| |
| |
| |
Signalementen
Tongval
Marc van Oostendorp, Tongval. Hoe klinken Nederlanders? Amsterdam: Prometheus, 1996. ISBN 90-5333-451-3, 242 blz., ƒ 29,90.
Van Oostendorp, in 1995 cum laude gepromoveerd aan de K.U.B. te Tilburg op een interessant proefschrift over fonologie in het theoretisch kader van de Optimality Theory, doet in dit boekje een poging om de fonologie voor een groter publiek toegankelijk te maken. Het woord tongval in de titel suggereert dat het vooral over dialecten zal gaan. Dat is maar ten dele waar, maar zeker komen diverse dialecten van het Nederlands (Rotterdams, Tilburgs, Limburgs, Achterhoeks, etc.) ter sprake, vooral om bepaalde ideeën uit de moderne niet-lineaire fonologie te illustreren. Het is een aardig boek geworden, dat met vaart een aantal inzichten presenteert, en fonologische verschijnselen uit het Nederlands zoals syllabestructuur, accent, korte versus lange klinkers e.d. bespreekt. Maar ook toonverschijnselen, klinkerharmonie, umlaut en compensatorische verlenging krijgen aandacht, evenals de verwerving van fonologie door kinderen. Van Oostendorp doet dus in zekere zin goed p.r.-werk voor de hedendaagse fonologie.
Toch zijn er wel wat bedenkingen te maken. Verwarrend vond ik bijvoorbeeld dat Van Oostendorp op p. 105 lange klinkers omschrijft als klinkers die twee posities in de syllabe bezetten, een opvatting die hij in zijn proefschrift bestrijdt, terwijl hij wat ik hier lange klinkers noem op p. 95 juist omschrijft, overeenkomstig zijn proefschrift, als gespannen klinkers. Historische taalkunde wordt door Van Oostendorp niet erg serieus genomen getuige formuleringen als (p. 70): ‘We kunnen aannemen dat het Tilburgs en het Standaardnederlands een gemeenschappelijke voorouder hebben, een heel oude vorm van Nederlands die bij wijze van spreken gebruikt werd door de Batavieren toen deze Nederland kwamen binnenroeien.’
Niet alleen de presentatie heeft vaart, het boek blijkt ook met grote vaart, dat wil zeggen haastig geschreven te zijn. En dat is wel erg jammer gezien de onmiskenbare kwaliteiten ervan. Er komen veel drukfouten in voor, stilistische ontsporingen, en vaak ontbreken woorden (typisch een effect van het gebruik van een tekstverwerker). Ook staan er nogal wat feitelijke onjuistheden in. Zo zou het Hongaarse achtervoegsel -nek/-nak een verkleinwoordsuffix zijn (het is een datief-suffix), zou in het Frans de klemtoon altijd op de laatste syllabe liggen (geldt niet als die laatste lettergreep een schwa bevat), zou het Engels helemaal geen verkleinwoorden kennen (p. 118), wat helemaal niet waar is, zou in het Franse woord petit de slot-t nooit uitgesproken worden (gebeurt wel als het volgende woord met een klinker begint), zou er een klankwet zijn ontdekt door de gebroeders Grimm (p. 82), terwijl het gaat om één broer, Jacob. Werkwoorden worden niet verbogen (p. 149) maar vervoegd. Verder wordt gezegd (p. 159) dat ‘uw luchtpijpen en uw mond’ een kanaal vormen tussen ‘uw stembanden [...] en de buitenlucht’, wat voor de luchtpijpen moeilijk is. Ook de litera- | |
| |
tuurverwijzingen aan het eind zijn soms slordig. Zo heet het boek van Stephen Anderson over de geschiedenis van de fonologie niet The history of phonology maar Phonology in the twentieth century, en is het niet uitgegeven in 1990, maar in 1985.
Kortom, ik wens dit boek een 2e druk toe waarin al die ongerechtigheden verdwenen zijn, en het boek (nog) beter laat zien dat fonologie een interessante wetenschap is.
Geert Booij
| |
Taal en identiteit
Onlangs verscheen als deel 25 in de reeks Publicaties van het P.J. Meertens-Instituut de bundel Constructie van het eigene. Culturele vormen van regionale identiteit in Nederland.
