Nederlandse historische bronnen 3
(1983)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
III Vita Heinrici II imperatoris
| |
[pagina 45]
| |
III Het leven van keizer Hendrik II
| |
[pagina 46]
| |
esse putamus. Scimus insuper et saepissime audivimus, quodGa naar voetnoota in omnibus scriptis antiquitas delitiose veneratur, novitas fastidiose repudiatur. Sed quae recipiuntur ut antiqua, nisi primitus essent nova, nuncGa naar voetnootb non essent antiqua. Quare pręcedit novitas, ut sequatur antiquitas. Stultum est ergo quod praecedit spernere et quod sequitur, quodque a pręcedenti habet, ut sit, recipere. Raro enim a sitiente rivus queritur, dum fons habetur. Dicimus haec, non ut abiciaturGa naar voetnootc antiquitas, sed ut recipiatur novitas. In omnibus quippe scripturis, si est veritas et utilitas, aeque valet novitas et antiquitas. Fortassis est qui dicat, quae utilitas in gestis legendis esse valeat. Huic respondemus, quia quisquis alterius gesta legit, si bona sunt, invenit quod sequatur, si mala, habet unde exterreatur.Ga naar voetnoot1 Gesta enimGa naar voetnootd alterius legere, in speculum est respicereGa naar voetnoot1. Si quid in eo vides quod tibi displiceat, in te corrige; si quid quod placeat, imitare. Cesset praelocutio, praelocutionis causa sequatur.
[1]Ga naar voetnoote Millesimo secundo anno ab incarnatione Domini, indictione quindecimaGa naar voetnootf, Otto tertius imperator augustus Paternę, quod est castellum Romaniae, moritur; vir dum vixitGa naar voetnootg corporis spetiositate floridus, morum probitate modestus, aetate quidem iuvenis, sed ingeniiGa naar voetnooth capacitate senilis, benignitate mirabilis. In cuius gestis scribendis satis avidus essem, si aut memoriter tenerem aut relatoremGa naar voetnooti certum haberem. Hoc tantum scio, quia, quamvis in primaeva aetate plurima pueriliter gessissetGa naar voetnootj, in supremis inreprehensibiliter vivebat. Deum amabat, amando timebat; omnibus placebat, nemini displicebat, nisi forte infidelibus, quia innatum est bonis, malis displicere et bonis placere. Tandem qualis eius ante acta vita fuisset, in morte ipsius qui affuerunt videre potuerunt. Quicumque enim interfuit, in devotione eius intelligere potuit, quia non obiit, sed ad desiderium suum singulare migravit. Ad Creatorem creatura fidelis ex voto redire properavit. Cuius non obitus, sed transitus, omnium, qui sanae mentis erant, luctus mirabilis, planctus erat incredibilis. Dolor esset etiam insanabilis,Ga naar voetnoot2 nisi superstes ei extitisset HenricusGa naar voetnoot2, dux gloriosus et vir ad regnum suscipiendum strennuusGa naar voetnootk. IsteGa naar voetnootl tunc temporis ducatum in Bavariensi regno tenebat, populum pacifice regebat, pacem | |
[pagina 47]
| |
zowel voor de schrijver als voor de lezer niet zonder nut. Wij weten bovendien en hebben vaak gehoord, dat in alle geschriften het oude als iets heerlijks wordt geëerd, maar het nieuwe met minachting afgewezen. Maar wat aanvaard wordt omdat het oud is, zou nu niet oud zijn als het niet eerst nieuw was geweest. Daarom komt eerst het nieuwe, opdat het oude kan volgen. Het is dus dwaas om wat eerst komt te verwerpen en wat volgt, dat immers zijn bestaan dankt aan wat eerst is gekomen, te aanvaarden. Zelden immers zoekt een dorstende de beek, als hij zich bij de bron bevindt. Wij zeggen dit niet opdat men het oude zal verwerpen, maar opdat men het nieuwe zal aanvaarden. In alle geschriften immers zijn, als er waarheid en nut in steekt, oud en nieuw van gelijke waarde. Misschien vraagt nu iemand welk nut het kan hebben om over de daden der mensen te lezen. Hem antwoorden wij: wie over de daden van een ander leest, vindt daar, als ze goed zijn, iets ter navolging, en als ze slecht zijn heeft hij een afschrikwekkend voorbeeld. Wie namelijk over de daden van een ander leest, kijkt in een spiegel. Als U daarin iets ziet wat U mishaagt, verbeter dat dan in Uzelf; ziet U iets wat U aanspreekt, volg dat dan na. Het voorwoord moet nu eindigen, de aanleiding daartoe volgen.
[1] In het jaar 1002 vanaf de vleeswording des Heren, tijdens het vijftiende jaar van de indictie, stierfGa naar voetnoot1 de verheven keizer Otto III te PaternoGa naar voetnoot2, een burcht in de Romagna. Bij zijn leven was hij een man van stralende schoonheid, ingetogen en rechtschapen; naar leeftijd weliswaar een jongeman, maar bezonnen naar aard en aanleg en van een buitengewone goedertierenheid. Heel graag zou ik zijn daden beschrijven, als ik daarvoor uit mijn geheugen kon putten of een betrouwbare zegsman tot mijn beschikking had. Ik weet slechts dit: hoewel hij op jeugdige leeftijd in vele zaken onvolwassen heeft gehandeld, leefde hij in zijn laatste jaren onberispelijk. Hij had God lief en vreesde Hem in zijn liefde; bij allen viel hij in de smaak en niemand mishaagde hij, behalve misschien de ongelovigen, omdat het de goeden eigen is aan slechte mensen te mishagen en bij goede mensen in de smaak te vallen. Bij zijn dood tenslotte hebben de aanwezigen kunnen zien hoe zijn voorbije leven geweest was. Alwie daar namelijk tegenwoordig was, heeft uit zijn vroomheid kunnen opmaken dat hij niet gestorven is, maar naar zijn vurig begeerde bestemming is gegaan. Gods diepgelovig schepsel heeft zich, zoals hij verlangd had, teruggespoed naar zijn Schepper. Zijn doodgaan, of beter gezegd zijn overgaan naar het eeuwige leven, veroorzaakte onder alle weldenkende mensen een geweldig verdriet en een ongelooflijk geweeklaag. De smart zou zelfs niet te stelpen zijn geweest, als na zijn dood niet HendrikGa naar voetnoot3 daar was geweest, de roemrijke hertog en de aangewezen man om de regering op zich te nemen. Deze oefende toentertijd het hertogelijk gezag uit over Beieren; hij re- | |
[pagina 48]
| |
amplificabat, ecclesiarum facultates augebat, leges et religiones magnificabat. Tandem sic in ducatu vixit, quod omnibus placuit, ut de ducatu transduceretur ad regnum, de vexillo extolleretur in solium hęreditarium. Hęreditarium dicimus, quia, ut ab hisGa naar voetnoota, qui genealogias computare noverant, audivimus, a CaroloGa naar voetnootb Magno ex parte patris decimam septimamGa naar voetnootc, ex parte matris decimam sextam lineam propagationis tenebat. Insuper tertius Otto, post cuiusGa naar voetnootd obitum in regem eligebatur, et ipseGa naar voetnoote tertium ad invicem consanguinitatis gradum tenebant: mater autem sua Conradi regis fuit filia.
[2] His antecessoribus exortus successor ingenuus eligitur, et ut rex fiat, ab omnibus desideratur. Sed qualiter ad regnum ab his, qui sanae mentis erant, invitatus fueritGa naar voetnootf, qualiter etiam invidia, virorum bonorum comitatrix, per suos satellites idGa naar voetnootg impedire tentaverit, nec mihi fastidiosum est dicere, nec cęteris superfluum au dire. Invidiam bonorum comitatricem me dixisse, ne mireris, quia ubi abundantGa naar voetnooth strenue gesta, abundat et invidia. Ut quidam philosophus interrogatus a discipulo suo, qualiter vivere posset, ut invidorum corrosiones devitare valeret, respondit: ‘NilGa naar voetnooti bene, nilGa naar voetnootj strenue, nil prudenter agas, et ita te posse detractiones invidorum declinare scias. Aut igitur stultus esto et invidiam declinato, aut prudenter agito et invidiam sustineto’.
[3] Ottone ergo gloriosissimo imperatore defuncto Cisalpini qui cum eo erant, archiepiscopus Coloniensis, episcopi LeodiensisGa naar voetnootk, Augustensis et Constantiensis, Otto filius Caroli, HeinricusGa naar voetnootl et WicmannusGa naar voetnootm comites et cęteri quam plures, fideliter agentes cum maxima difficultate et periculis pluribus per Veronam, per Bavariam cadaver ipsius reportabant. Quibus dux nobilissimus cum Bavaricis episcopis et comitibus obviam venit, corpus senioris et consanguinei sui qua decuit veneratione suscepit, totum exercitum qua debuit liberalitate recepit, per | |
[pagina 49]
| |
geerde het volk op vreedzame wijze, hij versterkte rust en orde, vermeerderde het vermogen van de kerken en hield de wereldlijke en geestelijke wetten in hoge eer. Kortom, hij oefende het hertogelijk ambt zó uit, dat allen oordeelden dat hij van hertog koning moest worden en van de hertogelijke waardigheid verheven op de troon die hem krachtens erfrecht toekwam. Krachtens erfrecht, zeggen wij, omdat hij, zoals wij vernomen hebben van mensen die geleerd hebben verwantschapsgraden te berekenen, van vaderskantGa naar voetnoot4 in de zeventiende, van moederszijde in de zestiende graad afstamde van Karel de Grote. Bovendien waren Otto de derde, na wiens dood hij tot koning werd gekozen, en hijzelf in de derde graad aan elkaar verwant: zijn moederGa naar voetnoot5 immers was de dochter van koning KoenraadGa naar voetnoot6.
[2] Uit deze voorouders gesproten, werd hij als natuurlijke opvolger gekozen, en het was aller wens dat hij koning zou worden. Maar hoe hij door de weldenkenden tot het koningschap werd geroepen, en ook hoe de afgunst, die goede mensen steeds vergezelt, door middel van haar trawanten heeft gepoogd dat te verhinderen, is voor mij niet onaangenaam om te verhalen, noch voor anderen overbodig om te horen. Verbaast U er zich niet over, dat ik gezegd heb dat de afgunst goede mensen steeds vergezelt, omdat daar waar flinke daden overvloedig voorkomen, ook de afgunst bloeit. Zoals een filosoof op de vraag van een leerling hoe hij leven moest om het rattengeknaag van afgunstige lieden te kunnen vermijden, heeft geantwoord: ‘Handel goed, noch flink, noch wijs, en weet dat je zo de laster van afgunstigen kunt vermijden. Wees dus of dom en vermijd de afgunst, of handel wijs en verdraag de afgunst’.
[3] Toen dus de zeer roemrijke keizer Otto overleden was, deden de Duitsers die zich in zijn gezelschap bevonden, de aartsbisschop van KeulenGa naar voetnoot7, de bisschoppen van LuikGa naar voetnoot8, AugsburgGa naar voetnoot9 en KonstanzGa naar voetnoot10, de graven Otto, de zoon van KarelGa naar voetnoot11, HendrikGa naar voetnoot12 en WichmanGa naar voetnoot13, en zeer veel anderen, hun plicht; met de grootste moeilijkheden en onder veel gevarenGa naar voetnoot14 brachten ze zijn lijk via Verona en Beieren terug. De hoogadellijke hertog is hun met de Beierse bisschoppen en graven tegemoet gegaan en heeft zich met gepaste eerbied over het lichaam van zijn voorzaat en verwant ontfermd; het hele leger heeft hij met de verplichte vrijgevigheid ont- | |
[pagina 50]
| |
terram suam qua oportuit commoditate conduxit. Tandem NuiveborgGa naar voetnoota perveniens ipse suis humeris corpus imperatoris in civitatem subvexit, pietatis exemplum et humanitatis exhibens debitum. Exercitum diurnare fecit, ut et ipsi de utilitate et consolatione regni colloquerentur et equi itineris longitudine fessi recrearentur. Ibi quibusque melioribus regia dona faciens iunxit sibi per amicitiam, quos postmodum suscepturus erat in militiam.
[4] Deinde cum corpore AugustamGa naar voetnootb veniens in basilica sanctae Afrę iuxta sepulchrumGa naar voetnootc sancti Othelrici decentissime sepeliri imperatoris interiora fecit et pro anima eius eidem ecclesiae centum mansos ex propria hęreditate concessit. Ibi valedicens cęteris ipse ad propria remeavit. Corpus vero imperatoris Aquisgrani transvectum honorifice, ut adhuc videri potest, in medio ecclesiae sanctae Marię sepultum est; quam ecclesiam isdem benignissimus imperator et unice dilexit et plurima facultate ditavit.
[5] Tunc temporis post HeinricumGa naar voetnootd ducem magnanimumGa naar voetnoote maiores erant in regno: Benno dux in Saxonia, Herimannus dux in Alemannia, TheodericusGa naar voetnootf in Lothariensi regno, Ekehardus marchio in Toringia. Benno, ut sapiens, non animabatur ad regnum, sciens Heinricum vigere prae cęteris ad obtinendum. Sapientis enim est, spernere in hisGa naar voetnootg appetitionem, in quibus scit fieri non posse consecutionem. Theodericus quoque HeinricumGa naar voetnooth ducem in regno esse sciens hęredem, noluit incipere quod non posset finire. Herimannus vero, homo potens et in cęteris prudens, in hoc tamen non sapiens, se posse credidit, quod postmodum se non posse probavit. Ekehardus autem, nescio an in adipiscendo regno spem tenens an rebellionem meditans, in regia corte, quae Poleda dicitur, per noctem ab inimicis suis congrediturGa naar voetnooti, viriliter pugnans interficitur. Remansit contentio inter HeinricumGa naar voetnootj ducem gloriosissimum et Herimannum virum potentissimum, sed | |
[pagina 51]
| |
haald en met de vereiste voorkomendheid door zijn land geëscorteerd. Bij NeuburgGa naar voetnoot15 aangekomen tenslotte, heeft hijzelf het lichaam van de keizer op zijn schouders de stad binnengedragen; zo gaf hij een passend voorbeeld van toewijding en liefderijkheid. Hij heeft het leger een dag laten rusten, opdat ook de troepen over de belangen en het herstel van het rijk konden spreken en om de paarden te laten bijkomen van de vermoeienissen van de lange reis. Daar gaf hij aan alle aanzienlijken koninklijke geschenken en hij knoopte goede betrekkingen met hen aan; later zou hij hen als vazallen aannemen.
[4] Vervolgens is hij met het lichaam naar Augsburg gegaan; daar heeft hij de ingewanden van de keizer op zeer passende wijze begraven in de kerk van de heilige Afra, naast het graf van de heilige UdalricusGa naar voetnoot16, en voor zijn zieleheil heeft hij die kerk honderd hoeven uit zijn eigen bezit geschonken. Daar nam hij afscheid van de anderen en hij is naar huis teruggekeerd. Het lichaam van de keizer echter is naar Aken overgebracht en met alle eer begravenGa naar voetnoot17 in het midden van de Onzelievevrouwekerk, zoals nu nog te zien is; deze kerk heeft die zeer milddadige keizer niet alleen bij uitstek bemind, hij heeft haar ook de grootste rijkdommen geschonken.
[5] Na de fiere hertog Hendrik waren toentertijd de aanzienlijkste personen in het rijk: hertog Benno van SaksenGa naar voetnoot18, hertog Herman van ZwabenGa naar voetnoot19, Diederik van LotharingenGa naar voetnoot20 en markgraaf Ekkehard van ThüringenGa naar voetnoot21. Benno was een wijs man en voelde zich dus niet gedrongen naar het koningschap te streven; hij wist wel dat Hendrik eerder dan de anderen bij machte was het te verwerven. Het getuigt immers van wijsheid om af te zien van een verlangen naar die dingen, waarvan men weet dat men ze toch niet krijgen kan. Ook Diederik, die wist dat hertog Hendrik troonopvolger was, wilde niet aan iets beginnen, wat hij niet zou kunnen voltooien. Herman echter, een machtig man en wijs in andere omstandigheden, maar in dit geval onverstandig, geloofde tot iets in staat te zijn, waarvan hij later heeft aangetoond dat hij het niet kon. Ekkehard op zijn beurt werd - misschien hoopte hij zich van het koningschap meester te maken, of mogelijk beraamde hij een opstand - op een hof van de koning, PöhldeGa naar voetnoot22 genaamd, 's nachts door zijn vijanden overvallen en, hoewel hij manhaftig streed, gedoodGa naar voetnoot23. Bleef over de twist tussen de zeer roemrijke hertog Hendrik en de zeer machtige Her- | |
[pagina 52]
| |
brevisGa naar voetnoota et cito finem habitura. Erat namqueGa naar voetnootb alter alteri dissimilis nobilitate et sapientia, facultate et corporis elegantia.
