Nederlandse historische bronnen 3
(1983)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermdII Over de documentenAlle hier te publiceren documenten zijn geselecteerd uit de collectie-Romme, die zich in het Algemeen Rijksarchief bevindt. Met uitzondering van document nummer 8, dat in dossier 203 ligt, zijn zij aan te treffen in dossier 89. Sommige documenten zijn ook in andere archieven bewaard, onder andere in dat van de | |||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||
RKSP, dat in het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen is gedeponeerd. De documenten nummers 4-7 hebben betrekking op de aanvulling door de katholieke ministers op de analyse, die Colijn voor de koningin maakte van de omstandigheden, die leidden tot de breuk. Document nummer 8 is een handgeschreven dagboekje, dat Romme in de weken na de val van het kabinet bijhield. Het geeft inzicht in de wijze waarop achter de schennen het verzet van de katholieken tegen Colijn gestuurd werd en werpt tevens licht op de ontstaansgeschiedenis van de documenten nummers 4-7 en 9-13. Wie het handschrift van Romme kent, zal er zich niet over verbazen dat wij er ondanks de steun van enkele echte kenners niet in geslaagd zijn om alles te transcriberen; wat onleesbaar is gebleven, betreft gelukkig geen wezenlijke zaken. Het laatste document is een brief van Romme uit 1944 aan mgr. dr. J. Witlox, hoofdredacteur van De Maasbode, waarin hij, inmiddels met de nodige afstand, aanleiding en oorzaak van de val van het kabinet nog eens kernachtig op een rij zet. Witlox was bezig materiaal te verzamelen voor een vervolg op zijn De Katholieke Staatspartij in haar oorsprong en ontwikkeling geschetst, waarvan in 1919 deel I en in 1927 deel II was verschenenGa naar voetnoot23. Begin 1944 wendde hij zich tot Romme om informatie over het conflict in 1939. Aanvankelijk volstond Romme met de hier te publiceren brief, maar in juni 1944 stuurde hij hem nog een dik pak met materiaal uit 1939, onder andere de documenten nummers 1-3. De ontstaansgeschiedenis van het eerste document is een bijzondere. Zij valt te reconstrueren aan de hand van correspondentie tussen Goseling en Romme tussen augustus en november 1939, welke correspondentie zich bevindt in de collectie-Romme dossier 89. Bij de replieken in het Tweede-Kamerdebat over de op 25 juli 1939 afgelegde regeringsverklaring naar aanleiding van de formatie van zijn vijfde kabinet kwam Colijn te spreken over de val van zijn vierde kabinet. Daarbij citeerde hij uit Romme's nota van 28 juni aan de ministerraad, dus uit Romme's tegenbod - hier opgenomen als document nummer 3 -, de volgende passage: Wil ik [Romme J.B.] mijn aandeel in de verantwoordelijkheid voor het ontwerp der begrooting 1940 kunnen dragen, dan moet ik zeker ervan kunnen zijn, dat de besluiten betreffende werkverschaffing, steunverleening en jeugdwerkloosheid gehandhaafd blijven en dat loyale medewerking aan de uitvoering zal worden verleend. Daaraan voegde Colijn toe dat na de ontvangst van een dergelijke mededeeling en nadat men reeds eenige weken lang besprekingen gevoerd had, het nut van verdere besprekingen twijfelachtig moest worden geachtGa naar voetnoot24. | |||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||
Daarmee lag de zwarte Piet voor het publiek althans in handen van Romme. Deze stelde dan ook prompt een persverklaring op om opening van zaken te geven en vroeg Goseling om advies. Uit Romme's dagboekje is af te leiden dat hij de persverklaring uiteindelijk achterwege heeft gelaten, omdat er vrij snel schot kwam in de formatiepoging van De Geer en het er naar uitzag dat Colijn van het toneel zou verdwijnenGa naar voetnoot25. In de tweede helft van september evenwel bleken Goseling en Romme elkaar gevonden te hebben, op initiatief van de eerste, om - kennelijk om beter geprepareerd te zijn op eventuele herhalingen van onjuiste voorlichting van de kant van Colijn en de zijnen - bepaalde mensen in de fractie en op het partijbureau uitvoerig in te lichten over de gang van zaken in en rond het vierde kabinet-Colijn. De bedoeling was om nog in oktober een boekwerk gereed te hebben, ongetwijfeld in verband met de omstandigheid dat De Geer, wiens formatie in augustus geslaagd was, zich had voorgenomen de regeringsverklaring te laten samenvallen met de algemene beschouwingen, die voor de laatste dagen van oktober geagendeerd waren, en dat dan opnieuw gesproken zou kunnen worden over de gebeurtenissen van de lente en de zomer. Goseling ontwierp het volgende schema:
Goseling zou de eerste drie hoofdstukken schrijven, Romme de laatste twee. De titel van het boekwerk zou luiden: Colijn-IV. Het van-stapel-loopen en de ondergang door zelftorpedeering. Tussen haken werd eraan toegevoegd: Saevus tranquillis in undis, een niet onaardige toespeling op Colijns in 1934 verschenen toelichting op het antirevolutionaire beginselprogramma, welke toelichting Colijn de titel Saevis tranquillus in undis had meegegeven. De auteurs permitteerden zich nog een tweede speelsheid met hun afspraak dat zij schuil zouden gaan achter het algebraïsch aandoend pseudoniem c2 γ r, welk pseudoniem echter niet zo moeilijk te ontcijferen is: zowel Goseling als Romme heten Carl, dus: c2 = 2 × Carl, γ = Goseling en r = Romme. Begin oktober had Goseling het eerste hoofdstuk gereed en op 21 oktober zond Romme hoofdstuk vier met vele bijlagen naar Goseling; het wordt hier met twee van de 26 bijlagen onder de nummers 1-3 opgenomen. Romme schreef dit hoofdstuk in drie dagen tijds, maar hierna kwam de klad in de werkzaamheden. Goseling werd gemobiliseerd en kwam er dientengevolge niet meer toe om zijn aandeel te voltooien. Eind november redigeerde Romme het vijfde hoofdstuk, dat niet meer is geworden dan een twee pagina's | |||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||
omvattende chronologie met negen bijlagen, waarvan er hier vier onder de nummers 9, 10, 12 en 13 worden gepubliceerd. |
|