Bijna alle bijdragen in het boek vloeien voort uit het congres dat onder dezelfde titel op 26 mei 1994 te Nijmegen werd georganiseerd. De bundel bevat veertien artikelen, waarvan er twaalf zijn verdeeld over vier groepen. Een van die groepen draagt als titel Taal en identiteit en bestaat uit drie bijdragen. Jo Daan schetst in haar artikel ‘Standaardtaal en dialecten: vrienden of vijanden?’ de ontwikkelingsgeschiedenis van de nationale taal en gaat in op de verhouding tussen deze taal en de regionale varianten. Frans Hinskens geeft in zijn bijdrage ‘Dialectnivellering in Limburg. Verlies van regionale identiteit?’ een samenvatting van zijn dissertatie over het verschijnsel dialectlevelling en bespreekt de mogelijke gevolgen voor het begrip regionale identiteit. Louis Peter Grijp tenslotte, verkent in zijn artikel ‘Van dialectlied tot boerenrock. Muziek en regionale identiteit’ de dialectmuziek, die in de landelijke journalistiek en in de wetenschap nog maar weinig aandacht heeft gekregen, en onderzoekt in welke verhouding muziek staat tot de regionale identiteit.
Bibliografische gegevens: Carlo van der Borgt, Amanda Hermans en Hugo Jacobs (red.): Constructie van het eigene. Culturele vormen van regionale identiteit in Nederland. Amsterdam, P.J. Meertens-Instituut, 1996. VI + 264 blz., geb., ill. Het boek is te bestellen door overmaking van ƒ 32,50 + ƒ 6,- verzendkosten op girorekening 167415 of op bankrekening ABN-AMRO 43.64.65.310 ten name van P.J. Meertens-Instituut, Amsterdam, o.v.v. ‘Publicatie 25’.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Historische taalkunde
Van het boek Historische taalkunde van Cor van Bree verscheen enige tijd geleden de tweede druk. De eerste druk van dit werk kwam in 1990 uit en werd in het jaar daarop in drie tijdschriften besproken: Forum der Letteren 32, 295-297 (door G.R.W. Dibbets), Neerlandica Extra Muros 29, 381-382 (door R. Salverda) en Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 107, 167-168 (door M.C. van den Toorn). In deze tweede druk zijn veel kleine fouten verbeterd, er zijn wat redundanties opgeruimd, en op een aantal plaatsen zijn opbouw en behandeling verduidelijkt. De essentiële veranderingen zijn de volgende. Er wordt aandacht besteed aan het begrip iconiciteit (de secties 2.3 en 13.1.2.6) en aan de onzichtbare-handtheorie (sectie 22.2). Grondig gewijzigd zijn 7.3 over het Humboldtiaanse principe, dat in deze druk wordt aangeduid met de term isomorfieprincipe, en sectie 13.1.3.2 over syntactische veranderingen. Sectie 7.1 uit de eerste druk is vervallen. De inhoud daarvan is opgenomen in hoofdstuk 22.
Het boek heeft 22 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 wordt gevormd door de inleiding. De overige hoofdstukken zijn verdeeld over vijf delen. Deel 1. Taalverwantschap en taalreconstructie bevat de hoofdstukken 2-5, Het vaststellen van
| |
| |
taalverwantschap, Taalfamilies, Klankcorrespondenties en reconstructie, Taalverwantschap en taalreconstructie. Afsluiting. Deel 2. Taalverandering 1 (klank- en betekenisverandering) bestaat uit de hoofdstukken 6-9, Klankverandering, Klank/betekenisverandering, Betekenisverandering, Taalverandering 1. Afsluiting. Deel 3. Taalverandering 2 (grammaticale en lexicale verandering) wordt gevormd door de hoofdstukken 10-13, Fonologische verandering, Morfologische verandering, Syntactische verandering, Grammaticale en lexicale verandering. Deel 4. Het proces van taalverandering is opgebouwd uit de hoofdstukken 14-17, Het proces van taalverandering. Algemeen, De talige, sociale en stilistische geleidelijkheid, Regionale aspecten, Het proces van taalverandering. Afsluiting en vooruitblik. Deel 5. Talen in contact tenslotte, heeft vijf hoofdstukken: 18-22, De tweetalige taalgebruiker, Taalcontactsituaties, Effecten van en reacties op vreemde invloed, Talen in contact. Afsluiting, De oorzaken van taalverandering.
