Nederlandsch Museum. Derde Reeks. Jaargang 2
(1888)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| ||||
[Deel I]Onze taal in het middelbaar onderwijs.Op 22 November 1887 zond minister Devolder aan de studieprefekten der athenaea en aan de bestuurders der middelbare staatsscholen eenen omzendbrief, waarbij de nauwkeurige naleving onzer taalwet van 15en Juni 1883 ten strengste wordt aanbevolen. Dankbaar hebben de Vlamingen het verschijnen van dien omzendbrief begroet en verwachten er ook de beste uitslagen van. De klachten aangaande de onnauwkeurige uitvoering der wet hebben dus bij het hoogere bestuur weerklank gevonden en men is er bewust van de talrijke, gewoonlijk moedwillige, stelselmatig berekende, tekortkomingen, en wel in zulke mate, dat men het noodig geacht heeft op nieuw den bestuurder van ieder middelbaar onderwijsgesticht te waarschuwen. Maar hoeveel schuldige nalatigheden blijven niet onbekend, hoeveel maal daags wordt de wet niet in het genijp weggemoffeld zonder dat men er kennis van krijge? Welaan, onophoudend, onverpoosd een oog in 't zeil, alle misbruiken opgespoord, nauwkeurig aangeteekend, en dadelijk, aan wie het behoort, medegedeeld! Onder de vele redenen, die de plichtige leeraars gewoonlijk inroepen om te trachten hun gedrag eeniger mate te verschoonen, zijn er wel die ongetwijfeld verdienen dat | ||||
[pagina 6]
| ||||
wij er eenigszins bij stil houden, des te meer, daar zij op een hoofdgebrek onzer onderwijs-instellingen wijzen; hoofdgebrek dat volstrekt niet aan de aandacht der wakkere kampers is ontsnapt, maar wiens bestrijding, volgens ons, niet altijd met de noodige standvastigheid, de onontbeerlijke hardnekkigheid vervolgd wordt. ‘Wij kennen geen Vlaamsch genoeg,’ roepen de leeraars, die beweren de taalwet niet te zullen uitvoeren, of ‘de Vlaamsche teknieke uitdrukkingen zijn ons vreemd, daar wij ze in onze normale studien niet hebben aangeleerd,’ of ook nog ‘wij zijn Walen, dat men ons naar de athenoea onzer streek zende, de leeraars die wij er zouden vervangen, kunnen in het Vlaamsche gedeelte van het land, met het oog op de uitvoering der taalwet, zeer dienstig zijn!’ Ja, zoo is het, zij kennen de taal niet, men heeft ze hun nooit aangeleerd, of zij zijn Walen en verkeeren dus in de onmogelijkheid het Vlaamsch als voertaal van hun onderwijs te gebruiken! Daarmede hebben zich de Vlamingen maar te vrede te houden en - de wet blijft intusschen onuitgevoerd. Uitbreidingen aan het programma, nieuwe punten, theoriën, ontdekkingen enz. worden in het onderwijs ingevoerd: aanstonds haasten zich de leeraars, zelfs de ouderen, met het oog op verhooging of uit liefde voor het onderwijs, dat alles aan te leeren en het aan hunne leerlingen mede te deelen; maar zich eenige moeite getroosten om zich in het gebruiken der boerentaal te oefenen of enkel eenige Vlaamsche benamingen te kennen en alzoo tot de uitvoering van 's lands wetten mede te werken, dat niet! O neen, dat niet! Immers het mocht ongestraft gebeuren, en, wat geene straf medebrengt, dat blijft de kwâjongen maar voortdoen! Nu zijn er van hoogere hand nieuwe voorschriften gekomen, - als het maar niet bij voorschriften blijft! | ||||
[pagina 7]
| ||||
Een middel ligt den heer Minister voor de hand, een afdoend middel om, later ten minste, de nauwkeurige naleving der taalwet aan de leeraars op te dringen en de schuldigen te treffen. Dat middel zal hij vinden in artikel 6 der wet van 15en Juli 1883, dat als volgt luidt: ‘Er zal een normaal onderwijs ingericht worden, bijzonderlijk bestemd om leeraars te vormen, bekwaam om in het Nederlandsch te onderwijzen.’ Laat ons eens nagaan in hoeverre er gevolg is gegeven geworden aan die voorschriften die, sedert 15en Juli, bij wet, verplichtend zijn. Er bestaan twee middelbare normaalscholen voor jongens (te Nijvel en te Brugge) en twee voor meisjes (te Luik en te Brussel), eindelijk vier hoogere normale afdeelingen (2 te Luik en 2 te Gent). Alle die scholen moeten voorzien in het vormen van regenten en regentessen voor middelbare scholen en van leeraars voor athenaea; daar de leerlingen dier scholen de wet zullen hoeven uit te voeren, is het noodzakelijk dat wij de onderwijsstelsels eens nagaan. Middelbare Normaalschool voor regenten te Nijvel. Hier wordt heel het onderwijs uitsluitelijk in het Fransch gegeven, zelfs de leergangen van Germaansche talen. De leeraars, die er gevormd worden, zullen natuurlijkerwijze enkel geschikt zijn om in het Waalsche gedeelte van het land te gaan onderwijzen. Hierbij hoeft aangemerkt te worden dat de groote meerderheid der leerlingen Walen van geboorte zijn of ten minste hunne voorbereidende studien in Waalsche athenaea, colleges of lagere normaalscholen hebben gedaan. Zij volgen dus den natuurlijken gang der zaken: hun onderwijs is en blijft Fransch. Middelbare normaalschool voor regenten te Brugge. Om in één woord ons gedacht terug te geven, mogen wij ver- | ||||