[6] Intrante igitur Iunio dux Heinricus rex cito futurus, de Bavaria et orientali Francia collecta multitudine non modica, superGa naar voetnootc Rhenum WormatiaeGa naar voetnootc venit, cupiens ibi transire et Moguntiam ad regalem benedictionem percipiendam venire. Sed dux Herimannus, adunatis AlemannisGa naar voetnootd et quibusdam Francis et Alsatiensibus, Wormatiam ad contradicendum transitum festinavit ibique transire nec unum permisit. Et facile resistere poterat, qui Rhenum adiutorem habebat. Erant autem cum duce Heinrico viri illustres et sapientissimi: archiepiscopus MaguntinusGa naar voetnoote, archiepiscopus SaltzburgensisGa naar voetnootf, episcopus Brixensis, episcopus Wircezeburgensis, episcopus Regenesburgensis, episcopus Stratburgensis, episcopus Battaviensis, episcopus Frisiensis, abbas VuldensisGa naar voetnootg, cęteri abbates et comites plurimi. Cum his dux habito consilio reditum in Bavariam simulavit et quasi transitum desperans Loreshem venit. Inde Moguntiam festinans sine impedimento transivit. Ibi octava Idus Iunii in regem eligitur, acclamatur, benedicitur, coronatur. Ibi Franci et Musellenses conveniunt, regis efficiuntur et maiestatem eius ex debito venerantur.
[7] Celebratis igitur diebus ordinationis suae et quibusque venientibus in militiam susceptis, rex Rhenum iterum transiit, cum maxima multitudine per orientalem Franciam in AlemanniamGa naar voetnooth ire properavit, ut Herimannus, audita devastatione terrae suae, a cepta rebellione desisteret et caput ut cęteri regię maiestati subderet. In Alemaniis igitur rex pluribus diebus moratur, nolens et volens terram depopulatur. At Herimannus, durae mentis et protervae cervicis, iratus super episcopum StratburgensemGa naar voetnooti, eo quod sapienter egerit et partem meliorem elegerit, iuncto sibi CuononeGa naar voetnootj genere suo Argentinam adivit et, militibus episcopi | |
[pagina 53]
| |
man, maar deze zou kort zijn en snel tot een einde komen. Ze verschilden namelijk van elkaar in adeldom en wijsheid, in rijkdom en schoonheid van lichaam.
[6] Begin juni dan is hertog Hendrik, die spoedig koning zou zijn, met een grote menigte, die hij uit Beieren en Oost-Frankenland bijeen had gebracht, bij de Rijn aangekomen, te Worms; daar wilde hij oversteken en naar Mainz gaan om de koningswijding te ontvangen. Maar hertog Herman, die de Zwaben en een aantal Franken en Elzassers bijeen had gebracht, heeft zich naar Worms gehaast om de overtocht te verhinderen en niemand toegestaan daar over te steken. En met de Rijn als helper kon hij makkelijk weerstand bieden. In het gezelschap van hertog Hendrik nu bevonden zich aanzienlijke en zeer wijze mannen: de aartsbisschop van MainzGa naar voetnoot24, de aartsbisschop van SalzburgGa naar voetnoot25, de bisschop van BressanoneGa naar voetnoot26, de bisschop van WürzburgGa naar voetnoot27, de bisschop van RegensburgGa naar voetnoot28, de bisschop van StraatsburgGa naar voetnoot29, de bisschop van PassauGa naar voetnoot30, de bisschop van FreisingGa naar voetnoot31, de abt van FuldaGa naar voetnoot32, nog andere abten en een groot aantal graven. Nadat de hertog met hen had beraadslaagd, heeft hij gedaan alsof hij naar Beieren terugkeerde en hij is naar Lorsch gegaan, alsof hij de hoop om over te steken opgaf. Vandaar heeft hij zich naar Mainz gehaast en ongehinderd is hij de rivier overgestoken. Daar werd hij op 6 juniGa naar voetnoot33 tot koning gekozen en uitgeroepen, gewijd en gekroond. Daarheen kwamen de Franken en de mensen uit de Moezelgouw; zij erkenden hem als koning en brachten zijn majesteit naar behoren hulde.
[7] Ter gelegenheid van zijn wijding is enkele dagen feest gevierd en de koning heeft ieder die kwam als vazal aanvaard. Daarna is hij de Rijn weer overgestoken en hij heeft zich met een enorme menigte via Oost-Frankenland naar Zwaben gespoed, opdat Herman, op het bericht van de verwoesting van zijn vorstendom, de begonnen opstand zou staken en net als de anderen het hoofd zou buigen voor de koninklijke majesteit. De koning bleef dus verscheidene dagen in Zwaben en eigenlijk tegen zijn zin verwoestte hij het land. Maar Herman, met zijn onbuigzame karakter en drieste hoogmoed, was woedend op de bisschop van Straatsburg, omdat die wijs had gehandeld en de juiste kant had gekozen. Samen met zijn schoonzoon CunoGa naar voetnoot34 is hij naar Straatsburg opgetrokken en terwijl de soldaten van de bisschop hun plicht verzaakten en geen weerstand boden, heeft | |
[pagina 54]
| |
non fideliter resistentibus, muros civitatis fregit, spolia non modica cępit, ecclesiam violenter intravit et impie violavit.
[8] Interea rex, qui erat in AlemanniaGa naar voetnoota, Augiae nativitatem sancti IohannisGa naar voetnootb celebrabat et neminem timens se potenter habebat. Cum nunciatum esset ei, quod Herimannus obvius venire vellet et pugnae termino litem finire, sententia haec regi placuit; ab Augia discessit, in quędam prata amplissima et ad decertandum oportuna pervenit. Ibi adventum ducis expectans et pugnae iuditio subire non refutans, solennitatem apostolorum celebravit. Sed Herimannus salubri consilio usus occurrere regi renuit et sibi suisque salubrius esse, ut latitaret quam obviam veniret, credidit. Regi ergo sic pręstolanti quidam non providae mentis dabant consilium, ut Constantiam iret et ibi Herimanno, quod in Argentina commeruerat, recompensaret. Episcopi enim Curiensis et Constantiensis cum Herimanno erant, non tantum illum ex corde ad regnum eligentes, quantum vicinitatem eius timentes et de termino litigii dubitantes. Sed rex, ut erat providus et de dominio eiusdem civitatis securus, illis leniter et blande respondit: ‘Absit, ut pro Herimanni insania in Illum retorqueatur vindicta, a quoGa naar voetnootc regni mihiGa naar voetnootc est concessa corona. Fortassis et si pro Argentina Constantiam vastarem, non mihi damnum minuerem, sed duplicarem. Insuper male comparat regnum, qui in eius adeptione animae postponit detrimentum. Coronavit me Deus non ad violationes ecclesiarum, sed ad puniendos violatores earum’. Diu igitur in pratis expectans et ad ultimum ducemGa naar voetnootd sciens non venturum, inde discessit et per Alemaniam cortes ducis ubique vastando ire cępit. Tandem pauperum clamor nimius excrevit et usque ad regis aures pervenit. Quem rex diu ferre non potuit, sciens illosGa naar voetnoote nihil in duritia ducis deliquisse et ob hoc plus iusto passos fuisse. Quapropter pietate motus ab Alemania recessit et in Franciam terram unice sibi dilectam venit, certus de duce, quia vellet nollet cervicem flectere et iugum pati quandoque deberet.
[9] Prętereundum non extimo, quod, antequam rex ab Alemania exiret, Hezelo, Bertoldi filius, quem tempore ducatus sui ultra omnes comites regni huius dita- | |
[pagina 55]
| |
hij een bres in de muren van de stad geslagen en een niet onaanzienlijke buit veroverd; hij is met geweld de kerk binnengedrongen en heeft die goddeloos geschonden.
[8] Intussen vierde de koning, die zich in Zwaben bevond, te Reichenau Sint JansdagGa naar voetnoot35; hij vreesde niemand en voelde zich tot alles in staat. Toen hem bericht was dat Herman naar hem toe wilde komen en de twist door een tweegevecht wilde beslechten, was dat besluit de koning welkom; hij is uit Reichenau vertrokken en naar een zeer wijde en voor een duel geschikte vlakte gegaan. Daar vierde hij het feest van de ApostelenGa naar voetnoot36, in afwachting van de komst van de hertog en bereid om het godsoordeel van het tweegevecht te ondergaan. Maar Herman nam een gezond besluit en zag ervan af zich naar de koning te begeven; hij was van oordeel dat het voor hem en de zijnen veiliger was om zich schuil te houden dan naar hem toe te gaan. Toen de koning dus zo afwachtte, gaven enige kortzichtige lieden hem de raad om naar Konstanz te gaan en daar Herman zijn misdrijven in Straatsburg betaald te zetten. Immers, de bisschoppen van ChurGa naar voetnoot37 en Konstanz waren op Hermans hand, niet zozeer omdat ze hem van harte als koning verkozen, als wel uit vrees voor zijn nabuurschap en twijfel over de afloop van de strijd. Maar voorzichtig en zeker van zijn heerschappij over die stad, heeft de koning hun vriendelijk en sussend geantwoord: ‘Het zij verre van mij om mijn wraak voor Hermans zotheid te richten tegen Hem, die mij de kroon van het rijk heeft geschonken. En als ik voor Straatsburg Konstanz verwoest, zou ik misschien voor mijzelf de schade niet verminderen, maar verdubbelen. Bovendien: kwalijk wordt een rijk verworven, als men bij het verkrijgen ervan geen acht slaat op schade voor zijn ziel. God heeft mij niet gekroond om kerken te schenden, maar om schenders daarvan te straffen’. Langdurig bleef hij derhalve in de vlakte afwachten, en toen het hem tenslotte duidelijk was dat de hertog niet zou komen, is hij vandaar weggegaan en begonnen overal in Zwaben de domeinen van de hertog te verwoesten. Na een tijd werden de jammerklachten van de weerloze bevolking al te erg en kwamen ze de koning ter ore. Dat kon de koning niet lang verdragen, omdat hij wist dat zij niet de hand hadden gehad in de hardvochtigheid van de hertog en daarom al méér dan rechtvaardig was hadden geleden. Uit medelijden heeft hij zich daarom teruggetrokken uit Zwaben en is naar Frankenland gegaan, dat hij bij uitstek liefhad, in de zekerheid dat de hertog, of hij wilde of niet, eens het hoofd zou moeten buigen en het juk dragen.
[9] Ik meen dat ik niet moet nalaten te vermelden dat, voordat de koning uit Zwaben vertrok, Hezelo, de zoon van BertoldGa naar voetnoot38, die Hendrik in de tijd dat hij nog | |
[pagina 56]
| |
verat, legatos, quos in ipso exercitu meliores eligere poterat, ad ipsum transmisit, ut Bavariensem ducatum sibi concederet, inconsulte rogavit. Sed inconsultae quaestioni consulta paratur responsio et festinanti petitioni ponderata monstratur deliberatio. Patienter enim audita legatione ait: ‘Quos semper precipuos inter omnes gentes habui, quosque semper toto mentis affectu amavi, hos, adepta benedictione regali, in lege sua nec deteriorare volo, nec deteriorari patiar dum vixero. Legem habent et ducem eligendi potestatem ex lege tenent; hanc nedum ego frangam, quicumque frangere tentaverit, me inimicum habebit. In hac etiam expeditione male promeruerunt, ut cuilibet eos absque eorundem electione concedam. Adhuc mecum sub ancipiti fine militant, et ego eos nolentes cuilibet mortalium traderem? Expectet, ut in Bavariam redeant; ibi si illum elegerint, eligo et laudo; si renuerint, renuo. Nec etiam existimo, illumGa naar voetnoota tantae esseGa naar voetnoota insipientiae, ut ex meo dedecore honorem suum querat amplificare’. Hezelo, recepto huiusmodi responso, fomitem rebellionis concepit, quem post annum monstrando in dolorem sui peperit.
[10] Rex igitur non multis diebus in Francia moratus in Toringiam ivit. Ibi absque mora WilhelmusGa naar voetnootb princeps Toringorum cum cęteris occurrens, regis efficitur. Inde rex procedens in Saxoniam pervenit Meresborg. Benno dux Saxonum, BulizlavusGa naar voetnootc dux Sclavorum, Liebezo archiepiscopus Bremensis, Benno episcopus Hildenensis, Ratherius episcopus Pavebronnensis, ArnulfusGa naar voetnootd Halverstetensis, cęteri episcopi de SaxoniaGa naar voetnoote et comites plurimi in festivitate sancti Iacobi regi occurrunt, acclamatum suscipiunt, collaudant, collaudato manus singuli per ordinem reddunt, redditis manibus fidem suam per sacramenta promittunt, fide promissa regem coronant, coronatum in solio regio locant, locatum debita congratulatione venerantur.
[11] His strenue peractis, Bulizlavus inde discedens, ab ipsa die, qua fidem promiserat et promissam sacramento firmaverat, perversa meditari et meditata, | |
[pagina 57]
| |
hertog was boven alle andere graven van zijn land had verrijkt, de beste afgezanten die hij in het leger had kunnen vinden naar hem toe heeft gezonden en onbezonnen heeft gevraagd hem het hertogelijk gezag over Beieren te schenken. Maar op de onbezonnen vraag werd een doordacht antwoord gegeven en tegenover het overhaaste verzoek een weloverwogen gedachte gesteld. Nadat hij namelijk geduldig de afvaardiging had aangehoord, sprak hij: ‘Hen die ik altijd van alle mensen het hoogst heb geschat en die ik altijd met heel mijn hart heb bemind, die wil ik, nu ik de koningswijding heb ontvangen, niet aantasten in hun recht; noch zal ik, zolang ik leef, aantasting daarvan gedogen. Zij hebben een recht en bezitten volgens dat recht de bevoegdheid een hertog te kiezen; dit recht zal ik zeker niet schenden, en wie dat zou proberen zal mij als vijand hebben. Ook op deze veldtocht hebben zij het niet verdiend dat ik hen in handen geef van wie dan ook, zonder dat zij hem hebben gekozen. Ze vechten nu aan mijn zijde, hoewel de afloop onzeker is, en zou ik hen dan tegen hun wil overleveren aan de eerste de beste sterveling? Laat hij wachten tot ze naar Beieren terugkeren; als ze hem daar kiezen, kies en erken ik hem ook; als ze hem afwijzen, wijs ook ik hem af. En ik denk niet dat hij zo onwijs is, dat hij zijn positie zoekt te verbeteren ten koste van schande voor mij’. Toen Hezelo dit antwoord had ontvangen, is in hem de kiem van de opstand gelegd, zoals een jaar later bleek, toen hij die tot zijn rampspoed is begonnen.
[10] Nadat de koning nu enkele dagen in Frankenland had verbleven, is hij naar Thüringen gegaan. Zonder te dralen kwam Willem, de aanzienlijkste onder de ThüringersGa naar voetnoot39, daar samen met de anderen naar hem toe en erkende hem als koning. Daarvandaan ging de koning verder naar Saksen en kwam aan in Merseburg. Benno, de hertog der Saksen, Boleslaw, de hertog der SlavenGa naar voetnoot40, aartsbisschop Liebezo van BremenGa naar voetnoot41, bisschop Benno van HildesheimGa naar voetnoot42, bisschop Ratherius van PaderbornGa naar voetnoot43, Arnulf van HalberstadtGa naar voetnoot44, de overige bisschoppen uit Saksen, en zeer veel graven kwamen op Sint JacobsdagGa naar voetnoot45 bij de koning, riepen hem tot koning uit en huldigden hem; vervolgens legden zij, ieder op zijn beurt, de handen in de zijne en beloofden hem onder ede hun trouw. Toen dit gebeurd was, kroonden ze hem tot koning en deden hem vervolgens plaatsnemen op de koningstroon, waarna ze hem zoals het hoort gelukwensten en zo eer bewezen.
[11] Nadat dit alles doortastend volbracht was, ging Boleslaw vandaar weg en vanaf de dag, waarop hij trouw had beloofd en zijn belofte met een eed had be- | |
[pagina 58]
| |
prout potuit, cępit machinari. Ipse enim et Hezelo, collocutione in invicem habita, alter alterius venenatis consiliis tactus, uterque cępit quod utrumqueGa naar voetnoota male finisse puduit.
