Nederlandse historische bronnen 6
(1986)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
73
| |
[pagina 139]
| |
stuk toe, onder mededeeling dat hij die ‘drie oude vrienden’ zou ontvangen en daartoe van mij wilde weten, welke opmerkingen ik over dat memorandum had! Aan dit laatste voldeed ik, doch ik verzocht Colijn de heeren naar mij te verwijzen. Daarop verzekerde hij mij dat dat van den aanvang af zijn bedoeling was geweest, hetgeen volkomen bezijden de waarheid is. Wat nu de kwestie-Colijn aangaat, zooals ge u herinneren zult, hadden wij besloten dat noch Colijn zelf, noch het kabinet iets zouden doen uit eigen beweging, zoolang de voorbereide campagne van de andere zijde daartoe niet noopte. Dus geen spontane verklaringen aan de Kamer of in de pers, geen eereraad of iets van dien aard. Mr. Van Schaik heeft nog een paar maal geprobeerd mijn stem te krijgen voor een andere gedragslijn, doch tevergeefs. Wèl heb ik met den regeeringspersdienst een concept-verklaring opgesteldGa naar voetnoot252 in het geval die te eeniger tijd noodig mocht zijn. Ik vond het beter dat in gereedheid te hebben dan dat plotseling tien ministers aan het redigeeren van zulk een verklaring op korten termijn werden gezet. Nu kreeg ik donderdag laatstleden van Balluseck bericht, dat een anoniem pamflet dien dag in de brievenbussen van Kamerleden en anderen zou worden geworpen, en kort daarna openlijk op de straat zou worden gecolporteerd. Toen was het oogenblik daar voor een verklaring van Colijn, welke donderdagavond laat in een extra-ministerraad werd vastgesteld, bijna woordelijk conform het ontwerp van den regeeringspersdienst dat ik dien dag produceerde. Ge kent die verklaring uit het ochtendblad van vrijdag laatstleden. Daarop volgde gisteren een manifest van ‘Zwart Front’, dat nog met nadere onthullingen dreigt. Maar inmiddels was door de algemeen goed opgenomen verklaring van Colijn aan de campagne voorloopig de wind uit de zeilen genomen. De hemel is ons genadig geweest, want het donderdag te Amsterdam verspreide pamflet was zóó innig gemeen, dat iedereen die nog aarzelde, het nu voor Colijn opneemt. Bovendien was dat pamflet veel méér een aanval tegen de Roomsch-Katholieke Staatspartij dan tegen Colijn zelf, van wien niet veel meer gezegd werd dan dat hij er een meid op nahield, maar dat politiek daarmede niemand wat te maken had! Die aanval op de Roomsch-Katholieke Staatspartij maakte het voor de katholieken nòg moeielijker om de zaak-Colijn te misbruiken voor een politiek relletje. Maar bovendien had de Roomsch-Katholieke Staatspartij inmiddels ingezien dat Aalberse gelijk had, en dat de kwestie-Colijn zich niet leende als hefboom voor een crisis. In de eerste plaats hebben de SDAP-mannen - het zij tot hun eer gezegd - van het eerste oogenblik af zich op het standpunt gesteld dat zij wèl Colijn ten val willen brengen, maar alléén | |
[pagina 140]
| |
op politiek terrein en niet door hem wegens zijn persoonlijk gedrag met vuil te werpen. Bij een roomsch-katholiek relletje zouden de heeren dus niet op steun van de soci's kunnen rekenen. De anti-revolutionairen zouden uiteraard niet mededoen, evenmin als liberalen en vrijzinnig-democraten, en onder de christelijk-historischen waren ook velen die er liever buiten bleven. De roomsch-katholieken hadden dus wel een crisis kunnen forceeren door Colijn in die mate te compromitteeren, dat hij niet zou kunnen aanblijven, maar zij zouden die crisis, bij gebreke van steun van andere groepen, niet hebben kunnen oplossen. In tegenstelling met Goseling cum suis had de wijzere Aalberse dit dadelijk begrepen. De storm is dus voor het oogenblik voorbij gewaaid. Maar geheel zeker ben ik nog niet, want inmiddels is er weder een verbijsterende stommiteit begaan. Het zou mij te ver voeren u dat in details te vertellen. De quintessence is dat mr. Slingenberg (ook zoo'n naïeveling!), door tusschenkomst van het Kamerlid dr. Vos, het origineel van de bewuste acte van borgstelling heeft weten los te krijgen van den jood in wiens brandkast het stuk berustte, en dat Colijn, toen hem dat origineel werd overhandigd, zonder verder nadenken een cheque van 15 mille uitschreef om dien jood voor den afstand van het stuk schadeloos te stellen! Wordt dàt bekend, en ik vrees dat dat niet te verhoeden is, dan ligt voor de hand welke commentaar op de transactie zal worden gegeven, als bijvoorbeeld dat Colijn voor geld een voor hem compromitteerend document zich terug heeft verschaft. Maar afgescheiden hiervan, was het zoo geweldig dom, want 1o zijn photo's van die akte al lang in verschillende handen, 2o heeft Colijn nooit ontkend, en heeft hij ook nooit kunnen of willen ontkennen, dat hij borg gebleven is. In zijn bewuste verklaring is de borgstelling nog met name genoemd, en 3o is die akte van borgstelling in presentie van getuigen afgegeven, zoodat Colijn nog de kans loopt straks door de juffrouw zelve te worden aangesproken of door het schunnige bankje, te welker behoeve de borgstelling werd verleend, en dan nòg eens 15 mille zal moeten dokken! Werkelijk, het is soms of men met kinderen te maken heeft. Slingenberg is ook zoo'n ezel. Maar nu genoeg. Het wordt mij werkelijk te warm om verder te schrijven. Veel hartelijks aan Nini en het beste voor uzelf.
[Postscriptum] Denk eens om mij, als ik te Genève ben, en benijd mij niet. |
|