(2002) 1, een artikel van Herman Brinkman over de relatie tussen de auteursbiografie van Jan Moritoen, een van de dichters van het Gruuthusehandschrift, en de aan hem toegeschreven teksten. En Helmut Tervooren en Martina Klug beschrijven, editeren en becommentariëren een tot nog toe onbekende liedcyclus uit het Gaesdonkse verzamel-handschrift MS 37 die de sfeer ademt van de devotio moderna.
De Revisor 29 (2002) 2 is een ultrakort prozanummer vol verhalen van maximaal 500 woorden. De redactie wil het korte verhaal de aandacht geven die het verdient. Het grootste deel is een bloemlezing uit de wereldliteratuur, maar er staat ook mooi nieuw werk in van de redactielieden, en van Peter Drehmanns, Herman Franke (vooral hij) en Maarten Biesheuvel (vooral leuk voor de liefhebber).
Nummer 29 (2002) 3 is weer een regulier nummer, en een vrijwel voorbeeldige aflevering van wat een literair tijdschrift zou kunnen zijn, of: lang geweest is. Een artikel over Hermans over Céline, een scatologisch gedicht van Atte Jongstra, een prozadebuut (jawel): Paul Dijstelberge, poëzie uit Zuid-Afrika en Korea, en zelfs een poëziedebuut: Lodwijk van Oord dat de sporen van de invloed van redacteur Ilja Leonard Pfeijffer draagt.
In TNTL 118 (2002) 2 heeft de redactie zoals meestal gezorgd voor een evenwichtige spreiding van letterkundige artikelen over de verschillende periodes. Erwin Huizenga richt zich op een deeloverlevering van Cyrurgie, een tekst van de beroemdste Vlaamse chirurg uit de veertiende eeuw. Hij laat zien wat de vele veranderingen die in de tekst zijn aangebracht zeggen over de compilator ervan. I. Decloedt schrijft over de contacten van Frederik van Eeden met Oostenrijk en de Oostenrijkse literatuur op basis van de helaas slechts fragmentarisch overgeleverde correspondentie van Van Eeden met Oostenrijkse auteurs. Jos Houtsma vergelijkt ‘het lied van de boerman’ in de Boere-Klucht (1612) van Samuel Coster met de vier oudst bekende Nederlandse parallelteksten. TNTL gaat met haar tijd mee en heeft boekbeoordelingen en signalementen nu ook op het web staan.
In TNTL 118 (2002) 3 gaat de aandacht uit naar enkele klassiekers, in artikelen over ‘erosie in Nooit meer slapen’ (door Jeroen Paalvast), de thematische structuur van Couperus' roman Metamorfoze (door P. Kralt) en een Latijnse liturgische bron voor het Egidiuslied (door Gertjan Postma); daarnaast schrijft A.M. Duinhoven in een taalkundig artikel over enkele soorten negaties. Spannend is de discussie tussen Erik Spinoy en Thomas Vaessens over de interpretatie van Nijhoff en Van Ostaijen, waarbij de heren recht tegenover elkaar gaan staan. Leuk en zinnig, dit soort discussies zou vaker in de vakbladen gevoerd moeten worden.
De Vestddijkkroniek blijft bewondering afdwingen voor de vasthoudendheid waarmee men uithoeken van gebaande paden blijft zoeken. Aflevering (2002) 99 is een themanummer over Forum, dat wil zeggen een gedeeltelijke verzameling van de voordrachten van het Forum-