Nederlandsch Museum. Vierde Reeks. Jaargang 1(1891)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Schijn bedriegt. Op de helling van den heuvel Staat een woning lief en klein; Huist daar binnen niet de vrede Van 't geweten blij en rein? Eene linde spreidt haar loover Als bescherming op het dak En een wijngaard schut de gevels Liefelijk met blad en tak. 't Koperwerk der straatdeur glinstert, 't Raamgordijn is fijn en blank, Voor het venster blozen rozen Nevens leeljen rank en slank. [pagina 28] [p. 28] 't Muschje huppelt op den dorpel, Fladdert op de daklijst neer Om zijn gorgel te verfrisschen En begint zijn tjilpen weer. In de wereld zijn er lieden Met den lach op hun gezicht, Als er echter in hun harte Niets dan nijd en afgunst ligt. In die woning, klein en vriendlijk, Die men vredig, rustig gist, Huist voorzeker vree noch ruste: Enkel huist daar broedertwist. Vorige Volgende