| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Jan Nijen Twilhaar
Dokumentaal
24 (1995), nr. 3
In zijn bijdrage De tijdschriften zijn dood, leve de tijdschriften licht B.P.M. Dongelmans de lezer in over de wetenschappelijke tijdschriften op het gebied van de neerlandistiek die gaan verdwijnen, en de tijdschriften die daarvoor in de plaats komen. In de rubriek Gepromoveerd worden enkele dissertaties besproken die we hier willen noemen: Kris van den Branden: Negotiation of meaning and second language acquisition: a study of primary school classes, en Joep Kruijsen: Geografische patronen in taalcontact. Romaans leengoed in de Limburgse dialecten van Haspengouw.
| |
nr. 4
In de rubriek Recensie wordt de Taalbaak onder de loep genomen door W.A. Hendriks. In de rubriek Gepromoveerd vinden we onder meer de volgende dissertatie besproken: Geert Craps: Structuur en textuur. Thema en cohesie in Nederlandse expositorische teksten.
| |
Leuvense Bijdragen
84 (1995), nr. 2
In het artikel waarmee Elaine Young Ballard deze aflevering opent geeft zij aan de hand van persoonlijke voornaamwoorden in de Lanseloet Philological evidence for language contact theory. Johan Seynnaeve geeft A note on the development of Germanic ai in Dutch. De bijdrage van Hans Smessaert is een review artikel en gaat over (Ertoe) bijdragen (tot): pre- en postposities in het Nederlands.
Verder worden onder meer de volgende boeken gerecenseerd: G. Koefoed, Benoemen (door F.G. Droste), G. Booij en A. van Santen, Morfologie (door J. Beeken), en Voorzetten nr. 44 van de Nederlandse Taalunie. Spellingdossier en -besluit (deel I en II) (door M. Clyne).
| |
Moer
1995, nr. 4
In dit nummer staan vier artikelen over de Methode de Haan, een methode om dyslexie aan te pakken. De ontwerper ervan, Willem J. de Haan, licht allereerst de methode toe in zijn bijdrage Een taalkundig probleem; een taalkundige oplossing, waarin hij laat zien dat dyslectici gebaat zijn bij structuur en een uitputtend systeem van regels. Jan de Frankrijker vertelt over zijn praktijkervaringen met de methode in Werken met de Methode de Haan. Ietje Erkens en Willemien Tak tenslotte plaatsen in hun bijdrage Spellingproblemen: diagnose en begeleiding de aanpak van De Haan in een breder kader, waarbij zij proberen vast te stellen of de methode zo algemeen is als de ontwerper beweert.
Verder bevat dit nummer een voorpublikatie van de belangrijkste passages uit de nieuwe examenprogramma's voor havo en vwo, waarin ook een onderdeel ‘kennis over taal en taalverschijnselen’ is opgenomen.
| |
| |
| |
nr. 5
Deze aflevering begint met een redactionele bijdrage van Elsbeth van der Laan-van Wees over onderwijs in eigen taal en cultuur: OETC in het basisonderwijs. In Woordenschat vanuit context bespreekt Jan T'Sas een aantal strategieën om woordbetekenis af te leiden uit de context. Karin-Ruth Breems bespreekt vijf spellingprogramma's voor de computer. Verder zijn er enkele bijdragen die zich richten op talenonderwijs in het mbo en op havo en vwo.
| |
nr. 6
In deze afleveringen geven Saskia Brand-Gruwel, Cor Aarnoutse en Kees van den Bos Leesstrategieën voor zwakke lezers. Verder wordt onder meer het volgende boek besproken: T. Boves en M. Gerritsen: Inleiding in de sociolinguïstiek.