Bibliografische gegevens: Cor van Bree: Historische taalkunde. Leuven enz., Acco, 1996. 343 p., ing., ISBN 90-334-3426-1, ƒ 75,25.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Structuuradviezen voor schrijvers
Onlangs verscheen van de hand van Erik van der Spek Schrijven met perspectief. Structuuradviezen voor schrijvers, een boek dat zich richt op de aanpak (d.w.z. de afbakening, de inhoudsbepaling en de structurering) van diverse zakelijke teksten. Daarbij neemt de structuur een centrale plaats in. Een goede structuur verleent een tekst vastheid, samenhang en de rode draad. Het boek wil auteurs van beleidsrapporten, onderzoeksverslagen en andere teksten de helpende hand bieden bij de eerste stappen van het schrijfproces, die vaak veel tijd kosten: de selectie van materiaal, de keuze voor een invalshoek en de opzet voor de tekst.
Het boek bestaat uit twee delen. In het eerste deel, Bouwstenen, komen de principes aan de orde die van belang zijn bij het structureren: wanneer gaat u indelen?, hulpmiddelen, invalshoek en centrale vraag, structuur op basis van de inhoud, structuur op basis van de vorm, presentatie van de structuur, bijzondere structuren, en aanpassingen en variaties. In het tweede deel, Tekstsoorten, worden concrete modellen geboden, een overzicht van de belangrijkste typen teksten met adviezen voor de bijbehorende structuren: advies- en beleidsrapporten, onderzoeksverslagen, artikelen, folders en brochures, handleidingen, en toespraken. Verder zijn er twee bijlagen opgenomen. De eerste bevat een kleine encyclopedie van gehanteerde begrippen, de tweede geeft een overzicht van veel voorkomende structuuraanduiders. Ook is er een trefwoordenregister opgenomen.
Het boek is glashelder geschreven en bevat een overvloed van duidelijke schema's, opsommingen en illustratiemateriaal. Bovendien is het bijzonder mooi uitgegeven en dat is te merken aan de prijs van het boek. Maar dan krijgt men wèl waar voor zijn geld.
Bibliografische gegevens: Erik van der Spek: Schrijven met perspectief. Structuuradviezen voor schrijvers. Groningen, Nijhoff, 1996. 256 p. geb. ƒ 59,50 ISBN 90 6890 488 4.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Taalgids
In 1955 werd naar aanleiding van het verschijnen van de Woordenlijst der Nederlandse taal (1954) voor het eerst de taalgids Ik schrijf zonder fouten uitgegeven. Het boek zou een groot succes worden. Onlangs verscheen de 21e editie. Het boek werd grondig herzien, uitgebreid en aangepast aan de nieuwe spel- | |
| |
ling. De taalgids is bestemd voor iedereen die in het dagelijkse contact met de taal op allerlei taalkundige problemen stuit. De auteurs hebben ingewikkelde grammaticale terminologie vermeden. De vragen en probleemgevallen zijn genummerd en worden alfabetisch behandeld. Het boek begint bijvoorbeeld met 1. a of aa (uitspraak lange a) en eindigt met 137. Zullen (vervoeging van -).
Bibliografische gegevens: Jos Smeyers, Kristien Spillebeen en Paul Cockx: Ik schrijf zonder fouten. Leuven, Davidsfonds/Clauwaert, 1996. 196 blz., ing., ISBN: 90 6306 337 7. Het boek is te bestellen bij de uitgever Davidsfonds/ Clauwaert, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven. Tel.: 016/22.18.01, fax: 016/22.25.32. De prijs is 395 BEF.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Nederlandse woordenboeken opnieuw geboekt
Frans Claes en Peter Bakema, A Bibliography of Dutch Dictionaries. Tübingen: Niemeyer, 1995. ISBN 3-484-30967-9, xx+377 blz, DM 196,- (= Lexicographica, Series Maior 67).