[12] Interea regi a Saxonia in regnum Lothariense properanti Gruonae occurrit uxor sua, domina Cunigunda nomine iam extans, sed re cito regina futura. Inde enim Paverbronam veniens in festivitate sancti Laurentii acclamatur, benedicitur, coronatur, et fit Cunigunda cuninga, quod latine interpretari potest regia regina. Sed ut numquamGa naar voetnootb serenitas, quam non sequatur nubilositas, sic raro iocunditas, quam non comitetur adversitas. Nam in benedictione reginae cunctis exultantibus, Bavarii, quorumGa naar voetnootc mos est in aliena terra velle quod in sua nolunt, circa civitatem fruges colligere et agricolas sua defendere volentes inrationabiliter cęperunt tractare. Quae res indigenas commovit, ad resistendum etiam fortiter animavit. Domestici igitur regis et indigenae, invalescente contentione, confluunt, concurrunt, conveniunt. Pugna gravis oritur; ex domesticis regis iuvenis unus interficitur, frater scilicet domini EilbertiGa naar voetnootd, qui tunc temporis erat cancellarius, postmodum vero Frisiensis factus est episcopus. Huius interfectione omnes regis fideles commoti, graviter cives cęperunt persequi et eos persequendoGa naar voetnoote insatiabiliter grassariGa naar voetnootf. Et nisi regia potestate retinerentur, omnes usque ad internitiem prosequerentur. Cum plurima igitur difficultate sedato tumultu castigatisque illis, quorum stultitia causa seditionis extitit, inde rex Duisborg properat et illic Lothariensium adventum expectat. Occurrunt primi Leodicensis et Cameracensis episcopi, nil de regis prudentia dubitantes, nil de fide eius hęsitantes. Occurrit etGa naar voetnootg Coloniensis archiepiscopus, sed quanto ditior, tanto morosius. Erat insuper causa dilationis Moguntiae accepta corona benedictionis. Hi simul regis efficiuntur, fidem promittunt, promissam sacramento concludunt. Cum his rex Aquasgrani perveniens cęteris Lothariensibus convenientibus in nativitate post partum | |
[pagina 59]
| |
krachtigd, is hij begonnen snode plannen te beramen en die naar vermogen uit te voeren. Nadat hij namelijk een gesprek had gevoerd met Hezelo en zij elkaar met hun giftige raadgevingen hadden besmet, begonnen beiden een onderneming die voor allebei tot hun schande slecht is afgelopen.
[12] Intussen heeft de koning, toen hij zich van Saksen naar Lotharingen haastte, in GroneGa naar voetnoot46 zijn echtgenote getroffen, die de naam ‘vrouwe Kunigunda’ al droeg, en inderdaad spoedig koningin zou worden. Daarvandaan ging zij namelijk naar Paderborn, waar ze op Sint LaurentiusdagGa naar voetnoot47 tot koningin werd uitgeroepen, gewijd en gekroond: Kunigunda werd kuninga, de koninklijke vrouwe werd koningin. Maar zoals op helder weer altijd een bewolkte hemel volgt, zo is er zelden vreugde die niet vergezeld gaat van tegenspoed. Toen allen namelijk in feeststemming waren over de wijding van de koningin, begonnen de Beieren, die in den vreemde altijd dingen willen waaraan ze in eigen land geen behoefte hebben, rond de stad de veldvruchten te verzamelen en de boeren, toen die hun eigendommen wilden beschermen, redeloos te mishandelen. Hun gedrag bracht de plaatselijke bevolking in beroering en was een krachtige prikkel om weerstand te bieden. De twist werd heviger en zo kwamen de koninklijke garde en de bevolking tegenover elkaar te staan, ze botsten op elkaar en raakten slaags. Er ontstond een hevig gevecht; van de koninklijke garde werd een jongemanGa naar voetnoot48 gedood, de broer van heer EilbertGa naar voetnoot49, die toentertijd kanselier was en later tot bisschop van Freising is benoemd. Woedend over deze moord begonnen nu alle getrouwen van de koning de burgers fel na te zetten en daarbij genadeloos aan te pakken. En als het gezag van de koning hen niet had weerhouden, dan zouden zij de achtervolging hebben voortgezet tot allen gedood waren. Toen dan met de grootste moeite een eind was gemaakt aan de beroering en degenen, wier domheid de oorzaak van de onlusten was, waren gestraft, haastte de koning zich vandaar naar DuisburgGa naar voetnoot50, en daar wachtte hij op de komst van de Lotharingers. Als eersten verschenen de bisschoppen van Luik en KamerijkGa naar voetnoot51, die de wijsheid van de koning niet in twijfel trokken en overtuigd waren van zijn goede trouw. Ook de aartsbisschop van Keulen verscheen; maar hoe rijker, hoe gauwer beledigd. Dat Hendrik zich in Mainz tot koning had laten wijden was mede oorzaak van zijn late komst. Tesamen erkenden zij hem als koning, ze beloofden hem trouw en bekrachtigden die belofte met een eed. Met hen trok de koning naar Aken, waar de overige LotharingersGa naar voetnoot52 waren samengekomen, en op MariageboorteGa naar voetnoot53 werd | |
[pagina 60]
| |
Virginis eligitur, collaudatur, in regiam sedem extollitur, glorificatur. Sed sub ea glorificatione quidam palmas extollebantGa naar voetnoota, quidam lachrymas fundebant. Lachrymantes namqueGa naar voetnootb Ottonem dolebant amissum, Heinricum non cognoscebant susceptum.
[13] Sic igitur rex in regnis singulis antecessoris sui, pręter Italiam et Alemaniam, receptus et ab omnibus unanimiter collaudatus, in Franciam revertitur, ut ibi hyemisGa naar voetnootc asperitate transacta, vere amęnitatem reducente, in Alemaniam exercitum duceret et Herimannum, qui consiliis prudentium uti nolebat, diversisGa naar voetnootd vasvationibus afflictumGa naar voetnootd pati iugum doceret. Sed Herimannus, qui consilia iuvenum sequendo et spem vacuam tenendo extra se positus erat, se in semet ipsum recollegit et in solennitate sancti Remigii BruchellęGa naar voetnoote regi obviam venit, sciens melius esse ante damnum non fecisse quamGa naar voetnootf pęnitere. Nudis igitur pedibus cum fidis intercessoribus regi se representat, pro male commissis veniam petit, pro bonis suis per regium donum possidendis gratiam querit, pro his impetrandis humo tenus genua flectit. Ilico benigne recipitur et ei, quod querebat cum omni humilitate, conceditur. TandemGa naar voetnootg cuiusdam conditionis internectitur ratio, quae, quamvisGa naar voetnooth ad pręsens gravis, in futuro tamen ei erat salubris. Eo enim tenore in gratiam recipiturGa naar voetnooti, ut Argentinensis ecclesia ad pristinum statum ex detrimentis suis per illum reformetur. Quod ille non renuit, sed iussu et consultu regis dictę ecclesiae abbatiam sancti Stephani in recompensationem detrimenti a se illati tradidit. Hac conditione firmata per manus et sacramenta regis efficitur et sic se contentionem male cęptam finisse lętatur.
[14] His expletis in Bavariam, nativam terram suam, rex redire decrevit, nolens novos sic frequentare fideles, ut postponendo dementicaret veteres. Regensborg igitur sancti Martini sollennia celebrans Blademario cuidam Sclavo ducatum BoemiensemGa naar voetnootj largitur et, ut cęteris acceptabilior existat, illum plus iusto verbis et rebus honorat. Pluribus igitur diebus in Bavaria moratur, querentibus legem | |
[pagina 61]
| |
hij gekozen, gehuldigd, op de koninklijke troon verheven en toegejuicht. Maar onder die toejuichingen staken sommigen palmtakken omhoog, terwijl anderen tranen vergoten. De bedroefden treurden namelijk om Otto die hun ontvallen was; zij wilden niet inzien dat Hendrik nu koning was.
[13] Nadat hij zo dus in elk van de vorstendommen van zijn voorganger, behalve in Italië en Zwaben, als koning was erkend en door allen eensgezind gehuldigd, keerde hij naar Frankenland terug; het was zijn bedoeling daar de koude wintermaanden door te brengen en dan, als met de lente het zachte weer zou terugkeren, het leger naar Zwaben te voeren en Herman, die de raadgevingen van verstandige lieden niet wilde volgen, hoewel zijn land al op verscheidene plaatsen was verwoest, te leren om het juk te dragen. Maar Herman, die zichzelf niet meer was doordat hij de raadgevingen van jonge mannen volgde en ijdele hoop koesterde, is tot bezinning gekomen en op Sint RemigiusdagGa naar voetnoot54 naar de koning gegaan, die zich in BruchsalGa naar voetnoot55 bevond; hij wist wel dat het beter is geen kwaad aan te richten dan achteraf berouw te hebben. Blootsvoets verscheen hij derhalve voor de koning, vergezeld van vertrouwde pleitbezorgers; hij vroeg vergiffenis voor wat hij misdaan had, verzocht om de gunst zijn goederen door koninklijke belening te mogen bezitten, en knielde neer om zijn wensen ingewilligd te krijgen. Terstond werd hij welwillend aangehoord, en wat hij in alle deemoed verzocht werd hem toegestaan. Tenslotte werd een voorwaarde gestipuleerd, die op dat moment wel zwaar, maar in de toekomst heilzaam voor hem was. Hij werd namelijk weer in genade aangenomen onder het voorbehoud dat hij de schade, die hij de kerk van Straatsburg had toegebracht, geheel zou herstellen. Dat heeft hij niet geweigerd, maar op last en aanwijzing van de koning heeft hij de Sint Stephanusabdij aan die kerk geschonken ter vergoeding van de door hem aangerichte schadeGa naar voetnoot56. Nadat deze overeenkomst was gesloten, legde hij zijn handen in die van de koning, zwoer eden en werd zo zijn man; en hij verheugde zich erover dat hij op deze wijze de strijd die hij zo snood begonnen was had beëindigd.
[14] Toen dit geregeld was, heeft de koning besloten terug te gaan naar Beieren, zijn geboortegrond, omdat hij zijn nieuwe getrouwen niet zó dikwijls wilde bezoeken, dat hij de oudere, door hen achter te stellen, tot het begaan van dwaasheden zou brengen. Toen hij derhalve in Regensburg Sint MaartenGa naar voetnoot57 vierde, schonk hij het hertogdom Bohemen aan BlademariusGa naar voetnoot58, een Slaaf, en eerde hem met woorden en goederen meer dan hem toekwam, opdat hij voor de anderen aanvaardbaarder zou zijn. Meerdere dagenGa naar voetnoot59 bracht hij in Beieren door, recht | |
[pagina 62]
| |
iustitiam faciens et visitandi gratia venientibus honorem, prout quisque dignus erat, exhibens.
[15] Eodem tempore quidam episcopicida, Harduinus nomine, non regnabat, sed vitiis in se regnantibus subserviebat in Italia. Audita enim morteGa naar voetnoota Ottonis imperatorisGa naar voetnoota, Langobardi surdi et cęci et de futuro non providi, hunc elegerunt et ad pęnitentiam festinantes in regem sibi coronaverunt. Is tunc, ut dixi, subserviens dominabatur, et adventum regis Heinrici semper expectans introitus Longobardiae, quos clusas indigenae vocant, cum cautela satis provida tuebatur. Quod etiam verum Dei erat iuditium, episcopos, qui in electione illius prae ceteris omnibus aestuantes et sitientes fuerunt, honorabat ut bubulcos, tractabat ut subbulcos. Quadam namqueGa naar voetnootb die episcopum Brixiensem ad se venientem et nescio quid ratiocinari volentem, ut cępit ei ratiocinatio displicere, per capillos arripuit et humo tenus quasi bubulcum vilissimum deiecit. Cum maioribus nil tractabat, cum iunioribus omnia disponebat. Quod etiam erat gravissimum: sub eo prevaricatores, violatores, depopulatores dominabantur, legum amatores, Dei cultores deprimebantur. Cupiditas in eo erat consiliaria, Avaritia cameraria, Pecunia domina et regina. His pedissequis adulterina sceptraGa naar voetnootc regebat, Longobardiam non regendo sed confundendoGa naar voetnootc tenebat. Quapropter quidam, pro coronatione illius pęnitentia ducti, regi Heinrico alii legatos, alii literas transmittunt; ut terrae oneri gravissimo subiacenti subveniat, humiliGa naar voetnootd prece deposcunt. Mandant etiam, ut si ipse idem in aliquibus occupatus teneretur, saltem eis suorum principum aliquem cum paucis transmitteret. In voluntate huiusmodi aliqui manifesti, aliquiGa naar voetnoote erant occulti. Tietoldus nanque marchio et archiepiscopus Ravennas et episcopi Mutinensis, Veronensis et Vercellensis aperte in regis Heinrici fidelitate manebant; archiepiscopus autem Mediolanensis et episcopi Cremonensis, Placentinus, Papiensis, Brixiensis, Cumensis quod volebant nonGa naar voetnootf manifesta- | |
[pagina 63]
| |
doende aan hen die recht zochten en, al naar gelang ieders waardigheid, eer bewijzend aan allen die hem kwamen bezoeken.
[15] Koningin Italië was in die tijd een bisschopsmoordenaar, ArduinusGa naar voetnoot60 geheten, die niet regeerde, maar de slaaf was van zijn ondeugden, die hèm regeerden. Nadat de Lombarden namelijk van de dood van keizer Otto hadden gehoord, hebben zij, doof en blind en zonder zorg voor de toekomst, hem tot hun koning gekozen en gekroondGa naar voetnoot61 - ze zouden er snel berouw van krijgen! Hij regeerde toen, zoals ik al zei, als een slaaf, en aangezien hij de komst van koning Hendrik elk moment verwachtte, bewaakte hij zeer attent en op zijn hoede de toegangen tot Lombardije, die de plaatselijke bevolking ‘passen’ noemt. En het was ook een waar godsoordeel, dat hij de bisschoppen die méér dan alle anderen koortsig naar zijn verkiezing hadden gedorst, eerde als koeherders en behandelde als zwijnenhoeders. Toen op zekere dag immers de bisschop van BresciaGa naar voetnoot62 hem bezocht en het een of ander met hem wilde bespreken, heeft hij hem, zodra diens verhaal hem begon te mishagen, bij zijn haren gegrepen en hem, als was hij een ellendige koeherder, op de grond gegooid. Met de ouderen besprak hij niets, alles regelde hij met de jongeren. En wat nog het ergste was: onder hem hadden plichtsverzakers, geweldplegers en plunderaars het voor het zeggen en werden de wetsgetrouwen en godvruchtigen onderdrukt. Hebzucht was zijn raadgeefster, Gierigheid zijn schatbewaarster, Geld zijn heerseres en koningin. Samen met deze dienaressen oefende hij zijn onwettig gezag uit; Lombardije regeerde hij niet, hij tiranniseerde het. Geleid door berouw over zijn kroning zonden sommigen daarom gezanten, anderen brieven naar koning Hendrik; nederig smeekten zij hem om het land dat onder een loden last gebukt ging te hulp te komen. Ook vroegen zij hem om, wanneer hijzelf door het een of ander in beslag werd genomen, dan tenminste een van zijn groten met een legertje naar hen toe te zenden. Sommigen gaven openlijk blijk van dit verlangen, anderen in het verborgene. Markgaaf TietoldGa naar voetnoot63 immers en de aartsbisschop van RavennaGa naar voetnoot64, en de bisschoppen van ModenaGa naar voetnoot65, VeronaGa naar voetnoot66 en VercelliGa naar voetnoot67 bleven koning Hendrik openlijk trouw; de aartsbisschop van MilaanGa naar voetnoot68 echter en de bisschoppen van CremonaGa naar voetnoot69, PiacenzaGa naar voetnoot70, PaviaGa naar voetnoot71, Brescia en ComoGa naar voetnoot72 gaven geen ruchtbaarheid aan wat zij wilden. Eensgezind | |
[pagina 64]
| |
bant. Omnes tamen in commune regem Heinricum desiderabant, precibus per legatos et literas invitabant.
[16] Tandem a rege Otto dux Carentanorum, qui etiam Veronensem comitatum tenebat, ad petitionem Langobardorum explendam eligitur et cum paucis, propter fiduciam superius nominatorum, in Italiam dirigitur. Cui etiam Otto, filius Heriberti, cum Ernosto, filio LietboldiGa naar voetnoota marchionis, adiungitur. His inter montana, quae Bavariam et CarinthiamGa naar voetnootb ab Italia seiungunt, super aquam quae Brentha vocatur convenientibus, Carentani et Foriiulienses cum paucis occurrunt, veluti de promissis Italicorum fiduciam habentes et de pugna nil cogitantesGa naar voetnootc. Interea archiepiscopus Ravennas et Tietoldus marchio cum cęteris manifestis fidelibus Heinrici regis suos congregaverant, volentes occurrere Teotonicis et eos in Italiam cum securitate recipere. Haec HarduinusGa naar voetnootd praesciens Veronam cum maxima multitudine venire festinavit, ut et ibi Italicis in adiutoriumGa naar voetnoote Teotonicorum festinantibus iterGa naar voetnootf interciperet et clusas, quae ab episcopo Veronensi servabantur, expugnaret; quod et fecit.