| |
Moer
1996, nr. 1
De eerste aflevering van dit jaar is een themanummer over taalonderwijs op de basisschool. Het nummer wordt ingeleid door een redactionele bijdrage van Bart van der Leeuw, Mariëtte Hoogeveen en Anja Swennen: Een kwestie van kwaliteit. Daarna volgen drie afdelingen: 1. Programmatische aanzetten, 2. Aandacht voor geletterdheid, en 3. Meertalige leerlingen. We bespreken daarvan alleen de artikelen uit de eerste en derde afdeling. De eerste begint met een artikel van Cor Aarnoutse en daarin gaat de auteur Op weg naar beter onderwijs in de Nederlandse taal. Volgens Ludo Verhoeven dringen wetenschappelijke inzichten in taalleerprocessen niet door in de schoolpraktijk en hij geeft Bouwstenen voor adaptief taalonderwijs. Ad Bok wil een begin maken met de vernieuwing van de taaldidactiek op basis van elementaire taalleerprincipes en vertelt de lezer daarover in zijn bijdrage Leren lezen met Leerzame Vragen. De derde afdeling begint met een bijdrage van Else Schotsman en Willem-Jan de Vroom over het Deltaplan Taalbeleid Rotterdam. Het volgende artikel is van Piet Litjens en gaat over Selectie en planning van leerstof: leerkrachtvaardigheden in meertalig onderwijs. Henny Uiterwijk en Ton Vallen proberen de volgende vraag te beantwoorden: Hoe worden toetsen minder partijdig voor allochtonen?
| |
Naamkunde
26 (1994), nr. 3/4
Dit dubbelnummer begint met een In memoriam Jos Molemans van de hand van Willy Van Langendonck, waarin de auteur kort ingaat op het leven en werk van een van de grootste naamkundigen uit het Nederlandse taalgebied. In Lo, looi, looien en verwanten behandelt Ward Van Osta het toponymische element lo. Doreen Gerritzen gaat in op Twee revoluties in de persoonsnaamgeving. A. Marynissen sluit de rij met Limburgse familienamengeografie.
In de rubriek Boekbesprekingen wordt een drietal boeken gerecenseerd. Verder zijn er bijdragen in de rubrieken Kroniek en Personalia.
| |
Naamkunde
27 (1995), nr. 1/2
Dit dubbelnummer wordt geopend door J. Goossens met een artikel over Motiefgeografie van Nederlandse familienamen. Frans Claes s.j. gaat in op twee woorden die in tal van toponiemen
| |
| |
voorkomen: Schans en Schrans. Dan volgt een uitgebreid artikel van L. van Durme: De namen op -(i)acum in het noorden van de Romeinse provincie Gallia Belgica. Kronologische, etnolinguïstische en andere aspekten. Het vierde artikel is van F. Debrabandere en gaat over De familienaam Titulaer.
In de rubriek Boekbesprekingen worden zes boeken gerecenseerd.
| |
nr. 3/4
In dit dubbelnummer gaat K. Gildemacher in op Vrouwennamen in het begin van de 16de eeuw in Wymbritseradeel (Friesland). Het artikel van K. Willems gaat over Eigennaam en reflectie. Daarna volgt een repliek op deze auteur door W. Van Osta: Von dem Irren im Kritisieren. P.J.V Dekkers plaatst Toponymische kanttekeningen bij het domein Sterksel van de abdij van Averbode (17de eeuw). F. Debrabandere behandelt De familienaam De Len(d)t-decker. W. Beele tenslotte bespreekt De familienaam Leuregans.
In de rubriek Boekbespreking wordt één boek gerecenseerd. Verder zijn er bijdragen in de rubrieken Kroniek en Personalia.
