuur (2005). Deze tamelijk willekeurige voorbeelden maken duidelijk wat in feite ook al uit de Literomlijst kon worden afgeleid: ‘de grote Borges’ is nog altijd van grote betekenis voor de Nederlandstalige literatuur.Ga naar eind78 Opvallend is dat er in de loop van bijna een halve eeuw Borgesreceptie geen wezenlijke verschuivingen hebben voorgedaan in de aard hiervan. Voor de hierboven besproken schrijvers is Borges zo niet een leermeester dan toch in elk geval een essentieel ijkpunt voor hun literaire denken. De concrete politieke en historische context waaruit Borges' werk voortkomt en waarnaar het verwijst, speelt hierbij niet of nauwelijks een rol. Het is weliswaar niet aan Nederland voorbijgegaan dat Borges een aantal onverstandige opmerkingen over de dictatoriale regimes in Argentinië en Chili heeft gemaakt die hem, naar verluidt, de Nobelprijs hebben gekost, maar dit is hooguit een voetnoot in de Nederlandse Borgesreceptie. Veelzeggend in dit verband is dat Borges' werk hier bij maatschappelijke en politieke discussies nauwelijks een rol heeft gespeeld.Ga naar eind79 Van inbedding in een specifieke literair-historische context is evenmin sprake geweest. Zelden of nooit is Borges' werk in verband gebracht met dat van ‘typisch’ Latijns-Amerikaanse schrijvers als García Márquez, Vargas Llosa, Carlos Fuentes, schrijvers die veel meer affiniteit en verwantschap met Borges hebben dan je op grond van de Nederlandse receptie zou denken.Ga naar eind80 In Nederland is Borges geen Latijns-Amerikaanse, geen Argentijnse en zelfs geen Europese schrijver. Áls Borges al een vaderland heeft in onze ogen, dan is dat de literatuur. Deze conclusie bevestigt de door de Amerikaanse Borgesspecialist Daniel Balderston in Out of Context. Historical Reference and the Representation of Reality in Borges (1993) gesignaleerde eenzijdigheid die de receptie van Borges' verhalen veelal kenmerkt. De interpretatie richt zich, aldus Balderston, vrijwel uitsluitend op het autoreferentiële, fictieve en fantastische in Borges' verhalen. De talrijke verwijzingen naar concrete historische en politieke contexten worden ofwel niet gezien ofwel genegeerd. Zonder de ‘onwerkelijkheid’ in Borges' verhalen te ontkennen, pleit Balderston voor een grotere aandacht voor de historische en politieke verwijzingen hierin, omdat het werk van de schrijver | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is intimately marked by the experience of twentieth-century Argentine history and politics, by life in Europe during World War I and just after, by association with figures as passionate (and radically different from one another) in ideological stance as were Leopoldo Lugones, Macedonio Fernández, Victoria Ocampo, María Rosa Oliver, and José Bianco.Ga naar eind81 Voor Nederland was het bijzondere van Borges niet zozeer het feit dát hij de grote epistemologische en ontologische vragen over het wezen van tijd, taal en werkelijkheid centraal stelt in zijn werk, maar vooral de ongekend compacte, complexe en tegelijkertijd speelse en altijd ondogmatische wijze waarop hij dit heeft gedaan. Of om het in de woorden van Arie Storm te zeggen: ‘Niemand vóór hem heeft nadrukkelijker de gedachte uitgedragen dat de literatuur een zich naar alle kanten vertakkend netwerk is [...].’Ga naar eind82 Hoe een en ander zich concreet heeft vertaald in het primaire werk van de hierboven genoemde schrijvers is een kwestie die hier niet aan de orde kon komen. Duidelijk is in elk geval dat Borges schrijvers van verschillende generaties met uiteenlopende poëtica's enorm heeft gefascineerd, fascineert en, naar het zich laat aanzien, zal blijven fascineren. Deze veelomvattende Borgesreceptie onderstreept nog eens hoe waar en hoe relevant de volgende opmerking is die Tom van Deel in zijn bespreking van De Borges Bibliotheek maakte: ‘De geschiedenis van de rol van Borges in de Nederlandse literatuur moet nog geschreven worden.’Ga naar eind83 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CodaIn een interview met het Financieele Dagblad onthult Floris Maljers, voormalig bestuursvoorzitter van Unilever en commissaris bij onder meer KLM en BP, dat Borges veel zou kunnen betekenen voor onze economie vanwege diens talent om complexe zaken heel gecondenseerd in een beperkt aantal bladzijden te schetsen. Je zou willen dat in het bedrijfsleven kwesties vaker in twee A4-tjes uit de doeken werden gedaan zonder oppervlakkig te worden. Maljers' uitspraak maakt duidelijk dat Borges in Nederland meer is dan een writer's writer. Het verdient daarom aanbeveling om de verdere studie naar de receptie van zijn werk niet te beperken tot de literatuur.
Met dank aan Lies Wijnterp voor haar speurwerk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie I: Secundaire literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie II: Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|