| |
| |
| |
Signalementen
Tussen cultuur en politiek
Onder redactie van Pieter van Hees en Hugo de Schepper is een geschiedenis van het Algemeen-Nederlands Verbond (1895-1995) uitgekomen met als titel Tussen cultuur en politiek. Het is een titel die de inhoud goed dekt, want het streven van dit verbond - met een op zichzelf wat vage naam - heeft zich afgespeeld tussen de in de titel genoemde grootheden. De vereniging heeft zich als doel gesteld de handhaving en de ontplooiing van de Nederlandse taal- en cultuurgemeenschap waar ook ter wereld, de bevordering van de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen en het onderhouden van de verbindingen met de verwante taal, het Afrikaans, en de daarmee verbonden cultuurgemeenschappen. Men zet zich dus in voor taal en cultuur, zonder zelf cultuur te scheppen, en men doet dat zo mogelijk door invloed uit te oefenen op de politiek, zonder zelf een politieke partij te zijn. De werkzaamheden liggen dus inderdaad ‘tussen cultuur en politiek’.
Het ANV werd in 1895 te Brussel opgericht door Hippoliet Meert en daarna versterkt door een identiek initiatief van Hermannus Jacobus Kiewit de Jonge uit Dordrecht. Al in 1896 begon het tijdschrift Neerlandia te verschijnen dat als orgaan van de vereniging tot op de huidige dag onder dezelfde naam gepubliceerd wordt. De geschiedenis van het ANV is interessant om te lezen: het streven van het verbond wortelt namelijk in de Zuidnederlandse ontvoogdingsstrijd die onder de naam Vlaamse Beweging bekend is geworden, maar de bemoeienissen van deze beweging waren van veel direkter politiek belang dan wat het ANV uiteindelijk voorstond. Dat blijkt al uit de samenstelling van het bestuur uit de beginjaren, waarin vooral leraren en letterkundigen vertegenwoordigd waren, in België o.a. Pol de Mont, in Nederland o.a. Marcellus Emants, J.W. Muller en Jan te Winkel. Mettertijd kreeg Noord-Nederland in belangrijke mate een overwicht, niet alleen door een paternalistische houding van Nederland, maar ook omdat de Vlamingen zich graag naar het Noorden richtten.
Heel veel weerklank vond het ANV aanvankelijk niet, althans niet in brede kring. Wel trachtte men door een Taalcommissie, later Taalwacht genoemd, sinds 1911 invloed aan te wenden om in het zakenleven het gebruik van zuiver Nederlands te bevorderen en vreemde woorden door Nederlandse te vervangen. In Vlaanderen werd gestreden voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit, een ideaal dat pas in de Eerste Wereldoorlog met Duitse steun verwezenlijkt zou worden. Die oorlog van '14-'18 bracht ook ANV-leden die zich door hun activisme gecompromitteerd hadden naar Nederland en deed verschillenden in rechtsradicale kringen belanden, wat het hoofdbestuur van de vereniging meer dan eens voor moeilijkheden plaatste. Ook in de Tweede Wereldoorlog was het niet altijd makkelijk uit het vaarwater van ‘Dietse’ bewegingen te blijven, vooral omdat de toenmalige voorzitter de bekende germanist prof.dr. Jan de
| |
| |
Vries was, die politiek gezien aan de zijde van de bezettende macht stond. Zijn aftreden als voorzitter eind 1941 moet dan ook als een verlossing worden gezien; niettemin heeft het aanzien van het ANV hierdoor schade geleden. Een belangrijk feit was overigens dat een joodse Nederlander, mr. H.L.A. Visser, in 1943 de helft van zijn vermogen aan het ANV naliet. Na de oorlog werden uit dit vermogen de bekende Visser-Neerlandiaprijzen bekostigd.