In 1980 verscheen bij Benjamins in Amsterdam A bibliography of Netherlandic Dictionaries, samengesteld door de lexicograaf Frans M. Claes S.J., o.a. bekend van het Groot geïllustreerd woordenboek van Verschueren. Het nu gepubliceerde boek is de door woordenboekliefhebbers lang verbeide vervanger van de in 1980 verschenen bibliografie.
Wat bevat het boek? In theorie alle sinds het jaar 1477 verschenen woordenboeken met Nederlands als enige taal of als taal in twee- en meertalige werken. De veeltalige topper zou een in 1838 in St. Petersburg verschenen werk in twee delen van Alex Schischkoff met 200 talen moeten zijn. Claes en vooral Bakema kregen heel wat titels bij elkaar: 4863 tegenover 3092 in de vorige uitgave, een weerspiegeling hoofdzakelijk van de enorm toegenomen titelproduktie maar voor een klein deel ook van nieuw aangetroffen werken. De samensteller dankt in het voorwerk voor hun aanvullingen ook enkele tientallen mensen, waarvan ondergetekende er veel als verzamelaar kent. De vele opgenomen woordenboeken werden samengesteld door ruim 2900 auteurs en bewerkers.
Het gebruiksdoel van deze compilatie is tweeledig. De practicus of wetenschapper, geïnteresseerd in b.v. afkortingenverzamelingen, encyclopedische en biografische woordenboeken of tellingen van woordfrequenties, vindt snel wat er verschenen is onder een logisch Engels trefwoord. Zoekt hij retrograde-woordenboeken of -lijsten, dan vindt hij die minder snel, want hij moet dan onder ‘reverse’ kijken in plaats van onder het meer voor de hand liggende ‘retrograde’. Aan de andere kant vindt de verzamelaar in dit boek een voortreffelijke handleiding voor zijn gebied, dat hij overigens beslist moet beperken, want het vergaren van 4863 titels (niet zelden met verscheidene drukken en edities) lijkt zelfs voor de Koninklijke Bibliotheek in de collectioneursrol niet haalbaar.
De auteurs bieden het materiaal aan in 28 categorieën, b.v. woordenboeken over de Bijbel en over dialecten, voor kinderen en puzzelaars, alsmede op afzonderlijke schrijvers als P.C. Hooft en Guido Gezelle. Vervolgens is er een rubricering naar talen, 41 in getal, waarbij nog 13 talen uit Indonesië geteld moeten worden. Tot slot zijn er 41 terminologische groepen gevormd om de boeken gewijd aan b.v. sport, elektrotechniek en luchtvaart te plaatsen. Registers op auteursnaam, talen en geraadpleegde bibliografische bronnen completeren het werk. En nog een paar cijfers: tegenover 1513 vertaalwoordenboeken met Engels en Nederlands vond ik 25 Esperanto- en 2 Volapük-titels; de
| |
| |
andere kunsttalen ontbreken.
Voor de frequente gebruiker van de oude ‘Claes’ is het even wennen aan de nieuwe pagina-opmaak. Het werken in twee kolommen is praktisch, maar ik mis nu de rubrieksnamen bovenaan iedere bladzijde.
Soms zal een gebruiker liever een verder gaande onderverdeling hebben, b.v. in de rubriek naamkunde (‘onomastics’). Daarin worden toponiemen (met o.a. veldnamen, straatnamen, riviernamen) samengenomen met persoonsnamen (voornamen, familienamen). Hoewel de onderlinge verbanden tussen die groepen evident zijn, is een splitsing toch te overwegen. De groep van 127 titels is er groot genoeg voor. De categorie publicaties over veldnamen en boerderijnamen is sterk aan het groeien en ondervertegenwoordigd voor Nederland. De laatste 10, 15 jaar is er bij voorbeeld in Overijssel, Gelderland en Noord-Brabant vrij veel gepubliceerd, weliswaar bij kleine uitgevers en door vrij onbekende instellingen, dat wordt hier toegegeven. Een goede bibliografische ingang hierop moet te vinden zijn, b.v. met hulp van het Staring Instituut in Doetinchem.