| |
Neerlandica Extra Muros
33 (1995), nr. 3
In dit jubileumnummer vinden we een aantal artikelen die in verband staan met het vijfentwintigjarig bestaan van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek. Het wordt ingeleid met een bijdrage van Theo A.J.M. Janssen: De IVN: Vijfentwintig jaar partners in neerlandistiek. J. de Rooij wijdt zijn artikel aan Een kwart eeuw IVN. P. de Kleijn bespreekt de Nederlandse grammatica's voor anderstaligen in de periode 1970-1995. Elie Nieuwborg gaat in op Didactiek Nederlands als vreemde taal. Veertig jaar ervaring met het onderwijs Nederlands aan anderstaligen. J.W. de Vries belicht de Didactiek van land en volk. De bijdrage van P.G.J. van Sterkenburg gaat over Lexicografie voor buitenlanders. Francis Bulhof gaat in op Enkele aspecten van het letterkunde-onderwijs in het Nederlands aan buitenlandse universiteiten. Het onderwerp van de bijdrage van Theo Hermans is Literair vertalen en internationale neerlandistiek. Hadden we maar een Edda gehad! Neerlandistiek in Duitsland is de titel van Carel ter Haars artikel. Theo Hermans komt opnieuw aan het woord in De neerlandistiek in de Engelstalige wereld. Johanna Stouten belicht de situatie in Frankrijk: Frankrijk, Van lappendeken tot donsdek? Ingrid Wikén Bonde heeft het in haar bijdrage over De neerlandistiek in Noord-Europa en J. Koch gaat in op het Nederlands in Zuid-Europa. De neerlandistiek in Centraal- en Oost-Europa komt aan de orde in het artikel van Zofia Klimaszewska. W.F. Jonckheere heeft het over Vijfentwintig jaar neerlandistiek in Zuid-Afrika. Kees Groeneboer, Hans Groot en Herman Poelman tenslotte, gaan in op Het Nederlands in Azië.
| |
Neerlandica Extra Muros
34 (1996), nr. 1
Het eerste nummer van deze jaargang begint met een artikel van Charles T. Gehring over De geheimen van Nederlands in New York. J.M. van der Horst licht de lezer in over Tijdschriften, spelling en naslagwerken. Er is verder een besprekingsartikel van L. Beheydt: Nederlandse grammatica voor anderstaligen op nieuwe wegen.
In de rubriek Boekbesprekingen en aankondigingen kan men een groot aantal bijdragen vinden.
| |
| |
| |
Ons Erfdeel
38 (1995), nr. 4
De vierde aflevering van deze jaargang is erg zuinig geweest met de taalkundige bijdragen. We vinden er slechts een van de hand van Frank Jansen en die gaat over normen voor Standaardnederlands, in adviesboekjes en in de maatschappij: Schuttingtaal, vloeken, schelden en beledigen.
| |
nr. 5
In de laatste aflevering van deze jaargang staan twee artikelen waarvan we hier melding willen maken. Het eerste is van Reinier Salverda, getiteld Internationale Neerlandistiek, waarin wordt ingegaan op het vijfentwintigjarig bestaan van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek. Het tweede artikel gaat over Nieamptelike Afrikaans: 'n bestekopname van die posisie van Afrikaans in Namibië en is van de hand van Emma Kirchner.
| |
Ons Erfdeel
39 (1996), nr. 1
Van het eerste nummer van deze nieuwe jaargang vermelden we alleen de volgende bijdrage van Greetje van den Bergh: Nederlandse Taalunie: blik op de toekomst.
| |
Onze Taal
64 (1995), nr. 9
Dit nummer begint met een bijdrage van Ingmar Heytze, getiteld Wilt u afronden?, waarin Annemarie Grewel tips geeft voor het voorzitten van een vergadering. Annemarie Korevaar gaat in haar artikel ‘If you gather my meaning’ in op de vertaalbaarheid van Marten Toonders werk. C.L.J. de Bot gaat in op de positie van het Nederlands in de media en het onderwijs: Waarom dit artikel niet in het Engels is. In Woordelijk citeren?, een bijdrage van Kees van Wee, vinden we adviezen voor integer citeren.
