Nederlandse historische bronnen 3
(1983)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd12 Brief van Steenberghe en Welter aan Colijn, 19 juli 1939Bij gelijkluidende brieven van 18 dezer doet U ons onder overlegging van een beknopt ontwerp-program voor het nieuwe Kabinet (voor zooveel betreft de financieele en de werkloosheidspolitiek) en van een daarbij behoorende nota over den financieelen toestand, de vraag, of wij bereid zouden zijn op de aangegeven grondslagen de thans door ons beheerde Departementen te blijven beheeren. Tevens deed U ons afschrift toekomen van een briefwisseling tusschen den heer Romme en UGa naar voetnoot177. Op den voorgrond stellend, dat wij ons niet dan om zeer gewichtige redenen verantwoord zouden achten onze medewerking te onthouden aan een door Hare Majesteit aangewezen Kabinetsformateur, voelen wij ons - juist daarom - gedrongen in het ondervolgende U eenigszins omstandig mededeeling te doen van de overwegingen, welke ons ertoe nopen in dit geval zeer tot ons leedwezen Uwe bovenvermelde vraag ontkennend te beantwoorden. De huidige crisis is ontstaan wijl de Minister van Sociale Zaken niet op naar Uw meening bevredigende wijze had voldaan aan den door U gestelden eisch, dat volgens een door U aangegeven schema 15 millioen verder zou worden bezuinigd op de kosten van bestrijding der werkloosheid. Van eenig ander verschilpunt in den boezem van het Kabinet op eenig ander punt van Regeeringsbeleid - het financieele beleid inbegrepen - is ons niets gebleken. In zijn nota van 28 Juni j.l.Ga naar voetnoot178, waarin de Minister van Sociale Zaken aangaf langs welken weg naar zijn meening de door U verlangde bezuiniging vrijwel zou kunnen worden verkregen, merkte hij op, dat het door U aangegeven schema noodzakelijk moet impliceren, dat bij de begrooting 1940 zou moeten worden overgegaan òf tot drastische aantasting der steunregelingen, òf tot een ingrijpend terugkomen op de besluiten tot uitbreiding en karakter-verandering der werkverschaffing. Tot een dergelijke - plotselinge - koersverandering bij de voorbereiding van de begrooting 1940 verklaarde de heer Romme zich niet bereid en de andere katholieke Ministers sloten zich daarbij aan. | |
[pagina 301]
| |
In de vergadering van den Ministerraad van 29 Juni jl. werd door U uitdrukkelijk bevestigd, dat het deze koerswijziging was, welke den inzet vormde voor het voortbestaan van de samenwerking in het Kabinet. Uit het thans door U overgelegde ontwerp-program voor de werkloosheidspolitiek is deze koerswijziging niet zonder meer af te leiden. Uw financieele nota en de daarop gevolgde correspondentie tusschen U en den heer Romme doen echter zien, dat zij den achtergrond moeten vormen van het evenbedoelde program. Immers van eenig principieel verschil van inzicht over die grondslagen tusschen U en den heer Romme blijkt uit die gedachtenwisseling niet en een door den heer Romme berekend verschil tusschen Uw bezuinigingsopzet en den zijnen van 3.8 millioen wordt thans door U irrelevant geacht. Evenmin bestaat principieel verschil van inzicht ten aanzien van wetsontwerp 411, betreffende de jeugdwerkloosheid, tot wijziging waarvan de heer Romme zich nader bereid heeft verklaard, ook voor wat betreft het zooveel mogelijk vermijden van nieuwe administratieve uitgaven, mede in verband met ook hem uiteraard niet ontgane aanwijzingen, welke gaan in de richting van een voorshands verminderde jeugdwerkloosheid. Dat intusschen een principieele ombuiging van de werkloosheidspolitiek het wezen van Uw ontwerp-program moet vormen, blijkt o.m. uit de op twee na laatste alinea van Uw brief aan den heer Romme van 18 dezer, waarin U melding maakt van verschillen tusschen U en hem inzake de in de laatste paar jaren genomen maatregelen tot verbetering van den steun, niet wat betreft een behoorlijke schifting, maar ten aanzien van de emolumenten en andere maatregelen van dien aard. Ik kan niet inzien, zoo voegde U daaraan toe, hoe wij op een andere wijze zullen kunnen komen tot een voldoende benadering van een sluitend budget om de toekomst voor 1941 en de uitgaven voor de Indische defensie met vertrouwen tegemoet te zien. Wij hebben, zooals hooger blijkt, reeds eerder verklaard, dat wij ons niet kunnen vereenigen met een ombuiging van de werkloosheidspolitiek in de begrooting 1940 en wij achten die ook nu niet juist onder de omstandigheden van het oogenblik. Voor onze hier voren weergegeven opvatting omtrent het wezen van Uw ontwerp-program op het stuk der werkloosheidspolitiek meenen wij ten slotte een bevestiging te moeten zien in de mededeeling in de derde alinea van Uw brief, dat U bereid bent een derde portefeuille aan een R.K. aan te bieden en dat U hierbij in de eerste plaats denkt aan het Departement van OnderwijsGa naar voetnoot179. - - -Ga naar voetnoot180. |
|