Nederlandse historische bronnen 9
(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd71 Aan Van Weede van DijkveldHamburg, 24 mei 1672
Mijn Heer, Op 't vertrouwen dat deese U Wel Ed. in Den Hage sal vinden ende dat hij mij de eere sal doen van te continueren sijne correspondentie, soo moet ick hem notificeren dat nae veel moeijtens, soo ick met de cooplieden alhier hebbe gehadt, door de quaede directie van d'heere Deutz tot Amsterdam, eijntlick alle de werfgelder heb of binnen 2 à 3 daegen sal bekomen, soo men voor menschen woorden oock handt en zegel mag geloven. Ende bijaldien ick uijt bedencken dat ick hadde, dat het met de uijttellinge van de voorseijde gelderen soude haperen, uijt mijn selfs ende op het versoeck van Sijn C.D.t niet over nacht en daegh naer dese plaets was gegaen, daer soude op deese uyre noch niet één stuijver uijtgetelt sijn geweest, soo intricaatGa naar voetnoot481 heb ick het werck gevonden. Ende bijaldien in 't uijtkeeren van de maentlijke subsidie geen beter ordre wort gestelt - ende waerover ick al voor thien dagen hebbe geschreven - soo houde [ick] dit gelt verlooren ende de alliantie geinerveertGa naar voetnoot482. Waertoe men mijns oordeels geen pretext en behoorde te geven, want de quaelijck geaffectionneerde souden niet liever sien. | |
[pagina 155]
| |
Sijn C. Doorl. versoeckt mij bij een brief van sijn eijgen handt dat ick ten spoedigsten wil naer Berlijn keeren. Ick hadde gehoopt, om het tractat meer en meer te bevestigen ende een estroite confidencie t'estabilliëren, dat men mij alhier tot Hamburg soude toegesonden hebben de pillegaveGa naar voetnoot483 met de presenten voor de Churfurstin ende de ministers, die ick op ordre al lang voor deesen heb uijtgeloft. Dan, daerop werdt mij niet geantwordt ende sal ick met lege handen wederom aen 't hoff komen. Ten minsten had men de pillegave behooren te senden, die al over ses weken gereet is geweest. Bijaldien U Wel Ed. van de gedeputeerde tot de Triple AlliantieGa naar voetnoot484 waert, soo soude ick konnen weeten waeraen het schort, nu wort mij niets ter werelt gerescribeert. Ick hebbe met de laeste post aen den heer griffier geschreven wat mij van den graeff Van der Nat en de Saxische ministerGa naar voetnoot485 was ontmoet ende sij vermeijnden dat aldaer te doen stondt. Mijns erachtens moeten Haer Ho. Mo. Saxen engageren, ofte den heer Churfurst van Brandenburg in plaetse van twintig, veertigh duijsent man of meer doen op de been brengen, soo sij yts reels van het Duijtsche secours pretenderen te verwachten, voornaementlijck nu Brunswijck weijgert in de partije te koomen. Daer mijns oordeels weijnich aen gelegen soude sijn, soo men Saxen konde engageren ofte Brandenburg soo veel meer doen werven. Het sal van Haer Ho. Mo. wijsheijt wesen wat sij ten spoedigsten hierop sullen resolveren, hebbende de experiëntie, Godt betert, geleert hoe schaedtlijck alle de langsaeme resolutiën, een jaer herwaerts genomen, aen den Staet sijn geweest. Men authoriseert mij nu omme, soo 't moglijck waer, voetvolckeren te sien te bekomen. Ick hebbe die overwinter tot meermaelen met duijsenten aangepresenteert en door de colonellen Steck ende Brempt zaligerGa naar voetnoot486 lijsten overgesonden van vermaerde officieren die sich te voet ende te peert aanboden, doch, soo sij mij berichteten, heeft men daerop niet eens gereflecteert. Nu isser geen volck meer te bekomen, uijtgesondert in Saxen, daer noch overvloet is, soo ick van een yder wert geïnformeert, en moet men daerop verdacht sijn, soo se noch te krijgen waeren, dat men se niet anders als langs de see in 't landt sal konnen brengen, daeraen alle Duijtse wervers, die met de schippers haer niet konnen behelpen, sich stooten ende meijn ick oock dat men haer in sulken cas niet verder behoorde te obligeren, als voor Hamburg aan schipsbort te leveren ende voirders het transport tot 's landts kosten te doen. Waermede blijve - - - |
|