Nederlandse historische bronnen 10
(1992)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Uit de correspondentie van een Nederlands curieprelaat, Willem van Enckenvoirt (1464-1534)Ga naar voetnoot1
| |
[pagina 2]
| |
1 Het Apostelhuis te Mierlo, gesticht door Willem van Enckenvoirt. Tekening door Hendrik Spilman, 1730.
Platenverzameling Provinciaal Genootschap, Den Bosch | |
[pagina 3]
| |
Leuven, maar hij behaalde daar geen enkele graad. Over de aard en de duur van zijn studies aan deze universiteit valt dan ook niets met zekerheid vast te stellen. Wel is zeker, dat hij reeds vroeg naar Rome vertrok, waar hij eerst in 1505 aan de Sapienza, de pauselijke universiteit, het licentiaat in de beide rechten behaalde. Van Enckenvoirts verblijf in Rome dateert op zijn vroegst van het jaar 1489Ga naar voetnoot5. In dat jaar trad hij met enkele landgenoten op als procurator in een proces over een der beide parochiekerken van VlissingenGa naar voetnoot6. Zoals velen van zijn ambtgenoten slaagde hij er spoedig in een plaats te verwerven in het pauselijk bestuursapparaat, de curie, en werd hij verbonden aan de hofhouding. In 1495 was hij familiaris van Alexander VI. Nog onder dezelfde paus werd hij in 1500 notaris van de Rota. In de daarop volgende jaren, onder de pausen Julius II en Leo X, steeg hij geleidelijk aan in de hiërarchie der curialen. In 1503 werd hij scriptor, in 1506 protonotaris, in 1507 collector voor de bisdommen Kamerijk, Luik en Utrecht, en in 1514 verwierf hij titel en rechten van comes palatinus, privileges voorbehouden aan hogere curieambtenaren. De hoogste posten verwierf Van Enckenvoirt echter onder het pontificaat van zijn landgenoot, Adriaan van Utrecht, beter bekend als paus Adriaan VI, met wie hij in innige vriendschap verbonden was, misschien teruggaand op een gemeenschappelijke studententijd in Leuven. Met zijn benoeming tot dataris in het begin van 1522 verwierf hij een sleutelpositie aan de curie. Zijn loopbaan vond een bekroning in zijn wijding tot kardinaal in 1523, enkele dagen voor het overlijden van paus Adriaan op 14 septemberGa naar voetnoot7. Overeenkomstig zijn positie had Van Enckenvoirt inmiddels een groot aantal beneficies verworven. Reeds op 1 mei 1493 was hij lid geworden van het Lieve-Vrouwekapittel van Tongeren. Op 6 januari 1494 volgde zijn benoeming tot lid van het gelijknamige kapittel van Aken. In 1496 verwierf hij een kanonikaat aan de Sint-Jan in Den Bosch, kort na 1500 aan de Lieve-Vrouwekerk te Antwerpen, in 1505 aan de Sint-Rombout te Mechelen, in hetzelfde jaar aan de Dom te Utrecht, in 1506 aan de Sint-Lambertus te Luik, eveneens in 1506 aan de Sint-Victor te Xanten, omstreeks dezelfde tijd aan de Sint-Servaas te Maastricht, in 1513 aan de Sint-Dionysius te Luik, en in 1515 aan de Sint-Bartholomeus, eveneens te Luik. In dezelfde jaren verwierf Van Enckenvoirt eveneens een groot aantal pastoraten en vicariaten. Daarbij kwamen ook verschillende voornamere waardigheden. In 1503 werd hij aartsdiaken van Brabant in het bisdom Kamerijk, in 1505 aartsdiaken van Famenne in het bisdom Luik, in 1515 aartsdiaken van de Kempen in hetzelfde bisdom. Verder werd hij proost van het kapittel van Sint-Jan te Utrecht | |
[pagina 4]
| |