Het zou te ver voeren in een tijdschrift voor taalkunde de verdere geschiedenis van het ANV te bespreken. Wie geïnteresseerd is in taalpolitiek vindt er interessante informatie. Voor de oorlog liep de spellingkwestie als een rode draad door de verbondsgeschiedenis, na de oorlog vinden we zaken zoals de Commissie Duidelijke Taal, ook bekend als de Commissie-Vondeling, en natuurlijk wordt aandacht besteed aan de oprichting en het werk van de Nederlandse Taalunie, sinds 1980. Het ANV heeft trouwens ook stelling genomen in de kwestie van het Engels als voertaal aan Nederlandse universiteiten.
Met dat al hebben we hier een belangwekkend stuk geschiedschrijving voor ons liggen, zij het dat het onderwerp enigszins aan de rand van het gebied van de Nederlandse taalkunde ligt. Het hoofdstuk over de ontwikkelingen in de Nederlandse taal en cultuur tot 1895, dat het eerste hoofdstuk vormt van de geschiedenis, is te beknopt en te zeer voor een groot publiek geschreven om voor de neerlandicus nieuws te bieden. Het is niettemin op zijn plaats.
Tussen cultuur en politiek is mooi uitgegeven en voorzien van illustraties. Het is verschenen bij Uitgeverij Verloren te Hilversum en het ANV te Den Haag. Het ISBN is 90-6550-505-9, de omvang is 256 blz. De prijs is ƒ 25,-.
M.C. van den Toorn
| |
Jaarboek van het INL 1994
Onlangs verscheen het Jaarboek van de Stichting Instituut voor Nederlandse Lexicologie. Overzicht van het jaar 1994. Het boek bestaat uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 1, Bestuur en Algemene Dienst, geeft onder meer een terugblik op 1994. Ook zijn de financiële jaarstukken opgenomen, alsmede de gegevens die betrekking hebben op bestuurlijke en personeelsgebonden activiteiten uit dat jaar. De hoofdstukken 2 en 3, Afdeling Woordenboek der Nederlandsche Taal en Vroegmiddelnederlands Woordenboek, brengen verslag uit van de werkzaamheden aan de projecten WNT en VMNW. In de hoofdstukken 4 en 5, Taalbank-project en Afdeling Automatisering, wordt onder meer melding gemaakt van het 5 Miljoen Woorden Corpus 1994, dat bij de Taalbank werd samengesteld en dat thans via het computernetwerk Internet is te raadplegen. Hoofdstuk 6, Bijdragen, bevat drie artikelen. Het eerste is van de hand van T.H. Schoonheim en W.J.J. Pijnenburg en gaat over namen in het hierboven genoemde VMNW: Vwen name here des biddic v; familienamen op het INL. De tweede bijdrage, Jules van Oostrom (1920-1993): een gepassioneerd lexicograaf, geschreven door P.G.J. van Sterkenburg, geeft een mooie en dikwijls ontroerende beschrijving van deze in 1993 overleden neerlandicus en zijn werkzaamheden bij het INL, waarmee we niet alleen een beeld krijgen van de persoonlijkheid van deze getalenteerde lexicograaf, maar ook van het werkklimaat waarin Van Oostrom zich twee decennia lang staande wist te houden. Het derde artikel is van F. de Tollenaere en bevat Herinneringen aan A.C. Crena de Iongh, die verbonden was aan het INL als redacteur van het WNT.
Bibliografische gegevens: Jaarboek van de Stichting Instituut voor Nederlandse
| |
| |
Lexicologie. Overzicht van het jaar 1994. Leiden, 1995. Leiden, 1995. Secretariaat van de stichting: Postbus 9515, 2300 RA Leiden. Een prijsopgave werd niet verstrekt.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Geoniemenwoordenboek
Ewoud Sanders, die met zijn Eponiemenwoordenboek uit 1990 een welverdiend succes heeft geoogst - er is inmiddels een zevende druk van verschenen - heeft andermaal een bijzonder woordenboek gepubliceerd, deze keer een Geoniemenwoordenboek. Geoniemen zijn apellatieven die zijn afgeleid van geografische namen. Bekende voorbeelden zijn krijt (van Kreta) of krent (van Korinthe). Dit woordenboek bevat ruim 400 van zulke geoniemen, alle uitvoerig verklaard in prettig leesbare verhalen, vol met opmerkelijke bijzonderheden. Ewoud Sanders had al een aantal van deze verhaaltjes, al dan niet in samenwerking met Jaap Engelsman, op de achterpagina van NRC-Handelsblad gepubliceerd, waardoor een groot publiek al kennis had kunnen nemen van treffende geoniemen.