[17] Clusis igitur expugnatis, audiens Teotonicos in TridentensemGa naar voetnootg planitiem convenisse illo cum omnibus suis festinavit. Sed ibi Teotonicis non inventis se in campaniamGa naar voetnooth Veronensem reduxit ibique in quodam castellulo nativitatem Domini celebravit. Sed ab huiusmodiGa naar voetnooti homine celebratio rectius celebrationis dicetur abusio. Interim Teotonici iuxta montem quendam, qui UngaricusGa naar voetnootj, nescio qua de causaGa naar voetnootk, vocatur, pervenientes et Harduinum iam clusas occupasse scientes, ipsi Harduino legatos suos transmittunt et, ut aut eis cedat donec transeant aut sibi cedentibus veniat, rogant. Harduinus audita legatione, sese in fraudem deceptionis convertens, ait: ‘Nobiscum nocte maneatis; crastina die, cum nostris fidelibus inito consilio, vobisGa naar voetnootl respondere poterimus’. Legatis igitur insidias non intelligentibus, ipse per totam noctem castra suorum circuit, ut in crastino parati sint ad congrediendum TeotonicosGa naar voetnootm, monet. Die lucente legati venientes ad accipiendum responsum, Longobardos omnes loricatos et ad prelium paratos vident; quid hoc significet, Harduinum interrogant. Ille consilium iniquitatis | |
[pagina 65]
| |
echter zagen zij allen uit naar koning Hendrik, en door gezanten en brieven verzochten zij hem dringend om te komen.
[16] Tenslotte werd hertog Otto van KarinthiëGa naar voetnoot73, die ook het graafschap Verona in leen had, door de koning uitgekozen om aan het verzoek van de Lombarden te voldoen; omdat men op de hulp van de bovengenoemden vertrouwde, kreeg hij maar een klein legertje mee naar Italië. Ook Otto, de zoon van HerbertGa naar voetnoot74, werd met hem meegestuurd, samen met Ernst, de zoon van markgraaf LeopoldGa naar voetnoot75. Zij verzamelden zich in de bergen die Beieren en Karinthië van Italië scheiden, aan de oever van de rivier de Brenta, en daar kwam een kleine groep Karinthiërs en mensen uit Friuli hun tegemoet, blijkbaar vol vertrouwen in de beloften van de Italianen en zonder zich enige voorstelling te maken van het aanstaande gevecht. Ondertussen hadden de aartsbisschop van Ravenna en markgraaf Tietold, samen met de anderen die koning Hendrik openlijk trouw waren, hun mannen verzameld; zij wilden de Duitsers tegemoet trekken en hen veilig in Italië binnenhalen. Omdat Arduinus dit te weten was gekomen, heeft hij zich met een zeer grote troepenmacht naar Verona gehaast, om daar zowel de Italianen die de Duitsers te hulp snelden de weg af te snijden, alsook de passen die door de bisschop van Verona werden bewaakt te veroveren; en dat heeft hij ook gedaan.
[17] Nadat hij dus de passen had veroverd, heeft hij zich op het bericht dat de Duitsers in de vlakte van Trente waren samengekomen met al zijn troepen daarheen gehaast. Toen hij daar echter de Duitsers niet vond, heeft hij zich teruggetrokken in de omgeving van Verona, en daar ergens in een kasteeltje het Kerstfeest gevierd. Maar als zo'n man iets viert, kan men eigenlijk beter van ontluistering spreken. Intussen zonden de Duitsers, toen zij bij een berg, die om een of andere reden de HongarenbergGa naar voetnoot76 wordt genoemd, waren gekomen, in de wetenschap dat Arduinus de passen reeds had bezet, hun gezanten naar hem toe; zij lieten vragen of hij ofwel hun vrije doortocht wilde verlenen ofwel naar hen toekomen, waarbij zij hèm vrije doortocht zouden verlenen. Toen hij het gezantschap had aangehoord, zei Arduinus, zijn toevlucht nemend tot listig bedrog: ‘Blijven jullie vannacht bij ons; morgen, wanneer wij met onze getrouwen hebben beraadslaagd, kunnen we jullie antwoord geven’. Zonder dat de gezanten het bedrog doorzagen, ging hij de gehele nacht zijn legerkamp rond en maande zijn mannen de volgende ochtend klaar te staan om de strijd met de Duitsers aan te binden. Zodra het licht werd en de gezanten het antwoord in ontvangst kwamen nemen, zagen zij alle Lombarden gepantserd en gereed voor de strijd; zij vroegen Arduinus wat dat te beduiden had. Die zei, zijn boosaardig plan uitbrakend: | |
[pagina 66]
| |
evomens ait: ‘Fortassis unius temporis erit renunciatio vestra’. Inde promovens exercitum media die ad Ungaricum montem pervenit. Exercitus autem ille existimabatur MXVGa naar voetnoota esse virorum. De Teotonicis vero vix erant D et hi partim per fodrumGa naar voetnootb divisi, partim ad vias custodiendas transmissi. Qui Harduini adventum percipientes repente armantur et prout possunt ad resistendum parantur, virtutis eligentes famam et postponentes vitam. Interea Harduinus cum LongobardisGa naar voetnootc supervenit. Otto cum Teotonicis obviam venit. Fit congressio, fit pugna, fit cedes ex utraque parte gravissima; et pene Teotonicorum, quamvis paucissimorum, esset victoria, si non impediret Ottonis, fratris Regenesburgensis episcopi, fuga. Illo enim fugiente Teotonicorum acies minuitur et, iterum a multis congressa, devincitur. Langobardorum tandem extitit victoria, sed plurima suorum cede comparata. Revertuntur Teotonici, etsiGa naar voetnootd tunc confusi, quandoque tamen talionem reddituri.
[18] Interea rex a Bavaria in Franciam reversus Franckevort nativitatem Domini celebrat, multorum legationes suscipit, legatos cum muneribus et responsis dignis remittit. Herimannus etiam, iam ante iugum pati nescius, eidem celebrationi interfuit et, ut oportuit, per omnia regię maiestatiGa naar voetnoote obediens fuit.
[19] Anno ab incarnatione Domini millesimo tertio, indictione prima, rex Heinricus in MusellensemGa naar voetnootf pagum, in quem nondum intraverat, ire decrevit, sciens, quiaGa naar voetnootg terra, quam rex non frequentat, sępissime pauperum clamoribusGa naar voetnooth aut gemitibus abundat. Teodonisvillam igitur venit et ibi cum omnibus Mosellensibus generale colloquium tenuit. In quo colloquio duces Herimannus et TheodericusGa naar voetnooti, qui defensores et coadiutores legisGa naar voetnootj esse debebant, consciiGa naar voetnootk ipsi sibiGa naar voetnootk, impugnatores erant et expugnatores esse volebant. Sed rex ut hoc cognovit, quanto eos adversus iustitiam pertinaciores vidit, tanto ardentius institit et quibusque super ipsos etiam duces clamantibus legem faciendo sategit. Tandem inter diversos clamores castellum unum ducis, quod Mulsberg vocabatur, in detrimentum pagensium esse comperiens, diruere iubet; ut non restruatur, communitione potentissima monetGa naar voetnootl. | |
[pagina 67]
| |
‘Misschien komt jullie boodschap daar wel op hetzelfde moment als ikzelf’. Hij leidde het leger daarvandaan en bereikte rond het middaguur de Hongarenberg. Dat leger nu werd geschat op 1015 man. Aan de Duitse kant waren er echter maar net 500, en die waren deels in verschillende richtingen uitgezonden om het leger te provianderen, deels weggestuurd om de wegen te bewaken. Maar toen zij Arduinus' komst bemerkten, grepen zij snel hun wapens en maakten zich zo goed mogelijk gereed om weerstand te bieden; zij verkozen de roem van de heldendaad en stelden hun leven daarbij ten achter. Intussen verscheen Arduinus met de Lombarden. Otto ging hem met de Duitsers tegemoet. Ze raakten slaags, er werd gestreden, aan beide zijden werd een groot bloedbad aangericht; bijna was de overwinning voor de Duitsers geweest, al waren zij nog zo gering in getal, als niet de vlucht van Otto, een broer van de bisschop van Regensburg, dat had belet. Want door zijn vlucht werden de gelederen van de Duitsers verzwakt, en toen zij opnieuw door velen werden aangevallen totaal verslagenGa naar voetnoot77. De zege was uiteindelijk voor de Lombarden, maar werd betaald met enorme verliezen. De Duitsers keerden terug, en ook al waren zij toen vernederd, eens zouden zij wraak nemen.
[18] Intussen was de koning uit Beieren naar Frankenland teruggekeerd; in Frankfort vierde hij het Kerstfeest, ontving van vele zijden gezantschappen en zond de gezanten met passende geschenken en antwoorden heen. Ook Herman, die tevoren het juk niet wist te dragen, was bij die viering aanwezig en was, zoals het behoort, de koninklijke majesteit in alles gehoorzaam.
[19] In het jaar 1003 vanaf de vleeswording des Heren, in het eerste jaar van de indictie, heeft koning Hendrik besloten naar de Moezelgouw te gaan, waar hij nog niet geweest was, wetend dat een gebied waar de koning niet geregeld komt, zeer dikwijls vervuld is van de klachten en het gezucht der weerlozen. Derhalve ging hij naar Thionville en daar hield hij met alle inwoners van de Moezelgouw een hofdagGa naar voetnoot78. De hertogen HermanGa naar voetnoot79 en DiederikGa naar voetnoot80, die het recht behoorden te beschutten en te schragen, randden het op deze hofdag welbewust aan en wilden het verkrachten. Maar zodra de koning dit merkte, spande hij zich, naarmate hij hen meer zag volharden in hun strijd tegen het recht, des te ijveriger in en hij deed zijn best om recht te doen aan ieder die zich juist over deze hertogen beklaagde. Toen hij tenslotte, naast allerlei andere klachten, vernam dat een burcht van de hertog, die MulsbergGa naar voetnoot81 werd genoemd, de bewoners van de gouw tot last was, beval hij die te verwoesten; met de meeste klem waarschuwde hij dat die niet mocht worden herbouwd. | |
[pagina 68]
| |
[20] Colloquio potenter habito Aquasgrani ire decrevit, ut ibi et anniversarium imperatoris debita devotione recoleret et Lotharienses ad se confluentes ad fidelitatem sui et ad utilitatem regni corroboraret. Interim infirmitate gravissima tangitur, et rex cum sit, homo esse monetur. Iter tamen cęptum finivit, AquasGa naar voetnoota usque pervenit. Ibi commemoratione consanguinei et senioris sui devotissime habita, plurima de sanctitate sancti Servatii audiens Traiectum ivit, ut et sanctorum ibi quiescentium sibi intercessiones imploraret et ad servitium Dei locum et vitam canonicorum ordinaret. Ibi primum de bello inter Italicos en Teotonicos habito audivit et, quod sapientis est, aequanimiter tulit, sciens, nec cęlum semper posse serenari, nec res humanas sine intermissione prosperari.
[21] Inde, sancti Lamberti merita non parvipendens, Leodium venit. Ibi colicam infirmitatem ab antecessoribus suis sibi ingenitam gravissime patitur; etGa naar voetnootb qui per regalem potentiam usu humanae fragilitatis extollitur, per corporalem molestiamGa naar voetnoot1 paterna castigationeGa naar voetnoot1 reprimitur. AquasgranumGa naar voetnootc iterum revertitur, purificationem sanctae Dei genitricis celeberrima devotione veneratur. Lothariensibus data licentia inde discessit et NovimagumGa naar voetnootd venit. Ibi pluribus diebus quadragesimae moratur,Ga naar voetnoot2 Deo quae Dei sunt reddens et hominibus quae sua sunt faciensGa naar voetnoot2.
[22] Interea Blademarius dux BoemiensisGa naar voetnoote moritur et Bulizlavus infidelitatis venenum ex propriae iniquitatis fonte potatum in contrarietatem regis evomere nititur. Nam PragamGa naar voetnootf, quae caput est Boemiae, per pecuniae deceptiones, per falsas promissiones, per astutissimas fraudes invadit. MilsaviamGa naar voetnootg quoque, Saxoniae et PoloniaeGa naar voetnooth interiacentem marchiam, insidiis, quibus edoctus erat, suae infelicitati subiicit. Quod cum regi nunciatum esset, non inflammabatur, non stomacha- | |
[pagina 69]
| |
[20] Na zijn krachtig optreden op deze hofdag heeft hij besloten naar Aken te gaan, om daar zowel de sterfdag van de keizerGa naar voetnoot82 met gepaste vroomheid te herdenken, alsook de LotharingersGa naar voetnoot83 die naar hem toestroomden te sterken in hun trouw jegens hem en hun dienstbaarheid aan het rijk. Onderweg werd hij door een bizonder ernstige ziekte getroffen: een waarschuwing dat hij, hoewel koning, toch een mens was. Hij heeft de aangevangen reis evenwel ten einde gebracht en is in Aken aangekomen. Nadat hij daar zijn verwant en voorzaat met de diepste vroomheid had herdacht, is hij, daar hij veel over de heiligheid van de heilige ServatiusGa naar voetnoot84 had vernomen, naar Maastricht gegaanGa naar voetnoot85, zowel om de voorspraak van de daar rustende heiligen voor zichzelf af te smeken, als de kerk en het leven van de kanunniken voor de dienst aan God te organiseren. Hier heeft hij voor het eerst gehoord van het gevecht tussen de Italianen en de Duitsers en hij heeft dat gelijkmoedig gedragen, als een wijs man; hij wist wel dat evenmin als de hemel altijd onbewolkt kan zijn, het aardse leven altijd voorspoedig verloopt.
[21] Vandaar ging hij naar Luik, aangezien hij de verdiensten van de heilige LambertusGa naar voetnoot86 niet gering schatte. Hier kreeg hij een hevige koliek te verduren, een kwaal die hij van zijn voorouders had geërfd; en hij die door zijn koninklijke macht verheven was boven de normale menselijke zwakte, werd in vaderlijkeGa naar voetnoot87 tuchtiging door lichamelijke kwellingen terneergedrukt. Hij keerde weer terug naar Aken, waar hij Maria LichtmisGa naar voetnoot88 op de meest plechtige en vrome wijze vierde. Na aan de Lotharingers toestemming te hebben gegeven om te gaan, is hij vandaar vertrokken en naar Nijmegen gegaan. Hier bracht hij meerdere dagen van de vastentijd doorGa naar voetnoot89, Gode gevend wat Gods is en de mensen wat des mensen is.
[22] Intussen kwam hertog Blademarius van Bohemen te overlijden en zocht BoleslawGa naar voetnoot90 het gif van de ontrouw, dat hij uit de bron van zijn eigen boosaardigheid had gedronken, in verzet tegen de koning uit te spuwen. Hij maakte zich immers met behulp van steekpenningen, valse beloften en de sluwste bedriegerij meester van Praag, de hoofdstad van Bohemen. Ook de MilzenermarkGa naar voetnoot91, die tussen Saksen en Polen in ligt, heeft hij door middel van listen, waarin hij bizonder bedreven was, aan zijn rampzalig bewind onderworpen. Toen dit de koning bericht was, ontstak deze niet in woede, noch liep de gal hem over, en evenmin | |
[pagina 70]
| |
batur, non ad vindictam repentinis motibus animabatur, sciens, quia ira et festinatio semper inimicae sunt consilio. Sed notitiam dictae invasionis dissimulans, mandavit ei per legatos sapientes et eloquentes, ut terram suam, quae principe noviter erat viduata, non invaderet, quam, si vellet, cum gratia sua et dono voluntario adquirere posset. Huiusmodi legationem Bulizlavus audiens, infelix mandata sprevit dulcia, amara quandoque passurus verbera. Erat etiamGa naar voetnoota Hezelo cum eo, puteum fodiensGa naar voetnootb rebellionis, de quo infideGa naar voetnootc bibiturus erat aquam confusionis; laqueos quoque connectens, casurus in ipsos. Quadragesima finita rex QuiteleborgGa naar voetnootd pascha celebrat et Bulizlavi violentiam, ut sapiens, scienter ignorat. Ottonem quoque et ErnestonemGa naar voetnoote, tunc sibi obviam ab Italico prelio venientes, pro vulnerum susceptione, pro necessariae fugę confusione, donis regiis honorat et debita consolatione relevat. LuititiosGa naar voetnootf quoque, tunc usque Saxonibus infestos, ultro venientes suscipit et sub benignitatis discretione sibi fidelissimos reddiditGa naar voetnootg.
[23] Post haec in diebus Rogationum Meresborg moratur ibique ei de Bulizlavi et Hezelonis contumatia renunciatur. Ipse credere dissimulans inde discessit et ad celebrandam pentecostenGa naar voetnooth Halverstete venit. Deinde in Bavariam tendit, scire volens, an quae de Hezelone dicebantur vera essent. Quo cum pervenissetGa naar voetnooti et Hezelonis furorem circa loca sibi finitima inrationabiliter accensum comperisset ac Bulizlavi adiutorio illum fretum esse novisset, Bulizlavo talionem in futuro reservans a sinu regni sui insitae pestis radicem primum extirpare decrevit, ut, interioribus quieti et paci restitutis, exteriores inquietationes facilius postmodum extingueret, non ignorans, quoniam insipientis est in vulnere repente cutem sanare et contusionem camis sub sanatione cutis occultare. Vulneris enim curatio, si ab interioribus ad exteriora deducitur, firmior in superficie concluditur.