in 1517, deken van de Sint-Jan in Den Bosch in 1519, proost van het kapittel van Sint-Cassius te Bonn in 1520, en tenslotte in hetzelfde jaar aartsdiaken van Bonn in het aartsbisdom Keulen. Sommige van deze waardigheden dienden weer als opstap naar andere benoemingen. Dat was in het bijzonder het geval met het aartsdiakonaat van de Kempen, waaronder zijn geboortestreek ressorteerde. Ook familieleden en relaties hebben daarvan in ruime mate geprofiteerd. Reeds uit deze bij lange na niet volledige opsomming blijkt dat Van Enckenvoirt een typisch voorbeeld was van een cumulant van beneficies. Bijzonder opvallend is, dat hij aan een zo groot aantal belangrijke kapittels in de Nederlanden of in de aangrenzende gebieden verbonden is geweest. Eerst in latere jaren, vooral tijdens de pontificaten van Adriaan VI en Clemens VII kreeg zijn beneficiebezit een meer internationaal karakter. Van Enckenvoirt had dit alles zonder twijfel mede te danken aan de ijver, waarmee hij als procurator in Rome de belangen van allerlei instanties en persoonlijkheden behartigde. De bekwaamheid, die hij daarbij aan de dag heeft gelegd, vestigde de aandacht van velen op hem. De landsvorsten maakten daarop geen uitzondering. Reeds in 1502 trad Van Enckenvoirt op als zaakwaarnemer van Filips de Schone. Talrijke gegevens wijzen erop dat hij zo goed als onafgebroken aan het Romeinse hof is opgetreden als verbindings- en vertrouwensman van de Bourgondische vorsten, ook van keizer Maximiliaan en later van Karel V. Het spreekt vanzelf dat de gunst van deze hoge heren voor zijn eigen positie niet onvoordelig was. Onder laatstgenoemde keizer verwierf hij in 1523 de benoeming voor het bisdom Tortosa in Spanje, en in 1529 daarnaast nog voor het bisdom Utrecht. Hij moest uiteraard op beide plaatsen de functies door anderen laten waarnemen. Dat was vanzelfsprekend ook het geval op de vele andere plaatsen, waar hij de aan zijn beneficies verbonden verplichtingen niet zelf kon vervullen. Voor zover viel na te gaan heeft hij in 1505 voor het laatst zijn geboortestreek bezocht. Dat had toen een zakelijke achtergrond, omdat er in Luik problemen, die gerezen waren rond zijn benoeming tot aartsdiaken van Famenne, uit de weg geruimd moesten worden. Daarmee komen we op het terrein van de hierna volgende brieven. Zij stammen uit het archief van de parochie van de H. Lucia te Mierlo en berusten sinds enkele jaren in het streekarchief te DeurneGa naar voetnoot8. De adressaten van de hier gepubliceerde brieven van Willem van Enckenvoirt zijn in negen van de tien gevallen zijn zwager Gerard Michiels uit Eindhoven en diens vrouw Liesbeth, de zuster van de briefschrijver, die woonachtig waren in Den Bosch. Ook de eerste brief heeft op hen betrekking, want deze bevat een uitnodiging aan een bevriende relatie om op de trouwdag van de twee aanwezig te zijn. Daardoor weten we dat zij op 11 september 1498 te Eindhoven in het huwelijk zijn getredenGa naar voetnoot9. De overige negen brieven zijn gedateerd tussen 15 maart 1515 en 13 oktober 1519. Het waren ongetwijfeld jaren, waarin zich gebeurtenissen van wereldhisto- | |
[pagina 5]
| |
rische betekenis afspeelden. Deze kregen echter nauwelijks enige neerslag in de brieven. De verkiezing van de jonge Karel van Habsburg tot koning van Spanje en keizer van het Heilige Roomse Rijk komt er weliswaar enkele malen ter sprake, maar slechts in zoverre Van Enckenvoirt daaruit voordeel dacht te kunnen halen. De inhoud wordt geheel bepaald door de typische belangen van een Romeins prelaat en diens activiteiten voor degenen, die op hem een beroep hadden gedaan. Gerard Michiels fungeerde daarbij als contactman in de Nederlanden, die bij allerlei zaken werd ingeschakeld. Tussen hen beiden moet een drukke correspondentie zijn gevoerd. De negen brieven vormen daarvan de brokstukken die bewaard zijn gebleven. Op vele plaatsen wordt melding gemaakt van brieven die over en weer werden gewisseld. Deze zijn dus kennelijk verloren geraakt. Gerard Michiels was inwoner van Den Bosch en had daar