Ieder lemma geeft uitvoerige informatie over de herkomst van het geoniem, historische bijzonderheden, datering, brontaal, verwante woorden, bronnen; af en toe zijn ook landkaartjes opgenomen. De meeste van de behandelde geoniemen betreffen dranken en voedingsmiddelen (Bijv. champagne, pils, camembert, berliner, melbatoost), maar ook zijn er veel woorden die dieren aanduiden (bijv. angora, labrador, lippizaner, leghorn). Een thematisch register en een alfabetisch register vergemakkelijken het opzoeken van de gewenste informatie. Heel juist is dat de auteur de mythe van het Zweedse wittebrood uit 1945 (geen echt geoniem trouwens) nog eens rechtzet: zelfs mensen die deze tijd hebben meegemaakt, verwarren de verstrekking van dit voedsel met de door geallieerde vliegtuigen uitgevoerde air-droppings. Jammer alleen dat in de cursieve betekenisomschrijving dit misverstand met name genoemd wordt; dat kan verwarrend werken voor de argeloze lezer. Interessant is verder dat ook veel nieuwe geoniemen besproken worden; we noemen alleen house-muziek, ebolavirus, lyme-ziekte. Sanders heeft met dit woordenboek een mooi voorbeeld geleverd van wat een leeswoordenboek kan zijn (zie voor de term Ntg 86, 206 e.v.): informatief, verantwoord en meeslepend om te lezen.
Het Geoniemenwoordenboek, door Ewoud Sanders in samenwerking met Jaap Engelsman, is uitgegeven door Nijgh en Van Ditmar te Amsterdam 1995, ISBN 90 388 6760 3; de prijs is ƒ 34,90.
M.C. van den Toorn
| |
Monika Baumann
The production of syllables in connected speech. Nijmegen: Benda Drukkers, 1996 [diss. Kath. Universiteit Nijmegen.]
In Nijmegen wordt aan het Max Planck-Institut für Psycholinguistik onder meer onderzoek gedaan naar spraakproduktie. Een van de fasen in dit proces is ‘phonological encoding’, het gieten van de boodschap die al uit een reeks woorden bestaat, in een hoorbare vorm. Die gesproken woordreeks bestaat uit een aantal segmenten, verdeeld in syllaben.
Sommige fonologen van het Nederlands hebben nu gesteld dat syllabificatie in twee stappen gaat, eerst wordt ieder woord afzonderlijk gesyllabificeerd, en vervolgens kan er in verbonden spraak worden geresyllabificeerd. Als een woord wordt gevolgd door een clitic als em, dan zal dat clitic versmel- | |
| |
ten met het voorafgaande woord, als in pakt hem dat als (pak) (tem) wordt gesyllabificeerd.
Vanuit de taalproduktie gezien lijkt syllabificatie in twee stappen omslachtig. Vandaar dat Levelt in enkele publikaties begin jaren 90 voorstelde om syllabificatie als een laat proces te beschouwen dat optreedt in verbonden spraak. Een reeks als pakt em wordt dan in een keer goed gesyllabificeerd.
Een probleem voor dit model is echter dat de uitspraak van woorden nog sporen kan vertonen van de syllabificatie in een ‘vroegere’ fase. Voor het Nederlands geldt dat obstruenten die eens in een coda stonden, stemloos worden, ook al staan ze in verbonden spraak in een onset. Zo wordt in vond et de /d/ als [t] gerealiseerd, ook al is de syllabificatie (von)(tet).
