49
Den Haag, 1 april 1935
Het zal u goed doen te weten, dat Hare Majesteit eindelijk hare bezwaren tegen de verheffing van enkele onzer gezantschappen tot ambassades heeft laten vallen. Het is een van beide zijden hardnekkig gevoerde strijd geweest, maar ik heb ten slotte Hare Majesteit kunnen overtuigen dat op goede gronden een decanaat ipso jure van een eventueelen nuntius kan worden afgewezen. Nu maakt Hare Majesteit nog bezwaar tegen een nuntius überhaupt, maar zij heeft zich neergelegd bij mijne toezegging, dat ik het uiterste zal doen om de benoeming van een nuntius te voorkomen - ik verwacht trouwens niet dat de Heilige Stoel daarom zal vragen -, maar dat ik geen garantie kon geven dat dit ook lukken zalGa naar voetnoot167. Ons eenig motief zou zijn, dat wij eene vertegenwoordiging van den Heiligen Stoel alhier alléén aanvaarden voor zooveel de paus tevens wereldsch souverein is, en dat de kerkelijke staat als zoodanig niet van zoodanige importantie is, dat gelijkstelling met groote mogendheden met recht kan worden gevraagd.
Nu heb ik Swinderen gevraagd de Britsche regeering te polsen. Volgens Montgomery bestaat er goede kans op succes, omdat Swinderen te Londen persona gratissima is. Is Londen bereid, dan wil ik ongeveer tegelijkertijd stappen laten doen te Parijs, Washington en Berlijn, en daarna te Rome en Tokio. Brussel moet nog even wachten in verband met de weder aangeknoopte onderhandelingen over de Belgische kwestie. Washington heeft zich in beginsel reeds bereid verklaard, indien Londen voor gaat, en Loudon verwachtte hetzelfde van Parijs. Het zou mij een groote voldoening zijn als wij eerlang een aantal ambassadeurs konden hebben.
Ge begrijpt hoe wij hier gepreoccupeerd zijn door de monetaire manipulaties te BrusselGa naar voetnoot168. Het wordt voor ons, economisch, steeds benauwender. Ik acht het echter uitgesloten dat wij het slechte voorbeeld van België zullen volgen. De