Verder zijn er bijdragen in de vaste rubrieken en een aantal kleinere artikelen.
| |
nr. 10
De tiende aflevering begint met een artikel van Frans van Eemeren en Rob Grootendorst over de taal van het meningsverschil, dat rijk is aan ‘territoriale’ beeldspraak: Ga van dat standpunt af! Onder de titel Wie u bent. Wat u wilt geeft de redactie de resultaten van een lezersonderzoek. Wie corrigeert de corrector? vraagt Guus Rombouts zich af in zijn bijdrage over de samenwerking tussen publicist en corrector. In Van kaartenbak tot Koenen [8] gaat Theo de Boer in op de vraag hoe de woordenboekmaker reageert op taalveranderingen. Marinel Gerritsen en Renée van Bezooijen houden zich bezig met Uitheemse woorden in Nederlandse mond [4]. Daarnaast zijn er enkele bijdragen die over de taal van Marten Toonder gaan.
Verder zijn er bijdragen in de vaste rubrieken en een aantal kleinere artikelen.
| |
nr. 11
De elfde aflevering wordt geopend met een artikel van Floor Loeb-Diehl over Jiddische leenwoorden in het Nederlands. Onmiddellijk daarop volgt een korte bijdrage van K. Bakker, getiteld Sores, die in de vorm van een verhaal negentig woorden en uitdrukkingen bevat die het Nederlands heeft ontleend aan het Jiddisch of Hebreeuws. In De zeszevenproef vraagt Harry Cohen zich af wat een bastaardwoord eigenlijk is. De bij- | |
| |
drage van Frans van Eemeren en Rob Grootendorst gaat over ‘oorlogsmetaforen’: Van schot in de roos tot losse flodder. De spellingherziening wordt psychologisch doorgelicht door Gerard Kempen in De mythe van het woordbeeld. Gerard Nas laat zien hoe je een optimaal waarneembare tekst krijgt in Met het oog op de tekst. Ton van der Wouden tenslotte gaat in op het onderwerp Negatieve omgevingen.
Verder zijn er bijdragen in de vaste rubrieken en een aantal kleinere artikelen.
| |
nr. 12
Het laatste nummer van deze jaargang wordt geopend door Peter Burger met een artikel over de studie van het Nederlands in het buitenland: De buitenposten van het Nederlands. Van dezelfde auteur is de bijdrage Het is nergens zo gezellig als in Nederland, waarin de auteur ingaat op de vraag welke Nederlandse woorden onvertaalbaar zijn en voor welke buitenlandse woorden geen Nederlands equivalent bestaat. Corriejanne Timmers behandelt De spelling van de tussen-n. Bob Duynstee en Charlotte Polak gaan in op de vraag of juridische teksten begrijpelijker kunnen: Het ‘alles-voor-de-punt-syndroom’. In de derde aflevering van Frans van Eemeren en Rob Grootendorst over de taal van het meningsverschil gaat het om Verstand en gevoel; water en vuur? Theo de Boer beantwoordt de vraag waarom sommige woorden in het woordenboek ontbreken: Van kaartenbak tot Koenen [9]. Aart-Jan van Amerongen geeft tips voor een goede nieuwjaars-speech in ‘Alweer een jaar voorbij...’ Riemer Reinsma gaat in Een schrijfhulp met handicaps in op het recentelijk verschenen programma dat stijlfouten corrigeert.
Verder zijn er bijdragen in de vaste rubrieken en een aantal kleinere artikelen.
| |
Onze Taal
65 (1996), nr. 1
De eerste aflevering van deze jaargang bevat een aantal artikelen die gewijd zijn aan de nieuwe spelling. Harry Cohen schrijft over De tussen-n in het nieuwe Groene Boekje. Een van de bijdragen van Corriejanne Timmers gaat over De naam(s)bekendheid van dubbelspelling, de andere over De prijs van de nieuwe spelling. Volgens Liesbeth Koenen en Rik Smits zijn de Nieuwe regels tussen-n onhanteerbaar.
Jaap de Jong heeft in dit nummer een interview met de eindredacteur van het maandblad Het Beste: De ingrediënten van een succesverhaal. Het artikel van Bas Andeweg en Jaap de Jong gaat over Overheadsheets: adviezen voor een transparante toespraak. Joop van der Horst schrijft Over gezag en norm in taaladvisering.