[24] Interea et Ernesto eidem rebellioni adiungitur, nulla lesione coactus, sed vel iuventutis fervore vel per eum commoda sua amplificare querentium suggestione | |
[pagina 71]
| |
werd hij bezield door overhaaste wraakgevoelens, in de wetenschap dat toorn en haast goed beleid immer schaden. Maar zonder te laten merken dat hij van deze inval afwist, heeft hij hem door wijze en welbespraakte gezanten laten gelasten om zijn gebied, dat zo onlangs van zijn vorst was beroofd, niet binnen te vallen; als hij het wilde hebben, zou de koning het hem in zijn genade uit vrije wil in leen geven. Toen Boleslaw deze boodschap vernam, heeft de ongelukkige het in vriendelijke woorden gestelde bevel versmaad, maar eens zou hij een bittere kastijding ondergaan. Bij hem bevond zich ook Hezelo, die de put van rebellie groef, waaruit hij het water zou drinken van de vernedering, die het lot is van de verrader; zo zou hij gevangen raken in de strikken die hij zelf spande. Na het einde van de vasten vierde de koning PasenGa naar voetnoot92 in Quedlinburg; welbewust negeerde hij Boleslaws gewelddadigheid, zoals het een wijs man betaamt. Ook bewees hij hier Otto en Ernst, toen die na de strijd in Italië naar hem toekwamen, vanwege de verwondingen die zij hadden opgelopen en de vernedering van hun onvrijwillige vlucht, eer door hun koninklijke geschenken te geven en hij beurde hen op met passende woorden van troost. Voorts heeft hij de LiutizenGa naar voetnoot93, die de Saksen tot op dat moment bestookten, toen zij uit eigen beweging naar hem toekwamen, ontvangen en hen met wijze welwillendheid tot zijn meest getrouwe volgelingen gemaakt.
[23] Hierna bracht hij de KruisdagenGa naar voetnoot94 door in Merseburg, waar hij bericht ontving over de weerspannigheid van Boleslaw en Hezelo. Veinzend dat hij daar geen geloof aan hechtte, is hij vandaar vertrokken en naar Halberstadt gegaan om PinksterenGa naar voetnoot95 te vieren. Vervolgens ging hij naar Beieren, omdat hij wilde weten of het waar was wat over Hezelo werd gezegd. Toen hij daar was aangekomen, vernomen had van de redeloze woede waarin Hezelo was ontstoken tegenover de streken die aan zijn gebied grensden, en te weten was gekomen dat hij op de hulp van Boleslaw steunde, heeft hij besloten de vergelding van Boleslaws optreden voor de toekomst te bewaren; eerst wilde hij de wortel van het in het hart van zijn rijk ingevreten verderf uitrukken, om, wanneer intern rust en vrede waren hersteld, de externe woelingen later gemakkelijker de kop in te kunnen drukken. Hij wist immers heel goed dat alleen een dwaas de huid over een wond haastig laat helen en het gekwetste vlees zo onder de geheelde huid verbergt. Maar als men een wond van binnen naar buiten laat helen, geneest deze ook aan het oppervlak het beste.
[24] Intussen sloot ook Ernst zich bij deze opstand aan, daartoe door geen enkel onrecht genoopt, maar verleid ofwel door jeugdige onstuimigheid ofwel door | |
[pagina 72]
| |
seductus. Dominus BrunoGa naar voetnoota etiam, frater regis,Ga naar voetnootb Hezeloni et ErnestoniGa naar voetnootb associatur, aetate iuvenis et per iuventutem ad seducendum facilis. Et hoc infidelium erat gloriatio, quod in partibus suis fratrem regis habebant. Haec ergo conspiratio, quanto iuniores et insipientiores collegit, tanto turpius et enervius defecit. Dicitur enim: ‘Insipientium conglomeratioGa naar voetnootc consilii est dissipatio, et consilii dissipatio actuum fit enervatio’.
[25] Rex igitur quosdam Lotharienses et Francos ac Bavarios colligens, intrante Augusto in Franciam exercitum super Hezelonem duxit; bona eius devastavit, ipsum cum domno Brunone et ErnestoneGa naar voetnootd per silvas latitare coegit. Tandem se ad castellorum munimenta contulit, quae capi posse nec HezeloGa naar voetnoote timebat, nec aliorum quisquam credebat. In primo igitur impetu AmertalaGa naar voetnootf diruitur et Hezelonis milites in ea capti per intercessionem principum sani et salvi permittuntur abire. Sclavi autem, a BulizlavoGa naar voetnootg in adiutorium missi, in servitutem exercitui distribuuntur.
[26] Post haec rex Crusinam obsedit, ubi uxor Hezelonis ac filii erant et quaeque illi chariora esse poterant. In qua obsessione in primis post annonam incaute exeuntes ab HezeloneGa naar voetnooth cęterisque suis coadiutoribus vulnerabantur, capiebantur, occidebantur. Rex hoc cognito quotidieGa naar voetnooti quadringentos custodes exeuntibus adhibuit, ut et hos custodirent et insidias insidiantibus pararent. Hoc Hezelo cum sociis audiens se in vallem quandam recepit, in quam nulli nisi per semitam unam patebat introitus; ibi tentoria fixit, ibi noctibus, nescio tribusGa naar voetnootj aut duabus, quasi tutus de rapinaGa naar voetnootk pauperum vixit. Hoc custodes per rusticum unum comperientes, circa horam sextam, in qua illi se pro aestu diei remissius habebant, in vallem latenter descenderant, loca plurima circumeuntes et diligenter HezelonisGa naar voetnootl castra querentes. Tandem unus eorum tentoria videns nimis festinus ad invitandum socios kyrie eleison cępit clamare et hoc, ut citius veniant, frequenterGa naar voetnootm iterare. EtGa naar voetnootm haec Hezelo percipiens relictis tentoriis, armis etiam, fugam inivit | |
[pagina 73]
| |
de influistering van lieden die, door van hem gebruik te maken, zochten er beter van te worden. Ook heer BrunoGa naar voetnoot96, de broer van de koning, jong van jaren en door zijn jeugd gemakkelijk over te halen, sloot zich bij Hezelo en Ernst aan. En dat was wel de trots der trouwelozen, dat zij in hun gelederen de broer van de koning hadden. Hoe meer jongeren en dwazen deze samenzwering bijeenbracht, des te smadelijker en krachtelozer is zij uiteengevallen. Men zegt immers: ‘Voeg dwazen bijeen, goede raad vliedt snel heen; verdwijnt goede raad, krachteloos is de daad’.
[25] De koning bracht dus een aantal Lotharingers en Franken en Beieren bijeen, en begin augustus heeft hij het leger Frankenland binnengevoerd tegen Hezelo; hij heeft diens bezittingen verwoest en hem genoodzaakt zich met heer Bruno en Ernst in de bossen schuil te houden. Tenslotte heeft hij de versterkte burchten aangepakt, waarvan noch Hezelo vreesde, noch enig ander geloofde, dat ze veroverd konden worden. Bij de eerste aanval nu werd AmmerthalGa naar voetnoot97 verwoest, en aan de ridders van Hezelo, die daar gevangen zijn genomen, werd door tussenkomst van de groten toegestaan heelhuids en ongedeerd te vertrekken. De SlavenGa naar voetnoot98 echter, die Boleslaw ter ondersteuning had gezonden, werden als horigen over het leger verdeeld.
[26] Hierna heeft de koning CreussenGa naar voetnoot99 belegerd, waar Hezelo's echtgenote en zijn kinderen zich bevonden en al wat hem maar het dierbaarste zijn kon. In het begin van deze belegering werden enige mensen, die onvoorzichtig het kamp hadden verlaten om proviand te zoeken, door Hezelo en zijn helpers verwond, gevangen genomen of gedood. Toen de koning dit gehoord had, heeft hij dagelijks vierhonderd soldaten meegestuurd met hen die het kamp verlieten, enerzijds om hen te beschermen, anderzijds om hinderlagen te leggen voor hun belagers. Op het vernemen hiervan hebben Hezelo en zijn gezellen zich teruggetrokken in een dal, dat slechts via één smal pad toegankelijk was; daar heeft hij zijn tenten opgeslagen, daar heeft hij twee of drie nachten, zich veilig wanend, geleefd van het beroven van de weerloze bevolking. Door toedoen van een boer kwamen de soldaten dit te weten en rond het middaguur, toen Hezelo en zijn gezellen vanwege de hitte des daags minder op hun hoede waren, zijn ze ongemerkt afgedaald in het dal; ze dwaalden daar rond en speurden zorgvuldig naar Hezelo's kamp. Tenslotte begon een van hen, toen hij de tenten ontwaarde, overijld ‘kyrie eleison’ te roepen om zijn makkers te verzamelen, en dit, opdat zij sneller zouden komen, dikwijls te herhalen. Hezelo hoorde dat en sloeg op de vlucht, met achterlating van de tenten en zelfs de wapens; ternauwernood heeft hij zich uit de | |
[pagina 74]
| |
et a manibus supervenientium se vix liberavit. Dominus Bruno quoque,Ga naar voetnoot1 parmula non bene relictaGa naar voetnoot1, qua extra se positus utebatur, hos, quibus imperare posset si cum fratre maneret, turpiter fugit et fit risus, qui honor esse debebat et decus. Sed haec iuventutis erant. Dicitur enim: ‘Qui sine freno scientię a iuventute ducitur, in dedecoris angustias saepe precipitatur’. Et haec iuventutis fuisse, aetas postmodum monstravit adulta, quae illum reddidit etGa naar voetnoota utiliorem sibi ipsi et fideliorem fratri. Ernesto capitur et ante regis pręsentiam ducitur. Quidam ilico regi suggerebant, ut hunc capitali sententia feriri iuberet, quatenus per eum posteri castigarentur, ne regis offensam incurrere sine causa niterentur. Sed Moguntinus archiepiscopus, qui summum locum impetrandi quęlibet apud regem tenebat, intercessor accessit et iuvenem legi surripuit mortique subtraxit. Tandem a rege Crusina capitur, diruitur, incenditur. Uxor Hezelonis cum suisGa naar voetnootb abire permittitur et hoc ei per intercessionem fratris sui Ottonis conceditur.
[27] Hezelo captam esse Crusinam audiens, ad quandam suam munitionem, quae CranaGa naar voetnootc vocabatur, fugiendo pervenit et ibi Sigefridum quendam Saxonem, perversae conspirationis participem, obvium habuit. Sed nec illic spem resistendi regię irę habens, eandem munitionem idem ipse succendit et miseriam suam celare nesciens, quantae desperationis esset, monstravit. Haec Sigefridus Saxo perspiciens, a spe ceptae rebellionis cecidit et qui per alienam fiduciam contra regiam maiestatem intumuit, alienae confusionis acredine tactus crepuit. Illuc igitur eum venisse puduit et quanto citius potuit ad propria remeavit. Hezelo vero cum domno Brunone ad Bulizlavum quasi refugium unicum fugit et, quodGa naar voetnootd est cuiqueGa naar voetnootd gravissimum, quasi mendicusGa naar voetnoot2 alieno pane vivereGa naar voetnoot2 discitGa naar voetnoote. Interea rex CranamGa naar voetnootf perveniens, causamGa naar voetnootg sui adventus per manus hostis invenit expletam. Venit enim, ut destrueret; sed hostis destruxit, ne ipse destruendam inveniret.
[28] Hezelone igitur fugato et castellis eius dirutis, rex Paveberg locum unice sibi dilectum rediit ibique exercitui data licentia nativitatem sanctae Dei geni- | |
[pagina 75]
| |
handen van de overvallers weten te redden. Ook heer Bruno is, met eerloze achterlating van het schild dat hij buiten zinnen hanteerde, smadelijk op de vlucht geslagen voor hen die hij had kunnen bevelen als hij zijn broer trouw gebleven was; en hij die voorwerp van eer en roem moest zijn, is tot voorwerp van spot geworden. Maar dat was een gevolg van zijn jeugd. Men zegt immers: ‘Die onbeteugeld door wijsheid door zijn jeugd zich laat leiden, kan de val in de engten der schande vaak niet vermijden’. En dat het inderdaad een gevolg was van zijn jeugd, heeft hij later op volwassen leeftijd getoond, toen hij èn meer waard voor zichzelf èn trouwer aan zijn broer is geworden. Ernst werd gevangen genomen en voor de koning geleid. Terstond raadden sommigen de koning aan om het doodvonnis over hem uit te spreken, opdat de mensen er voortaan door zijn voorbeeld van weerhouden zouden worden om zonder reden te proberen een misdrijf jegens de koning te begaan. Maar de aartsbisschop van Mainz, die bij de koning méér dan enig ander gedaan kon krijgen, trad naar voren als bemiddelaar, en hij heeft de jongeman aan de rechtsgang onttrokken en gered van de dood. Tenslotte werd Creussen door de koning genomen, verwoest en in brand gestoken. De echtgenote van Hezelo kreeg toestemming om met haar gevolg te vertrekken, en dit werd haar vergund door tussenkomst van haar broer Otto.
[27] Toen Hezelo hoorde dat Creussen genomen was, is hij naar KronachGa naar voetnoot100 gevlucht, een van zijn sterkten; daar trof hij SiegfriedGa naar voetnoot101, een Saks, die deel had aan de doortrapte samenzwering. Omdat Hezelo echter geen hoop koesterde dat hij daar aan 's konings toorn weerstand kon bieden, heeft hij zelf deze sterkte in brand gestoken; niet bij machte zijn ellende te verbergen, heeft hij zo laten zien hoe wanhopig hij was. Toen de Saks Siegfried dit merkte, ontviel hem de hoop dat de begonnen opstand zou slagen, en hij die zich uit misplaatst vertrouwen op een ander tegen de koninklijke majesteit had opgeblazen, heeft geknarsetand met de bittere smaak van de vernedering van die ander in de mond. Hij schaamde zich dus dat hij daar gekomen was, en zo snel hij kon is hij naar huis teruggekeerd. Hezelo echter vluchtte met heer Bruno naar Boleslaw, zo ongeveer hun enige toevlucht, en wat voor een ieder het vernederendst is: hij leerde als een bedelaar te leven van het brood dat een ander hem gaf. Intussen bereikte de koning Kronach, waar hij de reden van zijn komst door toedoen van zijn vijand reeds weggenomen vond. Hij kwam immers om te vernietigen; maar de vijand was hem vóórgeweest, opdat hij zelf niets te vernietigen zou vinden.
[28] Nadat Hezelo dus verjaagd was en zijn burchten waren verwoest, is de koning naar BambergGa naar voetnoot102 teruggekeerd, de plaats die hem het dierbaarst was; daar heeft hij het leger afgedankt en de geboorte van de heilige moeder Gods gevierd. | |
[pagina 76]
| |
tricis celebravit. Inde in silvam SpetheshartGa naar voetnoota, quae Bavariam a Francia dirimit, veniens, post laborem expeditionis delectationem exercuit venationis. Ibi autumnavit, ibi ad recreationem sibi suisque iocunditatem plenam exhibuit. Inde per Franciam morose transiens, in Saxoniam venit et Toringis ac Saxonibus in MilzaviamGa naar voetnootb expeditionem futuram indixit. Exinde Poledae nativitatem Domini celebravit.
[29] Anno ab incarnatione Domini millesimo quarto, indictione secunda, ab archiepiscopo Magdesburgensi, Giselario nomine, qui pluribus annis paralisi tactus a metropolitana civitate exire non poterat, rex invitatur. Ductus pietatis affectu obediens extat et ad visitandum archiepiscopum Magdeborg tendit. Quo cum pervenisset, archiepiscopus iam viam universae carnis iniit; et qui regem expectabat, ad Regis regum pręcepta migravit. In cuius successionem Tageno regis capellanus ilico eligitur et in sedem episcopalem, clero et populo collaudante, extollitur. Inde rex Meresborg progreditur et ibi purificationem sanctae Dei genitricisGa naar voetnootc debita reverentia veneratur. Ibi etiam Tageno archiepiscopus a suis suffraganeis consecratur.
[30] Post haec collectis Toringis et Saxonibus rex in Milzaviam intrat, munitiones, quas Bulizlavus occupaveratGa naar voetnootd, expugnare volens; sed huiusmodi dispositum hiemis asperitas intercępit et effectum, qui expleri leviter in aestate posset, regiae voluntati denegavit. Omissis igitur munitionibus terram devastat, hanc incolis deputans culpam, quod pecunia corrupti ex fide Bulizlavo non restiterunt. Inde Meresborg revertitur, iuxta decursum Albię marchiones statuens, qui et Saxoniam et Bulizlavi incursum latrocinaleGa naar voetnoote custodiant et ipsi Bulizlavo assiduę inquietationis molestias inferantGa naar voetnootf.
