waar de ronkende inleiding op zinspeelt.
Hollands maandblad (2001) 1 betoont zich een vrijplaats voor cultuurpessimisme, en het gaat de eenmansredactie (Bastiaan Bommeljé) om niets minder dan het uitdagen van moreel plichtsbesef, het verklaren van de westerse samenleving, intelligentie plaatsen tegenover humbug. Zijn inleiding is zo zwaar aangezet dat ik ironie proef, maar een artikel over ‘Vijf vijanden van het boek’ doet toch weer vrezen dat hij het meent. Maar het bestaan van het blad is een prestatie en er staan tenminste wel vrijwel enkele altijd interessante, of provocatieve teksten in. Vooral de bijdrage van H.J.A. Hofland geeft het cultuurpessimisme op humoristische en, nu goed dan, intelligente wijze vorm.
In Literatuur 18 (2001) 1 veel over maatschappij en literatuur: over de al dan niet volkomen terecht vergeten priester-dichter Antoon Binnewiertz (Mathijs Sanders), botsingen tussen literatuur en recht (Ralf Gruttemeijer) en ‘mens en maatschappij bij Arthur van Schendel’ (Kralt). Interessant is vooral een bijdrage over Arthur Japin's De zwarte met het witte hart, ook al omdat nooit helemaal duidelijk wordt waar de werkelijkheid en waar de fictie geïnterpreteerd wordt (Marie-Anne Coebergvan der Marck).
In Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 23 (2000) 3 drie artikelen. Joop W. Koopmans: ‘De presentatie van het nieuws in de Europische Mercurius (1690-1756)’, Rudolf Dekker: ‘De rafelrand van het zeventiende-eeuwse hofleven in het dagboek van Constantijn Huygens de zoon. Roddel en seks’ en Rietje van Vliet: ‘“... als zodaanig in de openbaare Nieuwspapieren Geadverteerd” I Weyerman als publiekstrekker.’ Verder de volgende boekbesprekingen: André Hanou over Huibert Jan Zuidervaart, Van ‘Konstgenoten’ en hemelse fenomenen. Nederlandse sterrenkunde in de achttiende eeuw; Peter Altena over Balthasar Bekker, Beschrijving van de reis door de Verenigde Nederlanden, Engeland en Frankrijk in het jaar 1683. Naar het handschrift uitgegeven en toegelicht door Jacob van Sluis; Adèle Nieuweboer over Dorothée Sturkenboom, Spectators van Hartstocht. Sekse en emotionele cultuur in de achttiende eeuw; W.R.D. van Oostrum over Yvonne Bleyerveld, ‘Hoe bedriechlijk dat die vrouwen zijn’: vrouwenlisten in de beeldende kunst in de Nederlanden, circa 1350-1650; André Hanou over Johan Joor, De Adelaar en het Lam. Onrust, opruiing en onwilligheid in Nederland ten tijde van het Koninkrijk Holland en de Inlijving bij het Franse Keizerrijk (1806-1813); Rudolf Dekker over René Bosch, Labyrinth of Digressions. Tristram Shancy in Engeland in de achttiende eeuw; Netty van Megen over W.R.D. van Oostrum, Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782) ambitieus, vrijmoedig en gevat; W.R.D. van Oostrum over Christien Dohmen, In de schaduw van Scheherazade. Oosterse vertellingen in achttiende-eeuws Nederland; M. van Vliet over J.A. Gruys en J. Bos, Adresboek. Nederlandse drukkers en boekverkopers tot 1700.
Verzameld door de STCN.