invloed en aanzien verworvenGa naar voetnoot10. Uit alles wordt duidelijk dat hij met handelszaken bezig was en in verband daarmee nogal eens elders vertoefdeGa naar voetnoot11. Een en ander kan er de oorzaak van zijn dat hij niet altijd in staat was tijdig te reageren op de vragen en opdrachten, die hem uit Rome bereikten. Een enkele maal wekte dat het ongenoegen van zijn opdrachtgever, maar in het algemeen was hun relatie goed en hartelijk. Gerard Michiels was zonder twijfel een accuraat man, die het in hem gestelde vertrouwen verdiende. Typerend daarvoor is dat hij op al de brieven een aantekening plaatste met de datum van ontvangst, hetgeen ons weer in staat steltenig idee te vormen van het postverkeer in die dagen. Een enkele maal wordt ook melding gemaakt van instanties die bij dat postverkeer werden ingeschakeld. Opvallend in de brieven is ook de hoge mate van betrokkenheid van de briefschrijver bij het wel en wee van de geadresseerden en hun gezin. De vijf kinderen, waarmee hun huwelijk gezegend werd, komen in de brieven veelvuldig ter sprake. Het waren drie zoons, Willem, Goyart en Michiel, en twee dochters, Liesbeth en JohannaGa naar voetnoot12. Twee van de jongens konden dank zij de hulp die hun oom ook op financieel gebied uit het verre Rome bood reeds op jeugdige leeftijd in Leuven gaan studeren. Veel plezier heeft hij er niet aan beleefd. Zij begonnen met theologie, maar stapten na verloop van tijd over naar rechten. Dat gebeurde overigens op advies van hun oom, toen duidelijk was geworden welke ambities zij koesterden. Veel vorderingen maakten zij niet. Willem had een slechte gezondheid en was als gevolg daarvan beperkt in zijn mogelijkheden. De ander gaf zich, tot grote ergernis van zijn oom, over aan veelvuldige drink- en slemppartijen en verknoeide zijn tijd met totaal andere activiteiten. De brieven staan dan ook vol met waarschuwingen aan hun adres en dreigementen alle hulp stop te zetten, wanneer zij hun leven niet zouden beteren en zich niet meer aan de studie zouden wijden. Meer vreugde beleefde de curieprelaat aan de dochters. Het is typerend, hoezeer hij zich, | |
[pagina 6]
| |
ver van zijn geboortestreek, er voor inzette haar geschikte huwelijkspartners te bezorgen. Nog tal van andere familieleden komen in de brieven ter sprake. Op de eerste plaats is dat de al genoemde oom Zeger. Toen deze in het begin van 1518 overleed, liet hij een niet onaanzienlijk vermogen na, waarvan ook Willem dank zij enkele hem gunstige testamentaire beschikkingen profiteerde. Twee tantes, vermoedelijk beiden zusters van zijn moeder, Catharina en Elsken, komen eveneens regelmatig voor in deze brieven; verder nog een aantal neven en nichten, die soms met naam en toenaam worden genoemd. Het is desondanks niet altijd mogelijk de exacte familierelaties te achterhalen. De genealogie van de Brabantse Van Enckenvoirts blijft een aantal duistere plekken behouden. De inhoud van de brieven wordt grotendeels bepaald door de belangen van de briefschrijver zelf, diens opdrachtgevers, of die van zijn al of niet door familiebanden bepaalde relaties. Zij bevestigen ruimschoots het beeld dat al eerder van Willem van Enckenvoirt was verkregen, te weten dat van een verwoed beneficiejager. Meestal handelen de brieven over beneficies in zijn geboortestreek, in het bijzonder in Mierlo of in Den Bosch, de woonplaats van zijn zuster en zwager. We vinden er dan ook tal van bijzonderheden over de wijze, waarop hij in het bezit kwam van een aantal posten aan de Sint-Jan. In dit soort concrete gevallen komt de ingewikkelde procedure rond de vergeving van beneficies door de centrale kerkelijke