Al met al ben ik erg blij met de nieuwe ‘Claes’ die iedereen die met woordenboeken omgaat, bij zijn naslagwerken zou moeten zetten. Omdat hij zoveel ingangen biedt, mag deze compilatie in geen enkele openbare of wetenschappelijke bibliotheek ontbreken.
G.J. Bothof
| |
Bundel De Vriendt
Van geen klein je vervaard: Essays over Nederlandse taalwetenschap. Brussel: VUBPress, 1995. ISBN 90 5487 1024. 228 blz., BEF 850.
Sinds ik redactiesecretaris van dit tijdschrift ben, zijn mijn gevoelens over feestbundels gemengder geworden. Fijn voor de jubilaris, maar hier gaat weer een stapel potentiële tijdschriftkopij! Maar dat geldt niet voor bundels als de onderhavige, waarin artikelen van de gehuldigde ‘uit de verstrooiing’ bijeengehaald zijn. Door de bundeling krijgen de artikelen een nieuwe bereikbaarheid en eventueel door onderlinge samenhang een meerwaarde. En ten koste van tijdschriften gaat dat niet.
Van geen kleintje vervaard bevat 14 neerlandistische essays van professor Sera De Vriendt, hem aangeboden bij zijn emeritaat aan de Vrije Universiteit Brussel. De artikelen zijn tussen 1970 en 1994 verschenen in tijdschriften, congresbundels, en, toegegeven, in een ‘gastenboek’ en een ‘hulde-album’. De artikelen zijn in hun oorspronkelijke versie opgenomen, waarbij wel middels enkele toegevoegde noten verwijzingen tussen de bijdragen onderling zijn aangebracht.
Uit de inleiding en de publicatielijst die de bundel openen, blijkt dat Sera De Vriendt zich op uiteenlopende gebieden van de taalkunde bewogen heeft. Naast de taalsystematiek van het Nederlands, ook in zijn Vlaamse en Brusselse variant, vormden het vreemde-talenonderwijs en de gebarentaal belangrijke interessegebieden van de gehuldigde. De redacteuren van de bundel (die overigens niet met name genoemd worden) hebben terwille van de coherentie de keuze van artikelen geconcentreerd op het eerstgenoemde gebied.
De bundel opent met een opstel waarin kenmerken van het Vlaams-Nederlands gecontrasteerd worden met het Noord-Nederlands. Met name de onderscheiding van twee of drie genera bij het naamwoord wordt besproken. Drie artikelen zijn gewijd aan verheldering van lastige begripsmatige onderscheidingen in de grammatica: hoofden bijzin (moeten we Als hij nou maar kwam een hoofd- of bijzin noemen?), factief en niet-factief en bijbehorende
| |
| |
effecten als raising, en tenslotte de problematische grens tussen flexie en derivatie. In een volgend artikel haakt De Vriendt in op een oude discussie over de vraag of een predicaatsnomen zonder lidwoord (Hij is communist) een nominale of adjectivische constituent genoemd moet worden.
Twee artikelen hebben betrekking op voorzetselconstituenten. Interessant is de behandeling van de vraag wanneer een PP in een zgn. voornaamwoordelijk bijwoord omgezet kan worden en wanneer niet (waarom kunnen we niet zeggen: Jan is in juli geboren en Piet is er ook in geboren?). De auteur voegt ‘zgn.’ aan het voornaamwoordelijk bijwoord toe omdat hij van mening is dat we beter kunnen spreken van een woordgroep.
Twee volgende artikelen gaan over het intrigerende verschijnsel dat het Nederlands (en ook andere talen) een zekere weerstand hebben tegen het dicht bij elkaar voorkomen van tweemaal dezelfde vorm. Uit de fonologie kennen we dit verschijnsel als haplologie en dissimilatie, maar De Vriendt laat zien dat we het ook in morfologie (wel morgenmiddag maar niet morgenmorgen) en in de syntaxis aantreffen. De bekende en lastig te beschrijven samenval (of weglating) van er wordt vanuit dit algemenere perspectief bekeken.
