39
Den Haag, 6 december 1934
Dank voor uwe beide brieven. Zooals ge weet, is de prinses, die nog tot medio dezer te Londen had zullen blijven, plotseling teruggekomen. Zij weigerde koppig, tegen dringend advies van Swinderen in, om een voor haar gearrangeerde thé van de Anglo-Batavian Society ten huize van lord Albemarle bij te wonen en toen Swinderen daarop nader was teruggekomen, besloot zij Londen aan de vooravond van dien thé te verlaten! Deze plotselinge terugkeer bewijst ook overigens nog, dat er van de gehoopte verlooving niets komt. Het schijnt dat Palmstierna nog eenige hoop koestert, maar hij is de éénige. - - -Ga naar voetnoot151
Ik doe u toezenden mijn correspondentie met justitie en met Zech over de naziberoering in Zuid-LimburgGa naar voetnoot152. Beucker Andreae kwam er niet uit en toen heb ik zelf maar de pen ter hand genomen en de brieven aan Van Schaik en Zech opgesteld. Met mijn brief aan Zech ging Van Schaik tenslotte accoord. Ik heb dien persoonlijk aan Zech overhandigd en bij die gelegenheid heel open met hem gesproken en hem gezegd, dat ik voor deze keer er weder in was geslaagd een al te fel optreden tegen de nazi's als door Van Schaik gewenscht te voorkomen, maar dat ik dat verder niet kon garandeeren en dat ik, als de nazi-actie zoo doorging, geen verder bezwaar kon maken tegen uitzetting van Witte en tientallen anderen. De arme Zech zit erg met de zaak verlegen, maar zou zijn uiterste best doen. Het is uitstekend dat ge bij voorbaat het Auswärtige Amt al hebt ingelicht. Persoonlijk heb ik sterk den indruk, dat bij onze autoriteiten in Zuid-Limburg alle objectiviteit zoek is en dat hier eene katholieke actie tegen het Hitler-regime in de politierapporten de overhand heeft, eene actie waarvoor ook collega Van Schaik ontvankelijk is. Maar met dit feit moeten de Duitschers nu eenmaal rekening houden en daarom dubbel voorzichtig zijn in zulk een kwetsbare streek. De katholieke pers maakt zich steeds meer meester van de zaak en