Monika Bauman heeft nu in haar proefschrift twee dingen onderzocht: (i) in welke fase van ‘phonological encoding’ vindt de verdeling in lettergrepen plaats, en (ii) is syllabificatie in twee stappen, zoals de fonologen dat doen, wel echt nodig. Wat betreft de eerste vraag gaven haar experimenten geen eenduidige antwoorden, maar wel wat betreft de tweede vraag: het is inderdaad zo dat woord-finale obstruenten die in verbonden spraak in onsetpositie staan, stemloos worden gerealiseerd. Het ziet er dus naar uit dat Levelt's model van phonological encoding herziening behoeft, en dat een syllabificatie van reeksen woorden in verbonden spraak eerst op lexicaal niveau gebeurt, en daarna kan worden gecorrigeerd op postlexicaal niveau.
Geert Booij
| |
Thomas F. Shannon and Johan R. Snapper (eds.)
The Berkeley Conference on Dutch Linguistics 1993. Dutch Linguistics in a Changing Europe. Lanham etc.: University of America Press, 1995, xix + 266 pagina's (Publications of the American Association for Netherlandic Studies, 8).
In de neerlandistiek in de Verenigde Staten speelt het Dutch Studies Program van de University of California in Berkeley een zeer actieve rol. Zo wordt er sinds 1985 ieder jaar een internationale conferentie georganiseerd, waaraan neerlandici uit alle windstreken deelnemen, met alternerend taal- en letterkunde als onderwerp. Het boek dat hier wordt aangekondigd is de bundeling van een aantal voordrachten van de op 15 en 16 oktober 1993 gehouden conferentie over ‘Dutch linguistics in a changing Europe’.
De meeste artikelen in deze bundel hebben strikt genomen weinig met dat thema te maken; aan de waarde van deze publikaties doet dit niets af, maar wie uit dit boek iets te weten zou willen komen over de positie van het Nederlands in verband met de Europese integratie, zal teleurgesteld worden.
Alleen het eerste artikel, van Nelleke van Deusen-Scholl over ‘Language policy in the Netherlands after 1993’, sluit direct aan bij het thema: het geeft een korte schets van de positie van het Nederlands in Europa en ten opzichte van de minderheidstalen in Nederland. Guus Extra biedt vervolgens een overzicht van de taalsituatie van de verschillende taalminderheden in Nederland en de rol van die talen in het onderwijs.
Een historiografisch intermezzo is Ludo Beheydt's ‘Dutch linguistics at the crossroads in the development of linguistics’. Zijn artikel is bedoeld als een aanvulling op publikaties van Verkuyl en Salverda over de 20-eeuwse Nederlands-(talig)e taalwetenschap. Zijn belangrijkste klacht over de (Noord-)Nederlandse linguïstiek is ‘the Dutch proclivity towards polemics’. Hoewel Nederlandse taalkundigen inderdaad niet altijd een
| |
| |
blad voor de mond nemen, geloof ik dat het met die polemische houding nogal meevalt: juist in Nederland is er een uitgebreid netwerk van samenwerking tussen linguïsten (bij voorbeeld de Landelijke Onderzoekschool Taalwetenschap), dat gunstig afsteekt bij hoe een en ander in België geregeld is.
De volgende twee artikelen gaan over het woordje maar, dat als voegwoord, modaal partikel en focuspartikel gebruikt kan worden. Ad Foolen wil, anders dan de VU-Neerlandicus Theo Janssen, niet uitgaan van één (abstracte) betekenis voor deze drie soorten maar, en kiest voor een hetero-semie-benadering.
De volgende artikelen gaan in die zin over het Nederlands in Europa dat er vergelijking met andere Germaanse (en ook eenmaal met Romaanse) talen plaatsvindt. Het artikel van Werner Abraham is een boeiend overzicht van de dimensies waarin Nederlands en Duits van elkaar verschillen. Daarnaast vindt men artikelen van Shannon over extrapositie in het Nederlands en het Duits, van Henny Broekman over ‘Verb clusters in Germanic: the nonexistence of the third construction’, van Marco Haverkort over ‘Romance and Germanic clitics: a comparison of their syntactic behavior’, en van Wim de Geest over ‘Cliticization and clitic doubling in East Flemish’.