Zoals in de inleiding van de bundel wordt vermeld (p. 8), heeft De Vriendt steeds bijzondere aandacht gehad voor ‘niet, weinig of onvoldoende bestudeerde aspecten, zoals voorzetsels, partikels, tussenwerpsels en herhalingsverschijnselen’. Deze bijzondere aandacht komt bij uitstek tot uiting in de vier artikelen die betrekking hebben op tussenwerpsels en partikels (waarvan er drie samen met P. Van de Craen geschreven zijn). Aan de orde komen betekenis en distributie van de tussenwerpsesls kom, kijk en zeg, van het modaal partikel maar, van het bijwoord gewoon en van Franse voegwoordelijke partikels, met name donc, in het Brussels Nederlands (ik zou bij dit laatste verschijnsel niet van ‘codewisseling’ willen spreken zoals in het artikel gedaan wordt).
In de afsluitende bijdrage worden op basis van een foutenanalyse de moeilijkheden onderzocht die Franstalige leerlingen hebben met het leren van de Nederlandse spelling, uitlopend op enkele adviezen voor de onderwijspraktijk.
De hier bijeengebrachte artikelen dragen duidelijk de signatuur van eenzelfde hand. Ze kenmerken zich door genuanceerde observatie van de taalfeiten, door degelijke kennis van de taalkundige literatuur en door een nuchtere omgang met de in die literatuur voorgestane linguistische theorieën. De oriëntatie van de auteur is steeds analytisch-descriptief en niet zozeer gericht op de consequenties van zijn bevindingen voor algemenere theorievorming.
De keuze die de redacteuren uit het werk van de gehuldigde gemaakt hebben is, zoals in de ondertitel van de bundel is aangeduid, met name gericht op de Nederlandse taalkunde. Andere keuzes waren op dit gebied mogelijk geweest, b.v. het in TTT 6 (1986) verschenen artikel Over plaatsingsmogelijkheden van schakeringspartikels, of (een vertaling van) Combinatorial aspects of modal particles in Dutch. Maar via de publicatielijst, die een periode van 1965 tot 1993 beslaat, zal de lezer die zich door de hier gebundelde artikelen aangesproken voelt, zeker de weg naar de niet opgenomen publicaties weten te vinden.
Ad Foolen
| |
Nederlands voor anderstaligen
Enige tijd geleden zag bij uitgeverij Acco een nieuwe, driedelige cursus Nederlands voor anderstaligen het licht: Vanzelfsprekend. Nederlands voor anderstali-
| |
| |
gen. De cursus biedt een totaalprogramma om Nederlands te leren en kan als zelfstudiepakket of in de klas gebruikt worden. Alle taalvaardigheden (lezen, luisteren, schrijven en spreken) komen aan de orde. De cursus bestaat uit tien gedeelten, die elk weer zijn opgebouwd uit hoofdstukken. In de eerste vijf komen de basisstructuren van het Nederlands ter sprake en wordt de cursist een elementaire woordenschat bijgebracht van ongeveer duizend woorden. De andere gedeelten maken de cursist vertrouwd met taalfuncties, grammatica en woordenschat die nodig zijn op een intermediair niveau. De drie boeken worden ondersteund met twee videocassettes en drie audiocassettes.
Met nadruk moet worden vermeld dat de cursus zich richt op anderstaligen in Vlaanderen. Zoals in Nederlandse methodes de Nederlandse maatschappij een belangrijke rol speelt, zo staat in deze cursus de Vlaamse samenleving centraal. Daarom is deze methode naar mijn oordeel niet geschikt voor anderstaligen in Nederland.