organen in Rome aan de orde, en op tal van plaatsen wordt duidelijk met hoeveel complicaties deze steeds weer gepaard ging. Het uitgebreide systeem van reservaties, provisies en expectanties, die met betrekking tot een zeer groot aantal beneficies over heel de Christenheid door de curie in Rome gehanteerd werd, druiste immers in tegen de rechten die andere instanties trachtten te doen gelden met betrekking tot diezelfde beneficies. Het gevolg was dat er soms jaren lang geprocedeerd moest worden, voordat de door Rome verleende rechten erkenning kregen. In de brieven vinden we hiervan verschillende voorbeelden. Deze onthullen, hoe ook Van Enckenvoirt slechts erkenning wist te verkrijgen door de inspanningen van mensen, die ter plaatse zijn belangen behartigden en daarvoor de vereiste deskundigheid en vooral de benodigde juridische kennis wisten in te zetten. Tot deze categorie behoorden de verschillende malen genoemde Johan Beysier en Johan van LoemelGa naar voetnoot13. Nog op een enkel punt moet de aandacht worden gevestigd. Het was niet alleen het welzijn van zijn familieleden dat deze curieprelaat ter harte ging, maar ook dat van zijn geboorteplaats Mierlo. Hij bracht dit vooral tot uiting door zich in te zetten voor het aankopen van verschillende panden en percelen ter plaatse. Hij heeft zich daartoe veel moeite getroost. Verschillende malen liet hij daarbij doorschemeren | |
[pagina 7]
| |
dat hij aan deze bezittingen een sociale bestemming wenste te geven. In dit verband kan zeker worden gedacht aan het zogenaamde Apostelhuis dat vele jaren later krachtens zijn testament in Mierlo werd opgerichtGa naar voetnoot14. Hij moet bijgevolg gedachten in die richting al vroeg gekoesterd hebben. Daarin weerspiegelt zich ook de liefde voor het land van zijn geboorte, die Van Enckenvoirt tot aan het eind van zijn leven heeft bezield. Reeds in de eerste brief, die we hier publiceren, komt zijn voornemen tot uiting om hieraan een bezoek te brengen. Tot in de laatste brief blijft hem dit bezighouden. Het is er niet van gekomen. Het heeft er alle schijn van dat hij zelfs de wens koesterde ooit definitief terug te keren. Hij onderhield daarvoor verschillende huizen, zowel te Leuven als in Den Bosch. Zij dienden natuurlijk, ook bij niet-gebruik, als een zekere geldbelegging. Zijn voorkeur moet wel zijn uitgegaan naar laatstgenoemde stad. Er was hem daarom veel aan gelegen daar een geschikt woonhuis aan te kopen. Zijn keus viel tenslotte op een pand in de PeperstraatGa naar voetnoot15. Pittoresk detail is dat de percelen, die hij daar niet zonder moeite wist te verwerven, later zijn opgegaan in een pand dat onderdeel vormt van de vestiging van het bisdom in de stad Den Bosch. | |
Wijze van uitgaveOver de manier van uitgave kunnen we kort zijn. De eigen schrijfwijze is gehandhaafd. Het wat willekeurig gebruik van hoofdletters werd bijgesteld. Hier en daar is ook de zinsindeling gewijzigd. De zeer gebrekkige interpunctie werd aangevuld en gecorrigeerd. Waar dit voor een goed begrip dienstig kon zijn, werden komma's geplaatst, ook daar, waar dit strikt genomen niet nodig was. Tevens werd een indeling in alinea's aangebracht om het lezen te vergemakkelijken. Bij iedere brief wordt in het notenapparaat de boven genoemde aantekening van ontvangst vermeld. Vervolgens werden woorden, waar dit nodig leek, van een hedendaags equivalent voorzien. Technische termen als annaten, pensio of pensioen, en andere woorden uit het kerkelijk beneficiebedrijf worden als bekend verondersteldGa naar voetnoot16. De eigenlijke aantekeningen zijn tot een minimum beperkt geblevenGa naar voetnoot17. |
|