Verder zijn er bijdragen in de vaste rubrieken en een aantal kleinere artikelen.
| |
nr. 2/3
Dit dubbelnummer is tegelijk een dubbel-themanummer. Het eerste thema betreft de nieuwe spelling en daaraan zijn drie artikelen gewijd. De eerste bijdrage, Tussen gedroomde eenvoud en praktische haalbaarheid, is van de Nederlandse Taalunie, waarin de unie reageert op de spellingstukken uit het januarinummer, waarop overigens weer wordt gereageerd met naschriften. Harry Cohen gaat in op Vrouwelijke nevenvormen in het Groene Boekje. Het derde artikel over dit thema is van Corriejanne Timmers: De spellingherziening: een wensdroom. Het tweede thema betreft het congres ‘Als u begrijpt wat ik bedoel’. Aan dit thema zijn zeven artikelen gewijd, die gaan over het toegankelijk maken van complexe kennis.
| |
| |
Verder zijn er bijdragen in de vaste rubrieken en een aantal kleinere artikelen.
| |
South African Journal of Linguistics
13 (1995), nr. 2
Het tweede nummer begint met een artikel van Barbara Bosch over 'n Sintakties-semantiese ondersoek na die gebruik van die neweskikker maar. Anna Coetzee en Pieter van Reenen onderzoeken Die Afrikaanse nasalering en nienasalering se verband met 17de-eeuse Nederlands. H.J. Lubbe buigt zich over het Fonologie-ondersoek oor Nederlands en Afrikaans: 'n krities-evaluerende vergelyking.
| |
nr. 3
In deze aflevering vinden we een artikel van Leon G. de Stadler over The indirect object in Afrikaans: a schematic network. Johan Lubbe bespreekt Die organisasie van die Afrikaanse leksikon.
| |
Spektator
24 (1995), nr. 3/4
In dit dubbelnummer bespreekt H. Schultink Twee Nederlandse introducties in de morfologie (Jan Don e.a.: Inleiding in de generatieve morfologie en Geert Booij en Ariane van Santen: Morfologie: de woordstructuur van het Nederlands). Hans Bennis gaat verder met zijn beschouwing over de recente ontwikkelingen in de syntaxis: Waar is het werkwoord? deel III: het Nederlands.
Dit is het laatste nummer dat van Spektator is verschenen. Een aantal auteurs bespreekt de verschillende vakgebieden die in dit tijdschrift aan bod zijn gekomen. Voor de taalkunde is dat Geert Booij met Taalkunde in Spektator. Het nummer wordt afgesloten met een Register op artikelen verschenen in Spektator, tijdschrift voor Neerlandistiek van de hand van Willem Kuiper.
| |
Spiegel
13 (1995), nr. 1
Deze jaargang wordt geopend door Griet Ramaut met een case-study over moedertaalonderwijs in een meertalige klas: Hoe wordt dat gezegd in het Vlaams? Het tweede artikel, geschreven door Hugo de Jonghe gaat in op Het VVKSO-leerplan Nederlands in Vlaanderen. Amos van Gelderen en Ron Oostdam geven Een domeinbepaling voor mondelinge taalvaardigheid in de bovenbouw havo en vwo. De laatste bijdrage is van Maarten Koch: Schoolsucces en taalvaardigheid. Kanttekeningen bij een veelgebruikte theorie.
