Nederlandse historische bronnen 10
(1992)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
15
| |
[pagina 72]
| |
terminis voor den selven, doch geconsidereert dat Uwe Hoocheijt gelieft, mij soo hoogelijck te begenadigen, van goet te vinden te hebben mijn advijs over tbeleijt van de magistraet in Uwe Hoocheijts stadt, soo verclare ick, dat alle consideratien van vrunden, ende vreese van haer, bij mij niet te vinden sijn, ende geresolveert ben te gaen op soodanigen wijse als Uwe Hoocheijt van een oprechte ende sincere dienaer te wachten heeft; sal derhalven (onder geduijrige reverentie, gebruijckende de vrijheijt die het Uwe Hoocheijt gelieft mij te gunnen) seggen, dat buijten twijffel Uwe Hoocheijt de gewenste resolutien uijt Uwe Hoocheijts voorss. stadt sal hier voorts comen, indien Uwe Hoocheijt geliefde goet te vinden te continueren tot eerste borgermeester Adriaen van HeckeGa naar voetnoot127, tot tweede Cornelis Lampsen. Tot schepenen mr. Jacob Schotte, Nicolaes Janssen Honich, Quirijn Willemss., Jacob Schorer, Joris Bagneman, Everd Gijselingh, Vincent Adriaenssen KetelaerGa naar voetnoot128, mr. Willem VerbruggeGa naar voetnoot129 ende Caspar EngelsGa naar voetnoot130. Ick weet wel dat dheer bailljouw wat ontstelt sal sijn, dat Honich gepreterieert wort, doch den persoon, beleijt, kennisse van regeringe ende comportementen, en sijn mijns oordeels soodanigen ampt niet weerdich, sal sien den voorss. heer bailljouw opt sachste neder te stellen. Ick bidde Godt de Heere, dat het hem gelieve, Uwe Hoocheijt ernstige devoiren, ten besten van ons lant ontrent de geseduceerde steden van HollandtGa naar voetnoot131 opgenomen, tot contentement van Uwe Hoocheijt te segenen. Uwe Hoocheijt gelieve te vertrouwen, dat geen veranderinge ten quaden, in onse provincie in dese sware saeck, ende in andere voorvallende affaires, bij Uwer Hoocheijt qualijck geaffectioneerden sal uijtgewrocht worden, immers soo lange niet, als mijne geringe crachten door Uwer Hoocheijts gunst ende faveur staende gehouden worden, hope dat mijne devoiren int opvolgen van Uwer Hoocheijts dienst soodanich sullen bevonden worden, dat Uwe Hoocheijt naer desselfs ingeboren goedertierenheijt, oversiende mijne swackheden daer ontrent lopende, in deselve een genoegen sal connen opnemen. De ActeGa naar voetnoot132 die het Uwe Doorluchtige Hoocheijt mij gelieft heeft toe te schicken, mitsgaders Uwer Hoocheijts vorder versekeringe van desselfs gunst tot mij, hebben mij gebracht geheel buijten mijn selven, niet wetende op wat wijse ick Uwe Hoocheijt op dese onverdiende genaden sal antwoorden, alleenlijck sal ick dat seggen, dat Uwe Hoocheijt van mij wert opgeoffert mijn leven ende alles wat ick in de werelt hebbe, versoeckende dat Uwe Hoocheijt gelieve te geloven, dat ick tselve gewillichlijck sal laeten gebruijckt worden, sonder eenich naer beduncken, daer Uwer Hoocheijt dienst tselve sal trecken ende vereijssen. | |
[pagina 73]
| |
Ick hebbe noijt getwijffelt over tgoet succes vant tractaet met de SchottenGa naar voetnoot133, als maer Sijne Majesteijt Uwer Hoocheijts hooge wijsheijt geliefde te luijsteren ende deselve te volgen; Godt de Heere geve dat de moordenaers eenmael haere rechtverdiende straff mogen ontfangen ende schepter ende croon gebracht opt hooft van Sijne Majesteijt, die deselve toecompt. De stad van der Vere is noch al seer beroert, ende staen de saecken noch al verwartGa naar voetnoot134, hope echter door goet beleijt deselve wel te sullen redden, doch indien ick conde sien, dat Uwer Hoocheijts ondienst soude alleenlijck te verhinderen sijn door een regel schrijffs sal in de uijtterste noot, ende anders niet, in alle onderdanicheijt, Uwe Hoocheijt om deselve bidden. Ick sal mij niet vorder extenderen, ende Uwer Hoocheijts hooggaende ende menichvuldige importante affairen langer interrumperen, alleenlijck sal ick noch in alle onderdanicheijt ende behoorlijcke reverentie bidden dat Uwe Hoocheijt gelieve te geloven, dat noijt ijemant in de werelt sal kennisse hebben van tgene Uwe Hoocheijt mij gelieven sal te vertrouwen, ende dat ick alle mijne crachten sal inspannen, om eenichsins weerdich te mogen worden bevonden, van de overgroote genade, die het Uwe Hoocheijt gelieft heeft mij te bethoonen, immers verclare voor Godt de Heere, dat niemant in de werelt leeft, die meer door effecten sal soecken te thonen als ick, dat ick ben, Doorluchtich Hooggeboren Furst, Genadige Heer, Uwe Hoocheijts alderonderdanichste, verplichste ende oitmoedichste dienaer, Henrick Thibaut, 1650. |
|