| |
Bibliografische gegevens:
|
1. | Rita Devos en Han Fraeters: Vanzelfsprekend. Nederlands voor anderstaligen. Tekstboek. 1996. 301 p. ing. ISBN: 90-334-3556-X, ƒ 88,- (BEF 1495). |
2. | Rita Devos en Han Fraeters: Vanzelfsprekend. Nederlands voor anderstaligen. Werkboek. 1996. 340 p. ing. ISBN: 90-334-3557-8, ƒ 74,25, (BEF 1260). |
3. | Rita Devos en Han Fraeters: Vanzelfsprekend. Nederlands voor anderstaligen. Woordenlijst. 1996. 60 p. ISBN: 90-334-3558-6, ƒ 23,25, (BEF 395). |
4. | Videocassettes. ISBN: 90-334-3577-2, ƒ 126,50 (BEF 2150). |
5. | Audiocassettes. ISBN: 90-334-3578-0, ƒ 70,75 (BEF 1200). |
Het totale pakket kost ƒ 382,- (BEF 6500) en de verzendkosten bedragen ƒ 30,- (BEF 375). Men kan de cursus (of een of meer delen ervan) bestellen bij Acco, Tiensestraat 134-136, B-3000 Leuven (fax 0032-16-207389).
Jan Nijen Twilhaar
| |
Taal en de menselijke natuur
Onder de titel Taal en de menselijke natuur verscheen bij uitgeverij Het Spectrum de Nederlandse vertaling en bewerking van Ray Jackendoffs boek Patterns in the mind. Language and Human Nature. De bekende Amerikaanse hoogleraar taalkunde Jackendoff heeft vanaf de jaren zeventig baanbrekend werk verricht op het gebied van de syntaxis en de semantiek. Daarnaast publiceerde hij over de theorie over ons bewustzijn die hij ontwikkelde op basis van inzichten uit de taalkunde en de psychologie. In Taal en de menselijke natuur gaat het over de relatie tussen taal en de menselijke geest.
Jackendoff beargumenteert uitvoerig dat de hersenen van taalgebruikers een verzameling onbewuste grammaticale principes bezitten (de menselijke grammatica) en dat de menselijke hersenen een genetisch bepaalde specialisatie voor taal bevatten (de aangeboren Universele Grammatica). De eerste zes hoofdstukken van het boek, waarin deze onderwerpen aan de orde komen, zullen waarschijnlijk weinig toevoegen aan de kennis van lezers die op de hoogte zijn van de ontwikkelingen binnen de generatieve taalwetenschap. Voor hen zal het boek wellicht vanaf het zevende hoofdstuk interessant worden. Daarin gaat de auteur in op de basiskenmerken van de American Sign Language (ASL). Verderop komen de onderdelen van de grammaticale organisatie van de ASL aan de orde. Wat heel duidelijk wordt aangetoond, is dat we net als bij gesproken taal worden geconfronteerd met de zogenaamde paradox van taalverwerving: dove kinderen verwerven uit zichzelf en onbewust een mentale grammatica,
| |
| |
zonder dat ze daar speciaal onderricht in krijgen. Ook hier geldt een zogenaamde kritische periode. Hoe eerder men begint met het leren van de ASL, hoe beter deze gebarentaal wordt geleerd.
Om evidentie te geven voor de biologische basis van taal gaat Jackendoff niet alleen in op taalverwerving onder normale omstandigheden, maar ook op het leren van taal onder bijzondere omstandigheden (het meisje Genie en andere, vergelijkbare gevallen, zelfgemaakte gebarentaal, ontwikkeling van creooltalen, en taalles aan mensapen).
Jackendoff beperkt zich niet tot de functionalistische benadering van de mentale grammatica, hij gaat ook in op de gevolgen die hersenbeschadigingen hebben op taalverwerving. Onderzoek naar die gevolgen heeft uitgewezen dat de grammatica van de ASL, op enkele verschillen na, volledig overeenkomt met de grammatica van gesproken taal, en dat hersenbeschadigingen bij ASL-sprekers en bij gewone sprekers dezelfde stoornissen produceren.
Het zou hier te ver voeren om ook nog op allerlei andere onderwerpen in te gaan die Jackendoff in zijn boek aan de orde stelt. Wat als een rode draad door het werk loopt, is zijn rationalistische visie op menselijke kennis. Hij voert niet alleen evidentie aan voor een aangeboren Universele Grammatica van taal, maar beargumenteert ook het bestaan van een UG voor muziek, visuele perceptie, concepten en sociale interactie.
