Nederlandse historische bronnen 9
(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd6 Aan Van Weede van DijkveldBielefeld, 2 juli 1671
Mijn Heere, Mijnen laatsten aan U Wel Ed. is geweest van den 22. der voorleden maant, en wat ons sedert nader is ontmoet over den rangh met die van Nieuburg hebben den heer van Beursse en ick den 25. dito en heden Haar Ho. Mo. door den heer griffier verwittigtGa naar voetnoot78. Ick hebbe bedencken, off het ondernomene van de Nieuburgse niet geschiet met concert van de verscheijde Chur- en forsten omme voor de werelt Haar Ho. Mo. dese cleijnheijt aan te moedigen. En geeft men niet onduijdelijck te verstaan, dat de samentlijcke Churfursten seer qualick nemen Haar Ho. Mo. resolutie van den 9. juni laatstleden den resident Le MaireGa naar voetnoot79 toegesonden, omme op het point van den rang met den Brandenburghschen minister tot CoppenhagenGa naar voetnoot80 sich daarnaar te reguleren, gelijck ick daerover breder aan den heere van RenswoudeGa naar voetnoot81 heb geschreven, die ick vertrouwe op de receptie deses tot Utrecht sal sijn en U Wel Ed. hetselve gecommuniceert [sal] hebben, als mede van hetgene mij door den prince van Furstenbergh over het subject van de stat Coln voor enige dagen is geseijt. Welk een en ander sijn reflectie meriteert. De heeren van Werkendam en GrovestinsGa naar voetnoot82, van Bronswijk gereverteert sijnde, schrijven met de hedige post haar wedervaren aan Haar Ho. Mo., die wij vertrouwen ons nu van hier sullen rappelleren en hope, dat ick het geluck sal hebben van U Wel Ed. in 't corte te mogen sien en van mijnen dienst te versekeren, als sijnde - - - |
|