Verder bevat dit nummer drie boekbesprekingen: R.J. Oostdam: Argumentatie in de peiling. Aanbod- en prestatiepeiling van argumentatievaardigheden in het voortgezet onderwijs (door Luuk Lagerwerf), S. de Jong en A.M.J. Riemersma: Taalpeiling yn Fryslân. Onderzoek naar de beheersing van het Fries en het Nederlands aan het einde van de basisschool (door Nanne Osinga), en René Appel en Anne Vermeer: Tweedetaalverwerving en tweede-taalonderwijs (door Katinka de Croon en Machteld Verhelst).
| |
Taal en Tongval
47 (1995), nr. 1
De eerste aflevering van deze jaargang begint met een In memoriam Dr. Jos Molemans (1938-1994) van Rob Belemans. Har Brok gaat in op Lexicale differentiatie bij sexe- en leeftijdsgebonden diernamen in de Nederlandse dialec- | |
| |
ten. Er zijn twee bijdragen van G. de Schutter: Werkwoordvolgorde en het IPP-effect in het Nederlandse taalgebied en Een notitie over schilders, kunstschilders, schilderaars en kladpotters. J. Goossens signaleert Ingweoons Latijn in de mond van Isegrim. Jan Nuyts bespreekt Subjectspronomina en dubbele pronominale constructies in het Antwerps. Taal en Macht in de Friese Middeleeuwen is een besprekingsartikel van A. Feitsma n.a.v. een publikatie van Oebele Vries.
Verder bevat het nummer een aantal boekbesprekingen, waarvan we alleen de volgende noemen: Fritz Ponelis: The Development of Afrikaans (door G. de Schutter), en Jan Don e.a.: Inleiding in de Generatieve Morfologie (door Helga Humbert).
| |
nr. 2
Deze aflevering is een gevarieerd huldenummer voor prof. dr. Jan Goossens, die in februari 1995 vijfenzestig jaar is geworden. Het eerste artikel is van Cor van Bree: De vreemde eenvoud van het Gotisch. Jo Daan schrijft over Dialectologie in beweging. A. Feitsma belicht de Democratie en Etymologie bij J.D. Michaelis en J.H. Halbertsma. Dirk Geeraerts en Anja Cappelle gaan in op Kennisrelatieve taalattitudes. A.M. Hagen buigt zich over de Gemarkeerdheid van de Belgisch-Nederlandse woordenschat. Roeland van Hout bestudeert de Taalvariatiepatronen in een sociolinguïstisch netwerk. Willy van Langendonck bespreekt De synchronische status van bijnamen. J. van Loon vraagt zich het volgende af: Waarom heeft het Nederlands geen umlaut op lange vocalen? Herman Niebaum gaat in op Stads Gronings uit 1845. Pieter van Reenen, Marleen Rijnvis en Iris van Wijck leggen uit Waarom *vijchtech niet bestaat. Hugo Ryckeboer gaat in op Restanten van het diminutief stapelsufftx -elkijn in de Zuidnederlandse dialecten. G. de Schutter bespreekt Extrapositie in het Middelnederlands. Het artikel van Jan Stroop gaat over Woordmetathesis. In Jan Z'N + nomen analyseert Johan Taeldeman een bezitsconstructie in de Vlaamse dialecten. Hoe schrijf ik mijn (Brussels) dialect? vraagt S. de Vriendt zich af. A. Weijnen sluit de reeks af met een bijdrage over de woorden Kennep en Kemp.
| |
Themanummer
7 (1994)
Dit themanummer draagt als titel R-zes visies op een kameleon. Het nummer wordt ingeleid door G. de Schutter, J. Taeldeman en A. Weijnen met Een stoet van r-en. Inleiding. Jo Verhoeven belicht Fonetische eigenschappen van de Limburgse huig-r. Hans Van de Velde gaat in op 60 jaar (r)evolutie in het Standaard-Nederlands. De bijdrage van Doreen Rogier gaat over De verspreiding van een sociaal hooggewaardeerd taalkenmerk: de huig-R rond Gent. Pieter van Reenen heeft het over Driemaal /r/ in de Nederlandse dialecten. Georges de Schutter en Johan Taeldeman geven Studies in r-klein II. /r/ in hoofdtonige syllabe voor medeklinker. Durk H. Veenstra laat ons kennismaken met Merkwaardige vormen van de werkwoorden hebben, doen, slaan en zien in het Fries.
