Nederlandse historische bronnen 9
(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
79 Aan Van Weede van DijkveldBerlijn, 15 juni 1672
Mijn Heer, Mijnen laetsten aen U Wel Ed. is geweest van den 12. junii. Zedert hebben de incomende advisen uijt ten Ham ende Lipstadt ons gene betere noch aengenaemer tijdinge toegebracht, maer wel verstendicht dat meer plaetsen, op den Rhijn als voor den IJssel in de graeffschap Zutphen, verlooren waeren, dat mij als een vroom patriot van mijn vaderlandt in mijn ziel bedroeft. Van de conduitte omtrent de regeringe in ons landt gehouden werdt hier diermaeten gesproocken dat ick schrick daeraen te gedencken, alhoewel ick het niet anders als voor gedebiteerde valsicheden en leugenen, die men haer ten aensien van deselve attribueert, can opneemen. Indes heb ick werck omme de principaelsteGa naar voetnootee hier daer van te dissuaderen, mij daer mede meer geoccupeert vindende om sulcx te doen, als wel om die luijden een goedt gevoelen voor den Staet in deese ongeluckige tijden te doen hebben, nauwelijcx weetende wat ick ontrent het bijbrengen van excusen van soo veel geperpetreerde lacheteijten, als men seijt dat in de overgegeven plaetsen souden sijn gepleecht, can excogiterenGa naar voetnoot513. Inmiddels is de saecke daer, waerdoor òf de regeringe òf de milicie haere reputatie heeft verloren, ‘quo me vertam nescio’Ga naar voetnoot514. Het ongeval den Staet overcomen geeft mij hier meer moeijelickheden in mijne aenbevolene negotiatie als ick tot nogh toe niet hebbe gehadt, want ick hebbe voor die de saeck niet wel geaffectionneert sijn te beweerenGa naar voetnoot515, eerst het gepasseerde aen de steden op den Rhijn ende ten anderen, wat van de resistentie voor den Rijn ende IJssel sal weesen. Godt weet hoe bedroeft ende hoe becommert mij dit valt. En bovenal dat ick met de jongste post niet één letter uijt Nederlandt hebbe becomen, uijtgesondert van den Staet bij resolutie van den 6. deeses, waerbij deselve requireren het secours van deesen Curfurst als in de uijtterste extremiteijt, bij occasie van het verlies van de steden op den Rijn, het welcke men naer tijdts gelegentheijdt ende het geconvenieerde met hoochstgemelte Curfurst met gesonde reden can oordeelen wel ongereedtGa naar voetnoot516 te sijn, oock onmogelijck in deese pressante tijdt datter int minste ijets van te verwachten is. Want voor eerst is de Curfurst tot nogh toe niet volcomen in wapenen, sijn obligacie gaet niet verder als sulcx te weesen den 15. van julius ten scherpsten | |
[pagina 168]
| |
genomen. Bovendat was men hem al ettelijcke dagen schuldich in de 40.000 rs. in de verloopene maendt may promptelijck te betaelen, waer van tot dato niet één stuijver is ontfangen, niet tegenstaende men voor drie weecken mij, op mijn aengewende devoiren, al bij resolutie van den Staet daer van had verseeckert dat sulx soude geschieden ende men die penningen tot Hamburgh overmaecken. U Wel Ed. sal naer sijne hooge wijsheijdt connen oordelen, bij aldien nu de eerste maendt subsidiën niet en volcht, off den aenstaenden envoyé van Vranckrijck, die deesen dach of te morgen sal hier weesen, niet groote avantage sal gewinnen om de gemoederen van qualijck geaffectionneerde ministers daer heen te brengen van Sijn Curf. D.t te doen resiliërenGa naar voetnoot517 van sijn goedt voorneemen om met den Staet te blijven vereenicht, daer ick, Godt sij gelooft, nu in den tijdt van ses maenden alhier niet den minste hesitatie bij sijn hooge persoon in heb gevonden, en als noch in 't vertrouwen ben daer niet in gevonden sal werden. De ratificatie tot noch toe op 't bewuste tractaet niet ontfangen, verhindert mij de reijs soo ijlens naar Hollandt voort te setten, als ick wel hadde gemeijnt, sulcx dat nogh naerder ordres dienaengaende van Haer Ho. Mo. sal afwachten. En indes verblijve - - - |
|