[31] Interea HezelonemGa naar voetnootg cepti penitet et subGa naar voetnoot1 alieno pane diutius vivereGa naar voetnoot1 pudet, solivagum etiam inter alienos exulari tedet. Eligit ergo potius periculum mortis inire quam sic vitam ducere. Tandem revertitur et, fidis quesitis intercessoribus, | |
[pagina 77]
| |
Vandaar is hij naar het woud van Spessart gegaan, dat Beieren van Frankenland scheidt, waar hij zich na de inspanning van de veldtocht heeft overgegeven aan de genietingen van de jacht. Hij heeft er de herfst doorgebracht en ter ontspanning zichzelf en de zijnen een in alle opzichten aangename tijd verschaft. Vandaar op zijn gemak door Frankenland trekkend, is hij in Saksen gekomen en hij heeft de Thüringen en de Saksen een veldtocht naar het Milzenerland aangezegd. Vervolgens heeft hij het Kerstfeest gevierd te Pöhlde.
[29] In het jaar 1004 na de vleeswording des Heren, in het tweede jaar van de indictie, ontving de koning van aartsbisschop Gisiler van MaagdenburgGa naar voetnoot103 die, al vele jaren verlamd, zijn bisschopsstad niet had kunnen verlaten, het verzoek daarheen te komen. Uit een gevoel van piëteit gehoorzaamde hij en hij ging naar Maagdenburg om de aartsbisschop te bezoeken. Toen hij daar aankwam, was de aartsbisschop reeds de weg van alle vlees gegaanGa naar voetnoot104; en hij die de koning verwachtte, is heengegaan op bevel van de Koning der koningen. Als zijn opvolger werd terstond 's konings kapelaan TagenoGa naar voetnoot105 gekozen, en met instemming van geestelijkheid en volk werd hij op de bisschopstroon verheven. Vandaar trok de koning voort naar Merseburg, waar hij met de verschuldigde eerbied Maria LichtmisGa naar voetnoot106 vierde. Daar ook werd Tageno door zijn suffragaanbisschoppen tot aartsbisschop gewijd.
[30] Hierna bracht de koning de Thüringen en Saksen bijeen en hij trok het Milzenerland binnen, van zins de sterkten die Boleslaw bezet hield, te veroveren; de strenge winter heeft deze toeleg echter verhinderd en het de koning onmogelijk gemaakt zijn plan, dat in de zomer gemakkelijk verwezenlijkt had kunnen worden, te volvoeren. Hij liet daarom de sterkten links liggen en verwoestte het gebiedGa naar voetnoot107, omdat hij het de bewoners aanrekende dat ze, verleid door geld, ontrouw waren geworden en zich niet tegen Boleslaw hadden verzet. Vandaar keerde hij naar Merseburg terug; langs de loop van de Elbe legerde hij grenswachten, die Saksen tegen de rooftochten van Boleslaw moesten beschermen en bovendien Boleslaw voortdurend last en onrust moesten bezorgen.
[31] Intussen kreeg Hezelo berouw over zijn onderneming en hij schaamde zich nog langer van andermans brood te leven; bovendien had hij er genoeg van eenzaam tussen vreemden in ballingschap te leven. Liever wilde hij daarom het risico van de dood aanvaarden, dan zo'n bestaan leiden. Ten langen leste keerde hij terug, en nadat hij betrouwbare bemiddelaars had gezocht, gaf hij zich te | |
[pagina 78]
| |
MeresburgGa naar voetnoota se maiestati regiae reddit. SicGa naar voetnoot1 contra stimulum calcitransGa naar voetnoot1, bis aculeum sensit, quia et sua perdidit et semet ipsum alienae potestati tradidit. DominusGa naar voetnootb Bruno autem apud Bulizlavum consolationem non inveniens, ad sororem suam Ungaricam reginam confugit et, iam semet ipsum recognoscens, intercessionem eius imploravit.
[32] Rex intereaGa naar voetnootc iniuriae, quam Teotonicis Itali intulerantGa naar voetnootd, non immemor, a Saxonia discedens in Bavariam venit. Ibi Heinrico, fratri reginae, in festivitate sancti Benedicti ducatum Bavariensem concessit. Tandem illi Augustam venienti, quae in confiniis Bavarię et Alemaniae sita est, Lotharienses, Franci et Alemani obviam veniunt, ad ulciscendam iniuriam Teotonicis illatam voluntarii et regio honori per omnia deservire parati. Cum his inde progrediens, ut percongregaretur exercitus, in loco, quiGa naar voetnoote dicitur TingaGa naar voetnootf, substitit. Ibi ei domnus Bruno cum legatis UngariciGa naar voetnootg regis, qui ad intercedendum pro eo veniebant, ad se reversus obviam venit et, veniam pro commissis humiliter postulans, fratris viscera movit et celeriter ad ignoscendum inflexit. Nam in proverbio dicitur: ‘Cuique modesto fratris lachryma cito movetGa naar voetnooth viscera et proximi calamitas propria fit anxietas’. Qua decuit ergo pietate recepit et receptum qua debuit familiaritate sibi colligavit.
[33] Inde promovens exercitum per loca sterilia, per montana aspera, per silvas spatiosas, per vias lubricas, ad Tridentinam civitatem pervenit. Ibi in die Palmarum cum qua oportuit celebrationeGa naar voetnooti suos diurnare fecit. Huius adventum HardwinusGa naar voetnootj rex adulterinus pręsentiens, ad clusas quos sibi fidelissimos extimabatGa naar voetnootk custodes transmisit et quantumcumque potuit exercitum coadunare festinavit. Deinde in planitiem Veronensem venit, eventui primo similem in futuris exitum sperans.
[34] Haec Heinricus rex perspiciens ad alias vias se contulit, non ut declinaret praelium, sed ut faciliorem sibi quereret introitum. Erat enim impossibile per clusas iuxta Athesim, quas Harduinus cum plurima multitudine tuebatur, transire. Interea quendam capellanum suum, Helmigerum nomine, ad Carentanos | |
[pagina 79]
| |
Merseburg over aan de koninklijke majesteit. Zo heeft hij door de verzenen tegen de prikkels te slaan tot tweemaal toe de steek gevoeld, omdat hij èn zijn bezit heeft verloren èn zichzelf aan andermans macht overgegeven. Daar heer Bruno bij Boleslaw geen troost vond, heeft hij zijn toevlucht gezocht bij zijn zuster, de koningin van HongarijeGa naar voetnoot108; hij zag nu in dat hij verkeerd gehandeld had en heeft haar gevraagd te bemiddelen.
[32] Intussen is de koning, die het onrecht dat de Italianen de Duitsers hadden aangedaan niet vergeten was, vertrokken uit Saksen en in Beieren aangekomen. Daar heeft hij HendrikGa naar voetnoot109, de broer van de koningin, op Sint BenedictusdagGa naar voetnoot110 het hertogdom Beieren in leen gegeven. Tenslotte kwamen hem, terwijl hij op weg was naar Augsburg, dat in het grensgebied van Beieren en Zwaben ligt, de Lotharingers, Franken en Zwaben tegemoet; zij waren uit vrije wil gekomen om het de Duitsers aangedane onrecht te wreken en stonden klaar de koninklijke eer in alle opzichten te dienen. Met hen trok hij vandaar verder, en hij heeft halt gehouden te ThingauGa naar voetnoot111, om het leger te verzamelen. Daar is heer Bruno, weer bij zinnen gekomen, hem tegemoet gekomen met afgezanten van de koning van Hongarije, die kwamen om voor hem te bemiddelen; nederig om genade smekend voor wat hij misdaan had, heeft hij het hart van zijn broer geroerd en hem er snel toe gebracht vergiffenis te schenken. Het gezegde luidt immers: ‘Snel raakt een zacht gemoed bewogen door tranen in eens broeders ogen en rampspoed die de naaste treft, wordt als eigen leed beseft’. De koning heeft hem dus met gepaste liefde opgenomen en daarna, zoals het moet, in innige vriendschap aan zich gebonden.
[33] Vandaar met het leger voorttrekkend door onvruchtbare oorden, door grimmige bergstreken, door uitgestrekte wouden, over glibberige paden, bereikte hij de stad Trente. Daar heeft hij op PalmzondagGa naar voetnoot112 zijn mannen een dag halt laten houden, om het feest naar behoren te vieren. De valse koning Arduinus, die een voorgevoel had van zijn komst, heeft degenen die hij het betrouwbaarst achtte als wachters naar de passen gestuurd en zich gehaast om een zo groot mogelijk leger bijeen te brengen. Vervolgens is hij naar de vlakte van Verona gegaan, in de hoop dat de zaak net zo zou aflopen als de eerste keer.
[34] Toen koning Hendrik dit vernam, heeft hij andere wegen gekozen, niet om de strijd te ontwijken, maar om zich een gemakkelijker toegang te zoeken. Het was immers onmogelijk om over de passen bij de Adige te trekken, die Arduinus met een grote legermacht bewaakte. Intussen heeft hij een van zijn kapelaans, | |
[pagina 80]
| |
praemittit; ut clusas longe a via recta sepositas, quae ab Harduino minus caute tuebantur, pręoccupent, mandat. Nec enim quisquam credere poterat, ut regalis exercitus per vias tam difficiles et angustas transire vel vellet vel posset. Carentani regis mandatis obediunt et Helmigero suadente in duas turmas dividuntur. Una ante lucis ortum, omissis equis, montemGa naar voetnoota latenter clusis superpositum occupat, altera lucescente iam die, signo ab his qui in monte erant audito, ad clusas expugnandas festinatGa naar voetnootb. Custodes nihil de his, qui montem occupaverant, scientes, ad resistendum clusas impugnantibus accedunt. RepenteGa naar voetnootc latentes in monteGa naar voetnootc exiliunt clusasque defendentibus a dorso infeste superveniunt. Custodes se deceptos esse percipientes, alii se in fugam miserunt, alii in praecipitium, alii in Brentam aquam subcurrentem. Hac expugnatione Carentani clusas tenentes regem expectant. Haec rex per capellanum suum, quem praemiserat, resciens festinavit ad clusas et impedimenta relinquens ac secumGa naar voetnootd expeditos ad pugnamGa naar voetnootd sumens cum maxima difficultate transivit.
[35] Deinde in planitiem veniens super aquam Brentam tentoria figere iussit, ut ibi dies sollenesGa naar voetnoote maioris hebdomadae digna devotione veneraretur. Non enim ei bonum esse videbatur, ut in illis diebus, in quibus Conditor pro conditis, Creator pro creatis, Dominus pro servis capi, flagellari, crucifigi, sepeliri in agnitionem suae charitatis voluit, indiceretur aliqua congressio, ex qua violenta christiani sanguinis fieret effusio. Ibi ergo archiepiscopoGa naar voetnootf Coloniensi chrismatis fit consecratio, illis partibus tunc valde necessaria. In duodecim enim episcopatibus circa introitum Italiae illo die pro confusione presenti nec episcopus erat nec chrisma sacratum. Ibi a toto exercitu cęna Domini devotissime ad memoriam reducitur. Ibi parasceve, ibi sabbatum sanctum piis affectibus colitur. Insuper pascha Domini et digna veneratione celebratur et pia celebratione veneratur. Post hęc rex palatino comiti pręcepit, ut per bannum regale exercitui tota fuga interminaretur; adderet etiam, ut, si quis fugere pręsumeret, plectendum se capitali sententia sciret. Huiusmodi banno per exercitum audito, rex aquam in tertia feria paschalis | |
[pagina 81]
| |
HelmigerGa naar voetnoot113 geheten, vooruitgezonden naar de Karinthiërs; hij beval hun de passen te bezetten, die ver aflagen van de directe weg en door Arduinus minder strikt werden bewaaktGa naar voetnoot114. Niemand immers had kunnen geloven dat het koninklijke leger over zo moeilijke en smalle wegen zou willen of kunnen trekken. De Karinthiërs gehoorzaamden de koninklijke bevelen en op aanraden van Helmiger verdeelden ze zich in twee groepen. De ene bezette vóór de dageraad, met achterlating van de paarden, ongemerkt de berg boven de passen; de andere haastte zich bij het krieken van de dag, nadat ze van hen die zich op de berg bevonden het signaal gehoord hadden, om de passen te veroveren. De wachters, die geen idee hadden dat de berg bezet was, snelden toe om de aanvallers van de passen te weerstaan. Plotseling sprongen zij die zich op de berg schuil hielden tevoorschijn en vielen de verdedigers van de passen fel in de rug aan. Inziend dat ze misleid waren, hebben sommige wachters zich in de vlucht gestort, anderen in de afgrond en weer anderen in het water van de Brenta, die daar beneden liep. Door deze veroveringGa naar voetnoot115 hielden de Karinthiërs de passen in handen en zo wachtten ze op de koning. Toen deze dit uit de mond van zijn kapelaan, die hij vooruitgezonden had, te weten was gekomen, heeft hij zich naar de passen gehaast; met achterlating van de legertros en slechts zijn beste krijgslieden meenemend, is hij onder de grootste moeilijkheden de passen overgetrokken.
[35] Vandaar in de vlakte gekomen, heeft hij bevolen aan de oever van de Brenta de tenten op te slaan, om daar in gepaste vroomheid de feestdagen van de Goede WeekGa naar voetnoot116 te vieren. Het leek hem namelijk niet goed, dat in die dagen, waarin de Schepper voor Zijn schepselen, de Creator voor Zijn creaturen, de Heer voor Zijn dienaren gevangen genomen, gegeseld, gekruisigd, begraven wilde worden om Zijn liefde kenbaar te maken, tot een gevecht zou worden opgeroepen, waardoor christenbloed gewelddadig zou worden vergoten. Daar werd dus door de aartsbisschop van Keulen de heilige olie gewijd, wat in die streken toen zeer noodzakelijk was. In twaalf bisdommen immers in de buurt van de toegang tot Italië was op die dag vanwege de heersende verwarring bisschop noch gewijde olie aanwezig. Daar werd door het gehele leger het Avondmaal op de vroomste wijze herdacht. Daar werden Goede Vrijdag en Paaszaterdag met vrome gevoelens gevierd. Bovendien werd Pasen met gepaste eerbied gevierd en met vrome viering eerbied betoond. Hierna heeft de koning de paltsgraafGa naar voetnoot117 bevolen om op grond van de koninklijke bevelsmacht het leger de vlucht absoluut te verbieden; hij moest er nog aan toevoegen dat ieder die het waagde te vluchten diende te weten dat hij met de dood gestraft zou worden. Nadat het leger dat koninklijk bevel had aangehoord, is de koning op de dinsdag na Pasen de rivier overgestoken en | |
[pagina 82]
| |
hebdomadę transivit ibique tentoria iterum figere iussit, expectans nuncios, quos ad explorandum locum, in quo Harduinus cum suis hospitabatur, praemiserat.
[36] Interea, qua ratione nescio, Langobardorum unanimitas seiungitur et ad resistendum discordes omnes ad propria redire festinant. SiveGa naar voetnoota hoc timor egisset, sive amor regisGa naar voetnootb HeinriciGa naar voetnootc seu Harduini execratio, illorum qui interfuerunt scientię relinquo. Hoc tantum scio, quia Illius providentia non abfuitGa naar voetnootd, Cuius benivolentia et cuique quod vult sine lite concedit et quod vult occultis iuditii causisGa naar voetnoote per pugnam discerni consentit. Patet igitur Heinrico regi introitus, qui per laborem sperabatur, per quietem a vera quiete concessus. Venit ergo Veronam, recipitur a civibus, acclamatur, collaudatur, coronatur. Occurrit ei obviam Tietoldus marchio, occurrunt et cęteri plures, a faucibus erepti furoris et spei redditi libertatis. Inde Brixiam progreditur et ab episcopo civibusque cum omni alacritate recipitur. Ibi archiepiscopus Ravennas cum suis et sibi finitimis ei obviam venit et manus nondum dominoGa naar voetnootf adulterino pollutas seniori diu expectato reddit. Inde rex Pergamam venit et Mediolanensem archiepiscopum per manus et sacramenta recepit. Inde Papiam. Ibi a multitudine maxima nobilium Langobardorum, qui ad suscipiendum eum congregati erant, per dignos applausus recipitur et cum exultatione totius civitatis ad sancti Michaelis ecclesiam ducitur. Ibi clerus, ibi nobilium cetus, ibi pleps utriusque sexus, omnes unanimes uno ore Heinricum regem acclamant, collaudant, collaudatum per manuum elationem designant. Collaudatus igitur coronatur, coronatus ex debito ab omnibus honoratur. Ad palatium deinde cum omni iocunditate reducitur.