De laatste, historische, bijdrage, is van Anthony F. Buccini, en handelt over ‘The dialectal origins of New Netherland Dutch’, het Nederlands dat van de 17e tot de 19e eeuw werd gesproken in Oost- en West-Jersey en in de staat New York.
Uit dit korte overzicht moge blijken dat deze bundel een waardevolle bijdrage vormt aan de Nederlandse taalkunde.
Geert Booij
| |
Bundels Geerts
Op 1 oktober 1995 trad prof. dr. Guido Geerts op zestigjarige leeftijd terug als hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de K.U. Leuven. Drie decennia lang heeft hij invloed uitgeoefend op het onderwijs in de taalkunde en de taalbeheersing van neerlandici en op het wetenschappelijk onderzoek van het Nederlands. Het onderzoek van Guido Geerts omvat veel terreinen van het Nederlands. Bekend is zijn boek Genus en geslacht in de Gouden Eeuw uit 1966. Ook hield hij zich bezig met de norm en de sociale variatie van het taalgebruik in Vlaanderen, en met de grammatica, de lexicografie en de spelling van het Nederlands. Verder was hij co-auteur van de grote Van Dale, een van de redacteuren van de Algemene Nederlandse Spraakkunst en voorzitter van de laatste spellingcommissie. Ter gelegenheid van zijn emeritaat is een thematisch geordende bundel artikelen van zijn hand samengesteld, die een beeld probeert te geven van zijn veelzijdigheid als wetenschapper. De artikelen worden gevolgd door een bibliografie van zijn publikaties uit de periode van 1955 tot en met 1994.
Naast deze bundel werd een boekje alfabetische portretten van Guido Geerts uitgegeven ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag op 5 mei 1995. Hierin geven 26 vrienden en medewerkers een beeld van Geerts aan de hand van alfabetisch geordende trefwoorden, die allemaal betrekking hebben op zijn werkzaamheden.
Bibliografische gegevens: Nederlands, een en veelzijdig. Een selectie artikelen van Guido Geerts, hem aangeboden ter gelegenheid van zijn emeritaat. Leuven, Universitaire Pers, 1995. ISBN 90 6186 694 4, 287 blz., prijs 1750 BEF. Het boek is te bestellen bij de Universitaire Pers, Blijde-Inkomststraat 5, B-3000 Leuven, fax (016)325352.
| |
| |
Het abecedarium Guido Geerts geportretteerd heeft 62 pagina's en wordt gratis meegeleverd met de andere bundel, maar het kan ook afzonderlijk besteld worden voor 500 BEF.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Grootste dictees
De Grootste Dictees der Nederlandse Taal is een boek van Hans Reekers en Corriejanne Timmers, waarmee de lezer zijn kennis en vaardigheden op het gebied van de spelling kan toetsen en uitbreiden. Hij passeert honderden valkuilen die voor hem zijn gegraven in zeventien zogenaamde themadictees. Vervolgens krijgt hij de vijf Grote Dictees voorgeschoteld die tot nu toe op televisie zijn gehouden. Daarna volgen vier nieuwe Grote Oefendictees. Zowel van deze als van de dictees die op televisie zijn geweest, staan er twee op de bijgevoegde cd. De lezer kan deze vier dictees beluisteren en de ontbrekende woorden invullen in de gatentekst. Alle dictees gaan vergezeld van een controletekst en een bespreking. Verder geeft het boek veel achtergrondinformatie (o.m. over de geschiedenis van het dictee en over de nieuwe spelling), interviews met mensen die hebben meegedaan aan eerdere Grote Dictees, en een kruiswoordpuzzel. De schrijvers hebben bij de samenstelling van hun boek rekening gehouden met de nieuwe spelling, hoewel op het moment dat dit boek verscheen, niet alle details van de aangekondigde nieuwe spelling bekend waren. Waar deze van toepassing is, wordt van deze woorden de nieuwe spelling aangeduid met een voorafgaand ‘wybertje’.
