Burger, L.F. van Driel, A.J. Kleywegt en H. Stouthart. Stichting Neerlandistiek VU, Amsterdam / Nodus Publikationen, Münster. 1996. ISBN 90-72365-47-X / 3-89323-424-1. 143 pag. Bijlage: Lijst van bronnen genoemd in Anonymi Batavi Idea Linguae Belgicae grammatica, poetica et rhetorica, curante Everhardo van Driel (Leiden 1783) samengesteld door Henk Duits en Rob de Graaf. 15 pag. Samen ƒ 59,50, excl. verzendkosten.
In 1707 publiceerde de van oorsprong Rotterdamse maar in Amsterdam woonachtige koopman en autodidact Adriaen Verwer een in het Latijn geschreven Schets van de Nederlandse Taal, getiteld Idea Linguae Belgicae grammatica, poetica et rhetorica, echter niet onder zijn eigen naam maar onder de schuilnaam Anonymus Batavus. In 1783 werd dit werk opnieuw uitgegeven, nog steeds in het Latijn, maar met verbeteringen en enkele toevoegingen, door Everhardus van Driel, rector van het gymnasium te Goes. De reden voor de heruitgave was Van Driels bewondering voor Verwers werk, en het feit dat dit werk nauwelijks nog verkrijgbaar was. Momenteel is Van Driels heruitgave opnieuw niet meer te krijgen, hetgeen voor de Neerlandicus J. Knol aan de Vrije Universiteit te Amsterdam aanleiding was het werk ten derden male uit te geven, nu met een Nederlandse vertaling. Helaas echter overleed de heer Knol in 1991, zodat het werk, dat intussen ver was gevorderd, door anderen moest worden afgemaakt. Dit is tenslotte gedaan door de heren Janssen en Noordegraaf, beiden van de VU, met een groep medewerkers.
Gezegd moet worden dat de moeite van, eerst, E. van Driel voor zijn editie van 1783, en nu van Janssen, Noordegraaf enz., volledig gerechtvaardigd is. Het boek van Verwer (onder het pseudoniem Anonymus Batavus) uit 1707 is een typisch produkt van die tijd, en als zodanig een leerzaam geschrift. Alleen dat Verwer in het Latijn schreef (en niet eens een al te best Latijn), is minder typisch: het was toen toch al, op enkele uitzonderingen na, de gewoonte, ook in de omringende landen, om grammatika's van de nieuwe Europese talen (niet die van het Grieks en Latijn, die in het Latijn geschreven bleven worden) in die talen zelf te schrijven. Voor de rest is het werk echter een vrij zuivere weerspiegeling van datgene wat in die tijd van een grammaticus verwacht werd.
De uitgave die hier ter sprake is is tweetalig, de Van Driel editie van 1783 in facsimile op de linkerpagina, met de Nederlandse vertaling van Knol (e.a.) op de rechterbladzijde. De vertaling is in goed leesbaar modern Nederlands. Het enige bezwaar dat men zou kunnen hebben ligt in de vertaling van sommige termen, die niet beantwoordt aan modern taalkundig gebruik. Zo wordt bij voorbeeld partes orationis vertaald als ‘rededelen’, terwijl ‘woordsoorten’ bedoeld wordt; praepositio wordt vertaald als ‘voorzetsel’, terwijl de term beantwoordt aan wat men tegenwoordig ‘voorvoegsel’ of ‘prefix’ noemt.
Het werk zelf is als volgt opgebouwd. Na vrij uitvoerige uiteenzettingen over de variant van het Nederlands die hij als norm neemt voor de beschrijving, de zg. lingua communis als tegenhanger van de twee ‘dialekten’, nl. dat der dichters en dat van de senaat en de rechterlijke macht, volgt een lange paragraaf over letters en spelling (niet over klanken). (Hierbij valt op dat Verwer de z niet als letter wil accepteren.) Dan volgt de grammatica, die wordt voorafgegaan door een betoog dat er twee soorten taalgebruik bestaan, de usus analogus en de usus anomalus. De eerste is vooral terug te vinden in de oudste vormen van Nederlands, de laatste in eigentijds Nederlands - in feite een klakkeloze toe-