Nederlandse historische bronnen 9
(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd9 Aan Van Weede van Dijkveld6 augustus 1671
Mijn Heer, U Wel Ed. overaangename schrijven van 21. der voorleden maantGa naar voetnoot103, met soo veel particuliere omstandicheden van verscheijden publique saken, heeft mij teenemaal vergenoecht en blijf ick deselve daar over ten hoochsten verobligeert. Wat mij alhier ontmoet en bejegent omtrent het een en 't ander van importantie 't gene secretesse vereijsst, sulx schrijf ick aan de heer griffier, opdat het tot nadeel van den Staat met den druck niet magh gemeen gemaackt werden; oock wat mij de heere BlaspijlGa naar voetnoot104 en den domdeken van Paderborn, de heer KetelerGa naar voetnoot105, desen morgen in naam van den Westphaalschen Creijts hebben overgebracht. Sulx sal U Wel Ed. believen te sien uijt de nevensgaande copie aan den gemelten heer griffierGa naar voetnoot106 en meijn ick, onder verbeteringe, soo Haar Ho. Mo. dese sake, gelijck als met den keijser alsoo oock met communicatie van den voorseijden Westphaalschen Creijts beliefden te maniëren en daaromtrent wat civile en beleefde expressiën te laten gebruijken - doch altijt het hecht in de hant houdende - dat sij vele en considerable leden in hare partij souden conne trecken. En soo derselver ooghmerk niet en is om sulx te doen en door mij enige directie daaromtrent hier te laten toebrengen, gelijck ick nochtans presumere uijt hunne resolutieGa naar voetnoot107, waarbij mij wert gelast noch enige tijt hier te verblijven, soo sal mijn langer aanwesen alhier bijna onnodich wesen. | |
[pagina 45]
| |
Ick schrijve twee maal ter weeck hetgene mij occurreert, oock diverse malen aan den raatpensionarisGa naar voetnoot108, dan, ick crijge geen antwoort als alleen positive resolutiën, die bij den druck hier eerder sijn als se mij van Staatswegen toecomen. Doch dit oude gebreck sal men mij te geval niet willen remediëren. De heren van GinkelGa naar voetnoot109, HardenbroeckGa naar voetnoot110 en Wellant sijn hier voor vijff à ses dagen bij mij gecomen. De laatste weet niet genoech te roemen de eer ende vertroude vruntschap die U Wel Ed. hem bewijst en de confidente communicatie die hij hem geeft in sijne ondernomene sollicitatie, waarvoor ick deselve ten hoochsten bedancke,' t geene mij dan bij elke occasie jegens U Wel Ed. en de sijne sal verobligeren van alomme te betuijgen dat ick ben - - -
[P.S.] Ick vertrouwe dat mijne brieven aan den heer griffier en Haar Ed. Mo. werden toegesonden, 't welke de oorsaak is dat ik sedert enige tijt herwaarts aan deselve niet hebbe geschreven en mijne plichten bij redenen niet afgeleijt. |
|