Nederlandse historische bronnen 10
(1992)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd19
| |
[pagina 85]
| |
voorss. heere pentionaris te geven. Ick wenste van gantscher herten dat Uwe Hoocheijt soo moogt versekert sijn van de andere vijff provincien als van dese, wel wetende dat deselve sal resolveren extraordinaris gedeputeerde te senden naer Den Hage, met volle macht om in alle voorvallende occurrentien Uwe Hoocheijt met couragie ende ijver bij te wesen, onder welke ick mij mede sal laeten vinden, indien het selve Uwe Hoocheijt sal aengenaem wesen, waer van geerne de sekerheijt sal vernemen. Dheer pentionaris De Brune door Dordrecht passerende heeft aldaer van de magistraet de stadts poort kannen ontfangenGa naar voetnoot172, is versocht geweest in de provincie de saecke daer henen te helpen sturen, dat de provincie van Hollant niet mocht vercort worden in haere gerechticheden, heeft mede daer gesien eenige gedeputeerde van Den Briel, die gecomen waren om met die van Dordrecht te corresponderen, ende onder andere te overslaenGa naar voetnoot173, wat plaets buijten Den Haech soude mogen gekoren worden, tot het houden van de vergaderinge van de Staten van die provincie, daer uijt ick de beste dispositie van die stadt niet can affnemen, ende Uwe Hoocheijt mede in alle onderdanicheijt in bedencken geve, off in den voorss. Briel sijnde een plaets van importantie, met gemack noch niet eenige compagnien souden connen gebracht worden, ende alhoewel dese gedachten buijten mijn beroep sijn, ende overtollich, ten reguarde van Uwe Hoocheijts hooge wijsheijt ende verre siende sorge, soo bidde doch dat Uwe Hoocheijt die, mijne ijver tot des selfs dienst, ende mijne gedachten op het versoeck van 10mGa naar voetnoot174 parlementarische Engelsen gelieve toe te schrijven, die altemets soodanige plaets tot becommeringe van Uwe Hoocheijts dessein, door slim beleijt van verbasterde Hollanders, soude empatronerenGa naar voetnoot175. Gisteren refereert ons den zeecapiteijn Gorcum gecomen van Jarmuijden, dat daer sekere tijdinge gecomen was, ten hoogsten ontsteltenisse daer baerende, dat negenthien van de beste compagnien ruijters van de parlementaristen tot den coninck van Groot Brittanien waeren overgecomen, ende dat het beste volck vant voorss. parlementse leger dagelijx tselve deden; als mede dat het treffelijck oorlochschip genaempt de Lucrecie voerende 50 metale stucken ende sijnde de schout bij nacht, int vervolgen van twee Hollantse schepen ontrent LitGa naar voetnoot176 in den gront geschoten. Godt de Heere geve dat dese bloethonden eenmael ende haestelijck mogen gewaer worden sijne rookende ende slaende hant, ende schepter ende croon gebracht aen den rechten erffgenaem. Ick en can mij niet gerust stellen, overdenckende de onverdiende genade ende gunst die Uwe Hoocheijt gelieft heeft, mij nu laest in Den Hage sijnde te bewijsen, mij verre boven mijne meriten ende verdiensten belonende. Ick en can daer op niet anders seggen als dat ick maer van Godt de Heere bidde, dat het hem gelieve mij | |
[pagina 86]
| |
te laeten voorcomen soodanige occasien, waer door ick moge bethonen mijn danckbaer gemoet, over dese de maet overstappende gunsten, Uwe Hoocheijt in alle oprechticheijt verclarende, dat mijn bloet ende mijn geringh goet ende middelen, is ende altijts sal blijven ten dienst van Uwe Hoocheijt genegen sijnde met meer ijver tselve te bethonen in scabreuse ende becommerlijcke tijden ende occurrentien als in soete ende lieffelijcke tijden, wenschende maer dat Godt de Heer mij meerder crachten, wijsheijt ende ervarentheijt hadde gegeven om alle deselve ten dienste van Uwe Hoocheijt te emploijeren, als sijnde tot de laeste oogenblick van mijn leven absolute geresolveert te thonen dat ick ben, Doorluchtich Hoochgeboren Furst, Genadige Heer, Uw Hoocheijts alderonderdanichste, oitmoedichste ende verplichste dienaer Henrick Thibaut, 1650.
[P.S.] Verscheijden van onse borgerlijcke capiteijnen hebben mij wesen verclaren, dat sij ende alle de borgers gereet ende willich sijn uijt te trecken in soodanige frontier plaetsen, daer uijt Uwe Hoocheijt de militie tot dienst vant lant geradich mochte vinden te lichten, waer van dienstich geacht hebbe Uwe Hoocheijt in alle onderdanicheijt de kennisse te geven. |
|