Bibliografische gegevens: Hans Reekers en Corriejanne Timmers: De Grootste Dictees der Nederlandse Taal. Aeropagus, Apeldoorn, 1995. ISBN 90 71844 89 7, 203 blz., prijs ƒ 39,90 (inclusief cd).
Jan Nijen Twilhaar
| |
Taalcontact aan de Frans-Nederlandse taalgrens
Als deel 23 in de reeks Publikaties van het P.J. Meertens-Instituut verscheen een boek van Joep Kruijsen: Geografische patronen in taalcontact. Romaans erfgoed in de Limburgse dialecten van Haspengouw. Het gaat hier om de handelseditie van het proefschrift waarop de auteur op 6 april 1995 aan de universiteit van Nijmegen promoveerde. Het onderzoek gaat over Franse ontleningen in het Belgisch-Limburgse dialect van Haspengouw. Onderzocht is hoe het taalgebruik is beïnvloed door de institutionalisering van de taalgrens in 1962. Voor deze studie is gebruik gemaakt van twee generaties mannelijke informanten. De ene heeft de taalstrijd van voor de federalisatie meegemaakt, de andere is geboren na de federalisatie. Gekeken is naar het feitelijke taalgedrag m.b.t. de Franse elementen in het dialect, en naar de attitude van de informanten m.b.t. deze elementen. Vervolgens is vastgesteld welke verschillen er zijn in de antwoorden en in welke mate deze samenhang vertonen met de woonplaats, de leeftijd en met de frequentie waarmee de informant direct contact onderhoudt met Franstaligen aan de andere kant van de taal- of gewestgrens.
Het boek bevat vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat over De Frans-Nederlandse taalgrens. In het tweede wordt De ontwikkeling van de hypothese verantwoord. Het derde hoofdstuk behandelt het Onderzoek naar Romaans leengoed in Haspengouw: opzet en uitvoering. Hoofdstuk 4 geeft de Analyse van de onderzoeksgegevens. Het vijfde en laatste hoofdstuk bevat de Conclusies en discussie. Het boek heeft verder o.m. een Vragenlijst en de Resultaten vooronderzoek. De auteur heeft zowel een Engels- als een Franstalige samenvatting opgenomen.
| |
| |
Het boek ziet er prachtig uit. In de loop der jaren heeft de uitgever de boeken in deze reeks steeds fraaier vorm weten te geven. Nu deze boeken sinds een jaar of drie geleden ook nog een hard gekleurd kaft hebben gekregen, weet ik niet meer hoe het nòg mooier kan.
Bibliografische gegevens: Joep Kruijsen: Geografische patronen in taalcontact. Romaans erfgoed in de Limburgse dialecten van Haspengouw. Amsterdam, P.J. Meertens-Instituut, 1995. Publikaties van het P.J. Meertens-Instituut, deel 23. ISBN 90 70389 46 0, XX + 221 blz., gebonden ƒ 39,95. Het boek is te bestellen door contact met het instituut op te nemen: 020-6234698.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Leestekengids
In de zomer van 1995 verscheen de Interpunctiegids van J.H.J. van de Pol. Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel, De regels voor het plaatsen van leestekens, heeft 27 hoofdstukken en bevat uitvoerige informatie over de verschillende leestekens, grammaticale uitleg, en voorbeelden uit kranten en diverse bladen. Het tweede deel, Test uw kennis van de interpunctieregels, bevat oefenstof met verwijzingen naar de regels die in het eerste deel zijn besproken. Het bestaat uit drie hoofdstukken. Bij hoofdstuk I, Het bestuderen van de regels, moet telkens worden nagegaan volgens welke regel het leesteken is geplaatst of volgens welke regel het juist kan of moet worden weggelaten. Achter de zinnen wordt naar de in het eerste deel besproken regels verwezen. De bedoeling van deze oefening is dat de lezer zich de theorie eigen maakt. Bij hoofdstuk II, Het toepassen van de regels, dient de lezer zèlf te bepalen welk leesteken op de aangegeven plaats moet komen. In hoofdstuk III, Oplossing, kunnen de antwoorden gecontroleerd worden.