| |
Taalkundig Bulletin
25 (1995), nr. 2
Het tweede nummer bevat twee artikelen. Het eerste is van Roel Jonkers en gaat over De invloed van het werkwoord op het taalgedrag van afasiepatiënten. In de tweede bijdrage gaat Ron van
| |
| |
Zonneveld in op Kettingen, coördinatie en topicalisatie.
| |
nrs. 3 en 4
De laatste twee nummers van deze jaargang zijn gevuld met een heleboel squibs op verschillende gebieden van de taalkunde. De eerste bijdrage is van Werner Abraham en gaat over De discourse-functionele motivatie voor de plaatsing van voornaamwoordclitics. Peter Ackema en Ad Neeleman gaan in op Symmetrie en asymmetrie. Het artikel van Sjef Barbiers behandelt Focuspartikels en successief-cyclische verplaatsing. Volgens Leonie Cornips en Aafke Hulk is er Toch nog zicht op zich in het Algemeen Nederlands. Norbert Corver verdiept zich in Succes-imperatieven. Evidentie voor de transitiviteit van niet-ergatieven. Marcel den Dikken licht ons in over Extrapositie als intrapositie en Engelse TAG-vragen. Het onderwerp dat aan de orde komt in de bijdrage van Anastasia Giannakidou is Negatieve polariteit en kale NP's. Het artikel van Dicky Gilbers gaat over fonologische processen in kindertaal: Lilli, lulu & [wowo]. Een exponentieel model met niveaux in de Lexicale Fonologie is voor t-deletie in de Nederlandse dialecten niet van toepassing volgens Ton Goeman. Over Syllabestructuur en werkwoordsverwerving gaat de bijdrage van Ger de Haan, Jacqueline Frijn en Alice de Haan. Marco Haverkort maakt Een kanttekening bij scrambling. Jack Hoeksema gaat in op Nevenschikking onder te. Eric Hoekstra houdt zich bezig met de zin Ik denk dat Jan en dat Piet elkaar niet mogen. Teun Hoekstra bespreekt De status van.
Het vierde nummer wordt geopend met een bijdrage van Helga Humbert: - r- in Limbo: een representationele verklaring voor het gedrag van -r- in het Gronings. Dany Jaspers en Guido VandenWyngaerd vragen zich af waarom er geen partikelwerkwoorden met naar zijn: Een gat in partikelwerkwoorden. Hilda Koopman bespreekt De plaats van geïncorporeerde hoofden in de werkwoordcluster. Jan Koster gaat in op Lege objecten. De bijdrage van Gertjan Postma gaat Over de interpretatieve samenhang van de kwantoren heel, veel, en al. Henk van Riemsdijk behandelt Adverbia en bepaaldheid Hotze Rullmann bespreekt in Geen eenheid eigenschappen van de determinator geen. Rint Sybesma legt verband tussen het Nederlands en het Chinees in zijn bijdrage Ge- en le. Het artikel van Fred Weerman gaat over Twee tendensen in naamvalsparadigmata. Ton van der Wouden gaat in op Het partitieve er. Ron van Zonneveld verricht Extractie uit om-zinnen. Jan-Wouter Zwart sluit het nummer af met Uit de geschiedenis van de small clause.
| |
Van Dale Taalbrief
4 (1995), nr. 9
Dit nummer begint met een bijdrage van Janne Maaike Gerlofs, Dodelijk woord, over het gebruik van vaste beelden en metaforen als er over discussies wordt gesproken. Angeniet Kam geeft tips voor het schrijven van effectieve brieven in Slimme brieven. De bijdrage van Rob Doeve gaat over de opmars van de omschreven overtreffende trap: Het meest mooie meisje van de wereld.