Iedereen die in taal en taalkunde geïnteresseerd is, kan ik aanraden het boek te lezen. Het is glashelder geschreven. Dat is mede te danken aan de drie vertalers, die ook lof verdienen voor de wijze waarop zij het boek hebben bewerkt voor het Nederlands. Bovendien verstaat Jackendoff de kunst om zijn onderwerpen te behandelen op een manier dat iedereen het boek van begin tot eind kan begrijpen. Wat ik bovendien waardeer, is dat achterin het boek bij elk hoofdstuk literatuur voor verdere studie is opgenomen, en dat het boek een heel uitgebreid trefwoordenregister bevat.
Bibliografische gegevens: Ray Jackendoff: Taal en de menselijke natuur. Utrecht, Het Spectrum, 1996. 304 p. pap. ƒ 39,90 ISBN 90 274 4522 2.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Het dialect van Montfort
Enige tijd geleden verscheen als deel 26 in de reeks Publicaties van het P.J. Meertens-Instituut het boek Variatie en verandering in het Montforts. Taalstructurele en sociolinguïstische aspecten van een veranderend dorpsdialect. Het is de handelseditie van het proefschrift waarop de auteur, Pierre Bakkes, aan de Katholieke Universiteit Nijmegen promoveerde. In dit werk staan de veranderingen en variaties centraal die in de loop der tijd zijn opgetreden in het dialect van het Limburgse dorp Montfort, waarvan de auteur zelf native speaker is. Hij maakte voor zijn onderzoek gebruik van drie generaties informanten. De taalkundige verschijnselen worden niet alleen beschreven, maar er wordt ook ingegaan op de vraag in welke groepen van taalgebruikers de veranderingen plaatsvinden, waarbij de auteur in een sociolinguïstisch kader werkt.
Het boek bevat zeven hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk gaat Bakkes in op het taalgeografische en sociolinguïstische kader van zijn onderzoek. Hoofdstuk II geeft de doelstellingen en opzet van deze studie. De hoofdstukken III-VI geven een beschrijving en analyse van de verschillende veranderingen en variaties in het Montforts. Deze zijn hoofdzakelijk te vinden op fonetisch-fonologisch gebied en worden volgens de auteur vooral veroorzaakt door gebruik van het Standaardnederlands. Alleen bij de mouillering (die bij de jongste gene- | |
| |
ratie minder voorkomt) heeft het Nederlands geen invloed. Op morfologisch gebied vinden we in het Montforts vooral veel variatie in de werkwoordsvormen. Het gaat hier volgens Bakkes om aanwijsbare interne oorzaken. Syntactische variatie is veel moeilijker vast te stellen. Wel wordt geconstateerd dat typisch regionale verschijnselen bij de jongste en middelste generatie minder voorkomen dan bij de oudste generatie. Hetzelfde geldt voor de variërende of veranderende semantisch-lexicologische verschijnselen: deze komen, voorzover ze typisch Montforts zijn, het minst voor bij de jongste generatie. Hoofdstuk zeven bevat de conclusies uit het verrichte onderzoek. Het boek bevat zes bijlagen met achtereenvolgens gegevens over informanten en materiaal, Blancquaerts opname voor de RND, beknopte fonologie van het Montforts, mouillering, morfonologie van het Montforts, meervoudsvorming in het Montforts, en overzicht van variatie in het Montforts. Verder vinden we achterin dit boek een uitvoerige bibliografie, drie samenvattingen (Nederlands, Engels en Montforts) en een curriculum vitae.
Het is hier niet de plaats om uitvoerig op dit werk in te gaan, maar ik hoop dat dit in een ander tijdschrift wèl zal gebeuren.
Bibliografische gegevens: Pierre Bakkes: Variatie en verandering in het Montforts. Taalstructurele en sociolinguïstische aspecten van een veranderend dorpsdialect. Amsterdam, P.J. Meertens-Instituut, 1996. X + 332 blz., geb. Het boek is te bestellen door overmaking van ƒ 47,50 + ƒ 6,- verzendkosten op girorekening 167415 of op bankrekening ABN-AMRO 43.64.65.310 ten name van P.J. Meertens-Instituut, Amsterdam, o.v.v. ‘Publicatie 26’.
Jan Nijen Twilhaar
|
|