Bibliografische gegevens: J.H.J. van de Pol: Interpunctiewijzer. Uitvoerige leestekengids met oefenstof voor zelfstudie en cursorisch onderwijs. Apeldoorn, Van Walraven, 1995. ISBN 90 71844 80 3, 128 blz., prijs ƒ 19,90.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Nieuwlands
In hun boekje Nieuwlands geven Frank Jansen en Hubert Roza een alfabetisch overzicht van de nieuwste woorden uit de Nederlandse taal. Het is het resultaat van speurwerk in een periode van twee jaar (juli 1993-juli 1995). De verzameling laat zien welke onderwerpen het karakter van de jaren negentig bepalen: het milieu, het gezin, de gezondheid, elektronische communicatiemiddelen enz. Hiervan getuigen nieuwkomers als afvaltoerisme (het verplaatsen van huisvuil naar een andere gemeente om zo het hogere belastingtarief op afval in de eigen gemeente te omzeilen), achterbankgeneratie (generatie kinderen die opgroeien zonder buiten te spelen, omdat ze na schooltijd door hun ouders op de achterbank van de auto van cursus naar cursus worden gesleept), explantatie (operatieve verwijdering van siliconenimplantaat), en digibeet (persoon die niet met computers kan omgaan). Maar ook in breder kring bekende woorden als air mile, flippo en treintarief ontbreken in dit boekje niet. De lijst wordt aangevuld met enkele korte artikelen over opmerkelijke tendenzen in het Nieuwlands. Verder wordt nagegaan wat er uit is gekomen van de toekomstvoorspellingen die de auteurs deden in hun boek Het laatste woord uit 1993.
Bibliografische gegevens: Frank Jansen en Hubert Roza: Nieuwlands. De jongste taalaanwinsten. Amsterdam enz., De Arbeiderspers, 1995. ISBN 90
| |
| |
295 2318 2, 136 blz., prijs ƒ 19,90.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Woordenboek Limburgse dialecten (delen I.6 en II.9)
Onlangs verschenen van het systematisch Woordenboek van de Limburgse dialecten de zesde aflevering van deel I, agrarische terminologie, en de negende aflevering van deel II, niet-agrarische terminologie.
Het eerste boek werd geschreven door J. Kruijsen en J. Kokkelmans. Deze aflevering gaat in op de terminologie van de boerderij en die van de bedrijfsgebouwen van de boerderij (de stallen, de schuren en bergruimten en het poortgebouw van de gesloten Limburgse hoeve). Met deze zesde aflevering van deel I is een nieuwe afdeling begonnen, die over het boerenhuis, het erf en de landerijen. Het zevende deel binnen deze afdeling zal gaan over de terminologie van woonhuis, erf en moestuin, terwijl de achtste aflevering de terminologie zal bevatten van het akker- en weiland.
Het tweede boek is van de hand van H.H.A. van de Wijngaard. Het bevat de terminologieën in verband met de constructie van huizen en daarbij spelen de vaktalen van de metselaar, timmerman, dakdekker, loodgieter, stucadoor en huisschilder een rol.
Beide boeken bevatten een groot aantal taalkaartjes, foto's en tekeningen en wordt afgesloten door een uitgebreid alfabetisch register van woordtypen en lemmatatitels.
De bibliografische gegevens zijn als volgt: J. Kruijsen en J. Kokkelmans, Woordenboek van de Limburgse dialecten. I. Agrarische terminologie. Aflevering 6: boerderij, bedrijfsgebouwen. XXII + 162 blz. 1995. De prijs van dit deel bedraagt ƒ 44,- (ISBN 90 232 3009 4).
H.H.A. van de Wijngaard, Woordenboek van de Limburgse dialecten. II. Niet-agrarische terminologieën. Aflevering 9: metselaar, timmerman, dakdekker, loodgieter, stucadoor, huisschilder. XXXIV + 290 blz. 1995. De prijs van dit deel bedraagt ƒ 85,- (ISBN 90 232 3034 5). Het woordenboek wordt uitgegeven door Van Gorcum te Assen.
Jan Nijen Twilhaar
|
|