| |
nr. 10
De tiende aflevering van dit tijdschrift wordt geopend met de bijdrage Een nieuwsbrief maken van Françoise Keulen, waarin zij uitlegt hoe dit veelgebruikte en populaire communicatiemiddel interessant gemaakt kan worden voor de lezer. In Een kus, of liever
| |
| |
een zoen? vertelt Ton den Boon hoe verstandig omgegaan kan worden met synoniemen. Rob Doeve legt in Schriftelijke excuses uit hoe we in zakelijke brieven moeten opspringen met foutjes die in het bedrijf gemaakt worden. In Tante Betjes besteedt Eric Tiggelaar aandacht aan problemen rond de woordvolgorde. Drogredenen in argumentatie vormt het onderwerp van Drogredenen, een bijdrage van Petra Boers. Mark van Bogaert gaat in Trends in op het gebruik van de tegenwoordige tijd in verkoopteksten.
| |
nr. 11
Dit nummer begint met een bijdrage van Angeniet Kam over klachtenbrieven: Klagen met succes. Ton den Boom geeft een aantal regeltjes voor het bepalen van meervoudsvormen in Onberekenbaar meervoud. In Over de kop buigt Arthur van Leeuwen zich over de vraag wat een goede kop boven een stuk is. Silvia Kooij geeft in De passende schrijfstijl adviezen voor het kiezen van een passende stijl voor een tekst. Congruentiefouten rukken op volgens de bijdrage van Rob Doeve.
| |
nr. 12
In het decembernummer van deze jaargang legt Rob Doeve uit hoe we een goede offerte kunnen schrijven: Onweerstaanbaar wervend. Over het gebruik van voorzichtige woorden (misschien, vermoedelijk e.d.) gaat de bijdrage van Ton den Boon: Schrijven onder voorbehoud In Zien wat er staat geeft Arthur van Leeuwen regels voor beschrijvende teksten. Peter Verhoeven bespreekt het gebruik van de komma in Onberekenbare familie. Janne Maaike Gerlofs gaat voor de tweede keer in op drogredenen in argumentatie: ‘Dan is het einde zoek’. Rob Doeve, Eric Tiggelaar en Petra Andriessen stellen Opnieuw congruentie aan de orde.
| |
Spellingspecial
In deze speciale editie wordt de lezer ingelicht over het hoe en waarom van de nieuwe spelling. In Nieuwe spelling gaat Irene Visser in op de redenen waarom die nieuwe spelling er moet komen. Theo de Boer, Dirk Geeraerts en Anneke Neijt geven De nieuwe regels die gaan gelden.
| |
Van Dale Taalbrief
5 (1996), nr. 1/2
Dit dubbelnummer begint met een bijdrage van Rob Doeve over het tijdstip van de spellingaanpassing: Wanneer gaat u over? Het artikel Relaties leggen van Ton den Boon gaat over de vraag hoe we constructies met een voorzetsel moeten spellen. In Elk woord op de juiste plaats toont Eric Tiggelaar hoe woordvolgorde de boodschap beïnvloedt. De bijdrage van Jeannine Beeken gaat over aanspreekvormen: Te veel u(w). Mark van Bogaert gaat in op Trendy reclame.
| |
IJsselakademie
18 (1995), nr. 3
In Erkenning Nedersaksisch dichterbij? gaat Ph. Bloemhoff-de Bruijn in op de ontwikkelingen rond de erkenning van het Nedersaksisch (de taal van Groningen, Drente, de Stellingwerven, Overijssel, een groot deel van Gelderland en een aangrenzend Duits gebied) als Europese minderheidstaal.
| |
| |
| |
nr. 4
In het laatste nummer van deze jaargang vinden we een bijdrage van Ph. Bloemhoff-de Bruijn, getiteld Het Nedersaksisch krijgt een hoofdletter, waarin zij opnieuw ingaat op de erkenning van het Nedersaksisch als Europese minderheidstaal: de Nederlandse overheid onderschrijft deel II van het handvest (nog niet het verderstrekkende deel III), waarin wordt beschreven dat de streek- en minderheidstalen moeten worden beschermd en dat het gebruik en de studie ervan moet worden gestimuleerd (in deel III gaat het om maatregelen die bedoeld zijn om het gebruik van deze talen in het openbare leven te bevorderen).
|
|