[37] Tandem declinante iam die diabolus, pacis invidus, concordię inimicus, discordiae seminator fervidus, quo post mysterium corporis et sanguinis dominici Iudas ad perpetrandum nefas infandissimum suscepto intumuit eodemque suadente in supplicium perpetuitatis crepuit - is et cives post manuum redditionem, | |
[pagina 83]
| |
hij heeft bevel gegeven de tenten daar weer op te slaan, in afwachting van de boodschappers die hij vooruitgezonden had om het gebied waar Arduinus met zijn troepen gelegerd was te verkennen.
[36] Intussen werd door de een of andere oorzaak de eensgezindheid der Lombarden verbroken, en onderling van mening verschillend of ze verzet moesten bieden of niet, haastten allen zich naar huis terug. Of nu vrees dit teweegbracht, of liefde voor koning Hendrik, ofwel dat ze Arduinus vervloekten, laat ik over aan de kennis van hen die er bij waren. Dit alleen weet ik, dat daar de Voorzienigheid niet ontbrak van Hem, die in Zijn Genadigheid nu eens iemand zonder strijd geeft wat Hij wil, dan weer door de verborgen redenen van Zijn oordeel beschikt dat wat Hij wil door strijd wordt beslist. Zo stond koning Hendrik dus de toegang open, die hij ten koste van grote inspanning hoopte te verwerven, maar in vrede van de waarachtige vredeGa naar voetnoot118 heeft verkregen. Hij ging dus naar Verona, waar hij door de burgers werd ontvangen, tot koning uitgeroepen, gehuldigd en gekroond. Markgraaf Tietold kwam naar hem toe, evenals vele anderen, die zich ontworsteld hadden aan de afgrond der dolzinnigheid en nu weer hoop op vrijheid konden koesteren. Vandaar trok hij verder naar Brescia, waar hij door de bisschop en de burgers met grote vreugde werd ontvangen. Daar kwam de aartsbisschop van Ravenna met zijn gevolg en zijn naburen naar hem toe, en legde zijn nog niet door een valse vorst bezoedelde handen in die van zijn lang verwachte heer. Vervolgens kwam de koning te Bergamo, en daar ontving hij de aartsbisschop van Milaan, die manschap deed en trouw zwoer. Voort naar Pavia. Daar werd hij door een geweldige menigte aanzienlijke Lombarden, die bijeengekomen waren om hem te ontvangen, met passende toejuichingen binnengehaald en onder gejubel van de gehele stadsgemeenschap naar de Michaelskerk geleid. Daar riepen de geestelijkheid, de menigte der aanzienlijken, het volk van beiderlei kunne, allen eensgezind als uit één mond Hendrik tot koning uit, huldigden hem en wezen hem daarna met uitgestrekte handen als koning aan. Hij werd gehuldigd en daarna gekroond; na de kroning werd hij, zoals gepast is, door allen geeerd. Vandaar werd hij onder grote vreugde teruggeleid naar de paltsGa naar voetnoot119.
[37] Tenslotte, terwijl de dag reeds ten einde liep, heeft de duivel - hater van vrede, vijand van eendracht, vurig zaaier van onenigheid, onder wiens invloed Judas na het mysterie van het lichaam en het bloed des Heren zich heeft aangematigd die onuitsprekelijke zonde te begaan en door wiens inblazing hij heeft geknarsetand in de eeuwige kwellingen - heeft dus de duivel de burgers, nadat ze hun hand hadden gegeven, nadat ze trouw hadden beloofd, nadat ze die met | |
[pagina 84]
| |
post fidei promissionem, post sacramenti securitatem, nulla, quae in rationem digne deduci posset, lesione coactos, adversus regiam maiestatem veneno ebrietatis immissoGa naar voetnoota commovit. Hoc itaque suasore armantur, hoc stimulatore incitantur, hoc ductore ad palatium properant, hoc ordinatore męnia cingunt. Quidam etiam intererant instigatores, qui per propriam conscientiam turbidi sub Harduino malebant per illicitas rapinas vagari, quam sub HeinricoGa naar voetnootb freno iustitię ac legis astringiGa naar voetnootc. Fit strepitus, exurgit sonitus. In palatio statim auditur, sed quia nemo talia post fidem eodem die promissam credere poterat, non cito intelligitur. Rex tamen, quid sit, explorari iubet. Renunciatur civitatis furor, renunciatur plebeiae animositatisGa naar voetnootd insania. Hanc Coloniensis archiepiscopus, qui cum rege erat, compescere se posse sperans, per fenestram subspexitGa naar voetnoote causasque tanti furoris inquirere cępit; sed lapidibus et sagittis supervenientibus vix eum cęptumGa naar voetnootf sermonem finireGa naar voetnootf licuit. Animositas enim Langobardorum nimium fervebat et ex eventu bellico contra Ottonem ducem adhuc contumatię vires habebat.
[38] Instant ergo palatium prorumpereGa naar voetnootg Langobardi, resistunt regis domestici, quamvis pauci. Erant enim Teotonici partim cum equis, partim per hospitia, partim per castella illi comitatui finitima. Rex ilico per indignationem in iram efferbuit et cum his quos secum habebat armatus exire voluit, numerum militum suorum spe supernae gratię supplens. At Coloniensis archiepiscopus toto quo poterat nisu cum his, qui sanae mentis erant, regem retinebat, sciens, quia capite perdito nulla spes evasionis superesset in membris. Interea invalescente clamore Teotonici congregantur, complicibus iunctis, ad palatium tendunt, Langobardos ab effrenato furore paulisper compescunt. Tandem noctis densantur tenebrę et lapidum ac sagittarum iacula Teotonicis fiunt infestissima. Necessitas rapit consilium et ad providenda iacula citissime facit incendium. Cum multo igitur sudore Teotonici muros civitatis impugnant, cum multo timore Langobardi pro vita repugnant.
[39] Tunc iuvenis quidam, frater reginae, GiselbertusGa naar voetnooth nomine, a LongobardisGa naar voetnooti vulneratur. Pro cuius letali vulnere Teotonici irritanturGa naar voetnootj, et pro furore contra iacu- | |
[pagina 85]
| |
een eed hadden gegarandeerd, hoewel door geen enkele krenking, die men als een redelijke oorzaak zou kunnen beschouwen, daartoe gedwongen, onder invloed van het venijn der dronkenschap in oproer gebracht tegen de koninklijke majesteit. Op zijn aanraden dus wapenden ze zich, door zijn aansporing kwamen ze in beweging, onder zijn leiding haastten ze zich naar de palts, op zijn aanwijzingen omsingelden ze de muren. Ook waren er onder hen enige oproerkraaiers, die, verward door hun slechte geweten, liever onder Arduinus onwettige rooftochten wilden houden dan zich onder Hendrik door de teugel van gerechtigheid en wet te laten breidelen. Rumoer weerklonk, wapengekletter steeg op; in de palts hoorde men dit onmiddellijk, maar omdat niemand, nadat op diezelfde dag trouw was beloofd, zoïets kon geloven, werd het niet meteen begrepen. De koning beval echter te onderzoeken wat het was. Men meldde hem de furie der stadsbevolking, men meldde hem de razende woede van het volk. De aartsbisschop van Keulen, die in het gezelschap van de koning was, hoopte dat hij de volkswoede zou kunnen kalmeren; hij keek uit het raam en begon naar de redenen van zo'n grote razernij te vragen. Maar aangezien stenen en pijlen hem om de oren vlogen, was het hem nauwelijks mogelijk om zijn toespraak te beëindigen. De Lombarden kookten namelijk van woede en hun weerspannigheid was nog gegroeid door de afloop van de strijd tegen hertog Otto.
[38] De Lombarden dreigden nu met geweld de palts binnen te dringen; de lijfwachten van de koning boden weerstand, hoewel hun aantal gering was. De Duitsers bevonden zich namelijk deels bij de paarden, deels in de gastverblijven en deels verspreid over de burchten in de buurt van de stad. Verontwaardiging deed de koning terstond in toorn ontvlammen en hij wilde met hen, die hij tot zijn beschikking had, gewapend uitrukken, in de hoop dat de hemelse genade zou goedmaken wat zijn ridders in aantal te kort kwamen. Maar samen met hen die hun verstand gebruikten, kon de aartsbisschop van Keulen, met gebruikmaking van al zijn overredingskracht, de koning tegenhouden; hij wist dat wanneer het hoofd verloren was, er voor de leden geen hoop op redding zou zijn. Terwijl het rumoer intussen aanzwol, verzamelden de Duitsers zich; in gesloten gelederen rukten zij op naar de palts en voor een ogenblik bedwongen ze de teugelloze woede van de Lombarden. Tenslotte werd de nachtelijke duisternis dichter en de Duitsers werden hevig bestookt met stenen en pijlen. De nood schafte snel raad en om de projectielen te kunnen zien stichtten zij haastig brand. Met grote inspanning bestormden de Duitsers nu de muren van de stad, terwijl de Lombarden in grote angst vochten voor hun leven.
[39] Toen werd een jongeman, een broer van de koningin, GiselbertGa naar voetnoot120 geheten, door de Lombarden verwond. De Duitsers werden door zijn dodelijke verwonding geprikkeld en in hun woede blind voor het gevaar van de projectielen, be- | |
[pagina 86]
| |
la cęci muros civitatis expugnant ac inrumpentes sanguinem iuvenis, stimulum scilicet furoris, vindicare festinant. Quorum quidam animo cęteris ardentior, VolvrannusGa naar voetnoota nomine, se coniecitGa naar voetnootb in media Langobardorum agmina et gladium, quo accinctus erat, extractum uni eorum prę cęteris insanienti ab acumine galeae usque in iugulum viriliter infixit ac dicto citius inter suos se illesum recepit. Per totam ergoGa naar voetnootc noctem pugna gravis habetur et ancipiti termino suspensa, modo hos, modo illos sub victoriae spe audatiores et expeditiores reddit. Aliquando etiam Teotonici, testudine ex clipeis composita, eorum irrumpebant agmina et quosdam vivos ex eis captos regi representabant.
[40] Interea palatium, quod Teotonicis aliquando fessis unicum erat refugium, accenditur et incenditur casumque minatur. Sed spe sublata refugii magis animus eorum accenditur et ad congrediendum iterum Italos ferventius incitatur. Clara itaque iam die, Alemanis, qui tardius huiusmodi negotia resciverant, longe a palatio muros civitatis frangentibus, Lotharienses et Franci Langobardos iterum ante palatium graviter persequi cęperunt et eos fugere usque in menia propria compuleruntGa naar voetnootd. Sed iaculorum a tectis venientium densitatem diutius sustinere non valentes, ignem coacti domibus immittunt et ferro ac flamma stragem civium miserabilem faciunt. Tandem Teotonicorum ira, facile expleri nescia, saciatur cede plurima et postmodum, nullo iam resistente, se confert ad spolia. Sed iam incendio nimium invalescente, rex a rigiditate mentis suae flectitur suisque, ut a cępto desistant, pietate motus imperat. Quos vix compescens diutiusque concremationis fętoremGa naar voetnoote ferre non valens ad munitiunculam quandam, quae sancti Petri Cella Aurea vocatur, se contulit. Cives autem vix respirantes regem sequuntur et, ut indulgeat ebrietatiGa naar voetnootf, obnixe precantur. Fit eis remissio, fit eis indulgentia. Sed facilis est indulgentia, postquam culpam excedit pęna. Sic igitur quos bellum adversus Ottonem effecit turgidos, noviter induta humilitas supplices reddidit atque subiectos. | |
[pagina 87]
| |
stormden ze de muren van de stad. Ze drongen binnen en haastten zich het bloed van de jongeman, de drijfveer van hun woede, te wreken. Een van hen, Wolfram geheten, die nog vuriger was dan de anderen, wierp zich temidden van de Lombardische scharen, trok het zwaard dat hij aan de gordel droeg en kliefde een van de Lombarden, die nog dolzinniger was dan de rest, met grote kracht de schedel van de spits van zijn helm tot in zijn hals, en keerde snel als de wind ongedeerd bij de zijnen terug. Gedurende de hele nacht woedde zo een hevige strijd; de afloop was onzeker en nu eens was de ene partij, dan weer de andere, in de hoop op de overwinning, het stoutmoedigst en slagvaardigst. Eindelijk dan doorbraken de Duitsers, onder dekking van de boven hun hoofden gehouden schilden, de gelederen der Lombarden; enkelen namen zij levend gevangen en die brachten zij voor de koning.
[40] Intussen werd de palts, die voor de eindelijk dan toch vermoeide Duitsers het enige toevluchtsoord was, op meerdere plaatsen tegelijk in brand gestoken, zodat instorting dreigde. Maar nu de verwachting daar beschutting te vinden hun was ontnomen, laaide hun strijdlust weer op en opnieuw gingen zij de Italianen fel te lijf. En toen het al klaarlichte dag was, doorbraken de Zwaben, die eerst laat hadden gehoord wat er aan de hand was, ver van de palts de muren van de stad; tegelijk begonnen de Lotharingers en de Franken vóór de palts de Lombarden opnieuw hevig in het nauw te drijven en ze hebben hen gedwongen in hun huizen te vluchten. Maar omdat zij de dichte regen van projectielen, die van de daken kwam, niet langer konden verdragen, waren zij wel gedwongen om de huizen in brand te steken, en ze brachten te vuur en te zwaard een jammerlijke slachting teweeg onder de burgers. Eindelijk raakte de woede van de Duitsers, hoewel niet gemakkelijk te stillen, toch verzadigd door het reusachtige bloedbad, en vervolgens, toen niemand meer weerstand bood, sloegen ze aan het plunderen. Maar toen de brand zich al te ver uitbreidde, gaf de koning zijn onbuigzame houding op; uit medelijden beval hij zijn soldaten op te houden. Omdat hij hen slechts met moeite in toom kon houden en niet in staat was de brandlucht nog langer te verdragen, heeft hij zich naar een versterkt klooster begeven, dat de Gouden Kluis van Sint PieterGa naar voetnoot121 wordt genoemd. De burgers, amper weer op adem gekomen, volgden de koning en zij smeekten hem vurig om hun dronkenschap door de vingers te zien. Het werd hun vergeven, zij kregen genade. Maar genade verlenen is gemakkelijk, wanneer de straf groter is dan de schuld. Zo hebben zij die de strijd tegen Otto hoogmoedig had gemaakt, nu het boetekleed aangetrokken en zijn zo tot onderdanige smekelingen geworden. | |
[pagina 88]
| |
[41] Domita ergo Papia tota concutitur Italia ac indigenae omnes ad regem non invitati confluunt et per omnia praeceptis eius obediunt. Civitates etiam, ad quas rex nondum venerat, obsides ultro transmittunt fidemque debitam per sacramenta promittunt. His expletis rex in quendam locum, qui Pons Longus vocatur, venit; ibique Langobardorum innumerabilis multitudo accessit seseque ad obsequendum per omnia regiae maiestati subiecit. Ibi habito colloquio regnique dispositisGa naar voetnoota negotiis, amore sancti Ambrosii ductus Mediolanum divertit, cuiusGa naar voetnootb linguae libertatem et morum eximietatem amabat. Huius cęterorumque ibiGa naar voetnootc quiescentium intercessione implorata, in prata Pontis Longi revertitur ibique Langobardos, de repentino discessu eius conquerentes, festini reditusGa naar voetnootd promissione solaturGa naar voetnootd. Inde Grommo perveniensGa naar voetnoote pentecostenGa naar voetnootf sanctum pia animi devotione celebravit. IndeGa naar voetnootg discedenti TusciGa naar voetnootg ei occurrunt et manus per ordinem singuli reddunt.
