Nederduitse en Latynse keurdigten(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op het zelfde Model van de Tooren-kerk. GEvaart'zoo ongeschikt als 't woeste Heir der Gotten, Waar van uw meester veel de Bouwkunst heeft ontleent; Hoe heeft dat woestend brein gezwoegt, gewurmt, gesteent; Eer hy dat log Gebouw, met hulp van drie paar Zotten, By brok aan brok, gelyk een misdragt, heeft gebaart. Gy zegt: Ik heb het Gots met 't Italjaans, gepaart: Maar Michiel lach 'er om. Wat moogt ge u onderwinden Het geen ge u niet verstaat: ey zeg doch Meester Klaas, Hoe komt gy Timmerman? hoe zyt gy Mets' laars Baas? Kont ge in uw Pleytzak ook de Roomse Bouwkonst vinden? Verkeerde Dedalus, wat maakt gy veel geschals? Gy zet een Paardenhoofd op eenen Menschen hals, Maar ach! dit zal gewis uw dwaasheên best getuigen, Als Buurt en Bouwkonst zelf uitschreeuwen: Arme Geest! [pagina 555] [p. 555] Denk om Apelles les: blyf, lapper, by uw leeft, Eer dat uw Kerk, als die van Dagon, spatte in duigen. L.B. Vorige Volgende