[42] Post haec rex, iniuriam a Bulizlavo sibi illatam tenens mente repositam, repatriare festinat et per Montem Celerem in Alemaniam properat, sciens quia terra puerili subiecta regimini laxis persępe habenis utitur et ex proprii arbitrii tumultuaria diversitate per diversa pręcipitia rapitur. Iam enim dux Herimannus obierat et filius suus ducatui a rege substitutus erat, qui nimiae iuventutis adhuc nec semet ipsum regere sciebat. In loco igiturGa naar voetnooth qui Turegum dicitur rex colloquium tenuit omnesque pro pace tuenda, pro latrociniis non consentiendis a minimo usque ad maximum iurare compulit. Sic tota Alemania sub pacis quiete statuta, in Alsatiam venit et in Argentina civitate nativitatem sancti Ioannis celebravit. Pretereundum quiddam non extimo, quo audito intelligi potest multos posse periclitari pro uno. Nam in eadem civitate, dum in vigilia sancti Ioannis colloquium cum Alsatiensibus haberetGa naar voetnooti, domus, in qua ad legem et iustitiam faciendam sedebat, repente corruit unique presbytero, qui cum domina una anathematizata manere solitus erat, cruris ossa confregit. Ille solus obiit, alii nihil | |
[pagina 89]
| |
[41] De onderwerping van Pavia bracht geheel Italië in beroering en alle inwoners stroomden eigener beweging naar de koning en gehoorzaamden al zijn bevelen. Ook de steden waar de koning nog niet was geweest stuurden spontaan gijzelaars en beloofden onder ede de verschuldigde trouw. Hierna ging de koning naar PontelungoGa naar voetnoot122; daar is een ontelbare menigte Lombarden naar hem toegekomen en deze heeft onderdanig beloofd om de koninklijke majesteit in alle opzichten te gehoorzamen. Nadat op een daar gehouden hofdag de rijkszaken geregeld waren, bracht hij, uit liefde voor de heilige AmbrosiusGa naar voetnoot123, wiens vrijmoedige taal en voorbeeldige levenswandel hij beminde, een bezoek aan Milaan. Hij heeft diens voorspraak en die van de andere daar rustende heiligen afgesmeekt, en daarna is hij naar de vlakte van Pontelungo teruggekeerd; daar troostte hij de Lombarden, die weeklaagden over zijn plotselinge vertrek, met de belofte van een spoedige terugkeer. Vandaar ging hij naar CremaGa naar voetnoot124, waar hij vroom en toegewijd het heilig PinksterfeestGa naar voetnoot125 heeft gevierd. Op zijn tocht daarvandaan ontmoette hij de Toscanen en een voor een beloofden zij hem allen trouw.
[42] Hierna haastte de koning zich terug naar zijn land, aangezien het onrecht dat Boleslaw hem had aangedaan in zijn geheugen gegrift was; via MonticelliGa naar voetnoot126 spoedde hij zich naar Zwaben. Hij wist wel dat een gebied, dat door een onmondige jongen wordt geregeerd, heel vaak met losse teugel wordt geleid en door diens overijlde en tegenstrijdige beslissingen steeds langs afgronden wordt gevoerd. Hertog Herman was immers reeds gestorvenGa naar voetnoot127 en in diens plaats was zijn zoonGa naar voetnoot128 door de koning als hertog aangesteld; deze was echter nog te jong om zelfs maar zichzelf in de hand te kunnen houden. In Zürich heeft de koning een hofdag gehoudenGa naar voetnoot129 en hij heeft allen van hoog tot laag gedwongen te zweren de vrede te bewaren en zich niet in te laten met roverij. Toen zo in geheel Zwaben de rust van de landvrede was gebracht, is hij naar de Elzas gegaan en in de stad Straatsburg heeft hij Sint JansdagGa naar voetnoot130 gevierd. Ik meen dat ik niet moet nalaten iets te vertellen, bij het horen waarvan men kan begrijpen dat één man velen in gevaar kan brengen. Toen hij namelijk in die stad de dag vóór Sint Jan een hofdag met de Elzassers hield, is het huis, waarin hij zitting hield om recht te doen, plotseling ingestort; slechts bij een priester, die samenleefde met een geëxcommuniceerde vrouw, werden daarbij de botten van zijn been verbrijzeld. Alleen hij is gestorven, de anderen zijn met de schrik vrijgekomen; maar zijn | |
[pagina 90]
| |
preter timorem passi sunt; sed in illius interitu didicerunt, quod saepe per psalmistam audierunt:Ga naar voetnoot1 ‘Cum electo electus eris et cum perverso perverteris’Ga naar voetnoot1. Post haec rex Moguntiam venit ibique solito pietatis affectu apostolorum solennia celebriter peregit.
[43] Tunc per orientalem FranciamGa naar voetnoota transiens in Saxoniam festinat, cor suum indignationis pondere gravatum super Bulizlavum vindicta potenti relevare disponens. Indicitur Saxonibus, Bavariis, Francis orientalibus expeditio; in medio Augusto terminus datur promotionis, ut, frugibus inde percollectisGa naar voetnootb, abundantia comes exercitui esset. Mediante igitur Augusto Meresborg Saxonum fit congregatio. Rex autem nemini suorum familiarium fateri volebat, sive in Poloniam sive in Boemiam vellet, cognoscens Bulizlavi flexuosasGa naar voetnootc versutias, quibus per quosdam sibi occultosGa naar voetnootd amicos etiam secreta regia rescire solebat. Sed naves a Magdeborg usque Citizam congregare iubens, quasi in PoloniamGa naar voetnoote velit, transitum futurum simulat. Id omnibus sperantibus repente in Boemiam exercitum ducit, querens inprimis propria recipere, deinde pro vindicta aliena invadere, non tamen penitus aliena, quae regni sui pati iuga debebant.
[44] Interserere libet quiddam, quo audito datur intelligi, raro esse culpam, quam non sequatur vindicta, nisi praemunierit eam penitentia. Mortuo Bulizlavo seniore,Ga naar voetnootf scilicet BoemiensiGa naar voetnootf duce et istius Bulizlavi de quo nunc agitur avunculo, tres filii superstites ei remanserunt. Quorum primogenitus, Bulizlavus nomine, adepto post patrem ducatu, crudelius cępit vivere quam terra illa pati vel vellet vel posset. Indigenis igitur illum pro nimia crudelitate execrantibus, timere cepit, ne a fratrum suorum aliquo, Pragensibus id instigantibus, extruderetur. Ex mala ergo conscientia concepta suspitio instigavit eum ad scelus nefandissimum, perduxit etiam ad facinus execrandum. Nam fratrum suorum unum eunuchizavitGa naar voetnootg, alterum in thermis suffocare tentavit. At illi, unus eunuchus, alter semivivus, in | |
[pagina 91]
| |
dood heeft hun geleerd dat het waar was wat zij vaak van de psalmist hadden gehoord: ‘Jegens de reine toont Ge U rein, maar jegens de verkeerde een tegenstander’. Hierna is de koning naar Mainz gegaan en daar heeft hij in zoals altijd vrome gemoedsstemming het feest van de ApostelenGa naar voetnoot131 gevierd.
[43] Toen haastte hij zich door Oost-Frankenland naar Saksen, vastbesloten zijn hart, dat door verontwaardiging jegens Boleslaw was bezwaard, door een krachtige wraakoefening te verlichten. De Saksen, Beieren en Oostfranken werd een veldtocht aangezegd; de tijd van vertrek werd vastgesteld op midden augustus, opdat, na het binnenhalen van de oogst, overvloed het leger zou vergezellen. Midden augustus dus verzamelden de Saksen zich te Merseburg. De koning wilde echter niemand van zijn vertrouwelingen vertellen of hij naar Polen of naar Bohemen wilde gaan, omdat hij de sluwe listen van Boleslaw kende, waardoor deze, door toedoen van zekere vrienden - de koning wist niet wie dat waren - in de regel zelfs de geheime plannen van de koning te weten kwam. Maar hij gaf bevel de schepen uit Maagdenburg bij ZeitzGa naar voetnoot132 te verzamelen; hij wendde voor dat hij daar over zou steken, alsof hij naar Polen wilde. Terwijl allen dit verwachtten, voerde hij onverwachts zijn leger naar Bohemen, van plan om allereerst wat van hem was weer in bezit te nemen en voorts om zich uit wraak meester te maken van het gebied van een ander - niet helemaal van een ander echter, want het hoorde het juk van zijn heerschappij te dragen.
[44] Ik wil hier graag iets inlassen, bij het horen waarvan men kan begrijpen dat er zelden een misdaad is waarop niet de straf volgt, tenzij boetedoening die overbodig heeft gemaakt. Toen de oude BoleslawGa naar voetnoot133 stierf, de hertog dus van Bohemen en de oom van die Boleslaw van wie nu sprake isGa naar voetnoot134, liet hij drie zonen achter. De oudste van hen, BoleslawGa naar voetnoot135 genaamd, begon, toen hij het hertogelijk gezag van zijn vader had overgenomen, wreder op te treden dan dat land wilde en kon verdragen. Toen de bevolking hem dus vanwege zijn bovenmatige wreedheid vervloekte, beving hem de vrees dat hij door een van zijn broers, op aanstoken van de inwoners van Praag, zou worden verdreven. Wantrouwen, de vrucht van een kwaad geweten, heeft hem aangezet tot een goddeloze wandaad en tot een afschuwelijk misdrijf gebracht. Zijn ene broerGa naar voetnoot136 liet hij namelijk ontmannen, de andereGa naar voetnoot137 poogde hij in bad te laten wurgen. Maar de een ontmand, de ander halfdood, uitgesloten van het vaderlijk erfgoed, zijn zij naar Beieren gevlucht. | |
[pagina 92]
| |
Bavariam, a paterna hęreditate exclusi, fugerunt. Rex HeinricusGa naar voetnoota hac impietate commotusGa naar voetnootb Blademario, de quo iam diximus, ducatum Boemiensem dedit.
[45] Illo mortuo Bulizlavus, Bulizlavi filius, Bulizlavo, Meseconis filio, in societatem conspirationis adscito, ducatum contra regis voluntatem tenere tentabat. Inter illos igiturGa naar voetnootc duos Bulizlavos fit amicitia ficta, fit societas subdola. Sępe alter ab altero invitatur, sepe alterius sumptibus iocunde convivantur, latente tamen igni sub cinere. Tandem Bulizlavus, Meseconis filius, iocunditatem Pragae et amenitatem Boemię promissę praeponit amicitiae et ut, nepote suo qualibet ratione eiecto, tantae terrę principatu potiriGa naar voetnootd possit, fraudumGa naar voetnoote suarum intima scrutatur. Invitat eum ad convivia et diversaGa naar voetnootf ciborum praebetGa naar voetnootf genera, amara demum propinaturus pocula. Saciatum enim illum militibus suis commisit et, ut eductus excecaretur, oculorum nutibus ad similia edoctis innuit. Implentur impietatis iussa et committuntur iniquitatis opera. Sic, quiGa naar voetnootg fratrem eunuchizavit, a consanguineo acGa naar voetnooth socio suo seductus periitGa naar voetnooti, quique fratrem in consortio principatus parem habere noluit, per supplicium passionis factus est suppar et inutilior. Hoc igiturGa naar voetnootj excecato Bulizlavus, Meseconis filius, ut superius dixi, per fraudes flexuosas, per versutias sibi semper pedissequas, per promissiones infinitas, Pragam ac totam Boemiam invadit; ac dominio taliter adepto turgidus per loca regio exercitui pervia castella firmissima munit.
[46] Interea rex cum Saxonibus veniens per montem quendam, in quo iam Bulizlavus munitionem quandam ad contradicendum introitum firmaverat, pręmissis in nocte marchionibus, cum maxima difficultate in Boemiam intrat. Cuius introitum ut Boemienses senserunt, quidam pavore regiae praesentię exanimati, castellum unum cum semet ipsis regi reddiderunt. Illud ilico rex IarameriGa naar voetnootk eunucho, fratri cęci Bulizlavi, quem secum nativam in terram pro pietate reducebat, cum summa benevolentiaGa naar voetnootl concessit. Deinde iter suum protelando per terram illam progreditur, expectans Bavarios, quibus non idem qui et Saxonibus in Boemiam erat introitus. | |
[pagina 93]
| |
Koning Hendrik, geschokt door deze gewetenloosheid, heeft het hertogdom Bohemen in leen gegeven aan Blademarius, over wie wij reeds gesproken hebbenGa naar voetnoot138.
[45] Na diens dood poogde Boleslaw, de zoon van Boleslaw, in samenzwering met Boleslaw, de zoon van Mieszko, de hertogelijke macht tegen de wil van de koning uit te oefenen. Tussen deze twee Boleslaws ontstond zo een valse vriendschap, een verraderlijk bondgenootschap. Dikwijls nodigden zij elkaar over en weer uit, dikwijls tafelden ze genoeglijk samen op kosten van de gastheer, maar onder de as bleef het vuur smeulen. Tenslotte verkoos Boleslaw, de zoon van Mieszko, het aangename leven in Praag en de lieflijkheid van Bohemen boven de beloofde loyaliteit, en om zich, nadat hij zijn neef hoe dan ook had verjaagd, meester te kunnen maken van de heerschappij over een zo groot vorstendom, doorzocht hij de krochten van zijn valsheid. Hij nodigde hem voor een maaltijd en zette hem verschillende soorten spijzen voor, met de bedoeling hem uiteindelijk een bittere drank te laten drinken. Toen hij namelijk verzadigd was, vertrouwde hij hem toe aan de zorgen van zijn ridders en gaf hun - zij hadden dit soort werk goed geleerd - met de ogen een teken om hem naar buiten te brengen en blind te maken. Het goddeloos bevel werd opgevolgd en het zondig werk volvoerd. Zo is hij, die zijn broer heeft laten ontmannen, door zijn verwant en bondgenoot misleid, ten onder gegaan; hij die niet samen met een broer, als gelijken, het vorstendom wilde besturen, is, met blindheid gestraft, bijna diens gelijke geworden en nog nuttelozer. Nadat hij hem dus blind had gemaakt, maakte Boleslaw, de zoon van Mieszko, zoals ik al eerder heb gezegd, zich door listig bedrog, door zijn sluwheid die hem nooit in de steek liet en door onbeperkte beloften, meester van Praag en geheel Bohemen. Toen hij op die manier de heerschappij had verworven, bouwde hij in zijn hoogmoed zeer sterke burchten op de plaatsen waar het koninklijk leger langs zou kunnen trekkenGa naar voetnoot139.
[46] Intussen kwam de koning met de Saksen onder de grootste moeilijkheden aan in Bohemen; door 's nachts grenssoldaten vooruit te sturen kon hij een bergGa naar voetnoot140 passeren, waarop Boleslaw reeds een versterking had opgeworpen om Hendriks binnendringen te beletten. Zodra de Bohemers hadden bemerkt dat hij in het land was, heeft een groep, uitzinnig van angst door de aanwezigheid van de koning, een burchtGa naar voetnoot141 en ook zichzelf aan de koning overgegeven. Onmiddellijk heeft de koning die burcht, met de grootste welwillendheid, aan de ontmande Jaromir geschonken, de broer van de blinde Boleslaw, die hij uit medelijden naar diens geboorteland had meegenomen. Vervolgens trok hij, zijn veldtocht uitstellend, verder door dat land; hij wachtte op de Beieren, die via een andere route dan de Saksen Bohemen binnentrokken. | |
[pagina 94]
| |
[47] Sed cum illi adventum suum protraherent, rex ad quandam civitatem quę Satiza vocatur cum Saxonibus tantum pervenit. Cuius potentia visa cives non mediocriter turbantur et statim de pace querenda ac regis gratia impetranda meditantur. Portas ilico civitatis aperiunt et, conditione adipiscendae gratiae intersita, Polonos, quos Bulizlavus eis ad tuitionem eiusdem loei adiecerat, eitiuntGa naar voetnoota; et eiciendoGa naar voetnootb quosdam membrorum abscisione deturpant, quosdam ab locis altissimis pręcipitant, quosdam etiam interimunt, ut et iniurias ab eis sibi illatas ulciscantur et honori regio per omnia satisfaciant. TandemGa naar voetnootc huius crudelitatis fervor regis animum perculit et ad contradicendas eiusmodiGa naar voetnootd insanias insita pietas inclinavit. Iam vivi educuntur et regi representati in ecclesia. Post haec civitas tota se regi reddidit et qua debuit fidei promissione per sacramenta, per obsides obligavit. Interea fama volitat, Bulizlavum a Pragensibus conspirationis vinculo colligatis esse interemptum; et quamvis mendax, fideles tamen Bulizlavi exterritat. | |
[pagina 95]
| |
[47] Maar omdat hun komst op zich liet wachten, is de koning met de Saksen niet verder gekomen dan de stad Zateč. Toen zij zijn legermacht zagen, schrokken de burgers geweldig en onmiddellijk vatten zij het plan op om vrede te vragen en 's konings genade te verkrijgen. Terstond openden zij de poorten van de stad, en nadat de voorwaarde voor het verkrijgen van gratie was vastgesteld, hebben zij de Polen, die Boleslaw ter bescherming van die stad daar had gelegerd, verdreven; daarbij verminkten zij sommigen door hun ledematen af te hakken, anderen gooiden zij van grote hoogte naar beneden, weer anderen doodden ze, zowel om het onrecht te wreken dat zij hun aangedaan hadden, als ook om de koninklijke eer in alle opzichten genoegdoening te verschaffen. Uiteindelijk bracht hun tomeloze wreedheid de koning tot ontsteltenis en met de hem eigen barmhartigheid heeft hij besloten die furie te verbieden. De overlevenden werden weggevoerd en in de kerk voor de koning geleid. Hierna heeft de gehele stad zich aan de koning overgegeven en zij verbond zich, onder de verplichte belofte van trouw, door middel van eden en gijzelaars tot gehoorzaamheid. Intussen ging het gerucht dat Boleslaw door de inwoners van Praag, die zich in een samenzwering hadden verbonden, gedood was, en hoewel dit niet waar was, joeg het Boleslaws getrouwen toch schrik aan. |
|