[pagina 8]
| ||||
klaren dat in dit gesticht het gevolgde stelsel ons ten zeerste kan bevredigen. De helft van het getal vakken wordt er bij middel van het Fransch, de andere bij middel van het Nederlandsch onderwezen. De keus is doelmatig gedaan geworden en stelt de leerlingen volkomen in staat de beide talen voor alle vakken, als voertaal bij hun onderwijs, te gebruiken; daarbij geschieden nog de didactische oefeningen beurtelings, en voor ieder studievak, in de twee talen. Dit stelsel is, volgens men ons uit goede bron en ten stelligste verzekerd heeft, reeds sedert een viertal jaren in voege; het werd, naar luid van ministeriëele voorschriften, ingevoerd door den heer Genonceaux, alsdan bestuurder van het gesticht, nu in dezelfde hoedanigheid bij de Landbouwschool van Gembloers. Deze heer, ofschoon Waal van geboorte en van opvoeding, spreekt en schrijft onze taal zeer goed: dit bewijzen de talrijke Nederlandsche leerboekjes die hij heeft uitgegeven. Hij had persoonlijk ondervonden dat een Waal, als hij maar wil, Vlaamsch leeren kan en vond er dus ook geen bezwaar bij, ofschoon Waalsche leerlingen reeds in dien tijd de leergangen van Brugge volgden, de nieuwe voorschriften stipt na te leven. En dat hij wel gedaan heeft, bewijzen de bekomene uitslagenGa naar voetnoot(1). Op den Vlaamschen studentenlanddag | ||||
[pagina 9]
| ||||
van Brussel heeft een spreker verklaard dat men niet de minste tekortkoming in deze Middelbare Normaalschool had kunnen vaststellen en dat de huidige bestuurder, de heer de Ed. Geynst, het volle vertrouwen der Vlamingen waardig is en ook allen lof verdient. Deze lof is rechtvaardig, want trouw en stipt wordt, onder het bestuur van den heer De Geynst, de wet uitgevoerd! Voor het onderwijs in de middelbare normaalscholen voor regenten is dus, met het oog op onze taalrechten, gezorgd: Nijvel vormt leeraars voor de Waalsche en Brugge voor de Vlaamsche middelbare staatsscholen. Middelbare Normaalschool voor regentessen te Luik. Evenals in de Middelbare Normaalschool voor regenten te Nijvel, is hier alles Fransch, zelfs de leergangen der Germaansche talen. Dit zou ons, Vlamingen, onverschillig kunnen laten, mochten wij eene bevrediging vinden in het onderwijs van de Middelbare Normaalschool voor regentessen te Brussel, die, volgens men lang dacht, dienen moest om leeraressen voor de Meisjes-Middelbare scholen der Vlaamsche gewesten voor te bereiden. Doch neen, er is niet het minste onderscheid te bespeuren tusschen de verordeningen die deze zuster-onderwijsgestichten beheerschen. In datum van 19 December 1885, wees het Algemeen Bestuur van het Willems-fonds, bij verzoekschriftGa naar voetnoot(1) aan den heer Minister | ||||
[pagina 10]
| ||||
van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, op deze abnormaliteit en vroeg eene herinrichting in harmonie met de wet van 1883. Maar dit vertoog, evenals zooveel anderen van Vlaamschgezinden uitgaande, is in de scheurmand te recht gekomen: niet het minste gevolg is er aan gegeven geworden! De toestand voor het Meisjes-middelbare normaalonderricht is dus zeer slecht en van de leerlingen, die er zullen uitkomen, mogen wij anders niets dan vijandschap voor onze taalwet verwachten. ‘Wel is waar bestaat er in die twee Normaalscholen een zoogezegd Vlaamsch regiem, en zijn er nog onlangs eenige wijzigingen ingevoerd om er de studie onzer taal te versterken; doch de ondervinding heeft bewezen dat dit Vlaamsch regiem, waar de verschillende leergangen niettemin in het Fransch gegeven worden, geene regentessen kan vormen bekwaam om de wet van 15 Juni 1883 toe te passen. Daarbij verkeeren, uit den aard der zaak, de leerlingen die het Vlaamsch regiem kiezen, bij het ondergaan der examens, in eenen nadeeligen toestand tegenover hunne medeleerlingen van het Waalsch regiem. Het eenig middel om tot de uitvoering der taalwet in de middelbare gestichten voor meisjes te komen, bestaat dus in de inrichting, op Vlaamschen voet, van eene normaalschool voor regentessen. Dit wordt op de stelligste wijze bewezen door den heer Prinz (opzichter van het Middelbaar onderwijs) in zijn verslag aan den heer Minister van binnenlandsche zaken en openbaar onderwijsGa naar voetnoot(1). Nieuwe geldelijke offers | ||||
[pagina 11]
| ||||
worden overigens daartoe niet vereischt, aangezien er nu toch twee zulke normaalscholen bestaan, en die van Luik voor de Waalsche provincien voldoende zou zijnGa naar voetnoot(1).’ Maar de gezonde rede, vertoogen van belangstellenden, verslagen en raadgevingen van deskundigen kunnen nog niet volstaan om van het landbestuur die noodige hervormingen te bekomen. Men weigert voor het meisjesonderwijs wat men voor dat der jongens goed, zelfs noodzakelijk vond. O bestuurlijke logiek! Wellicht blijft er geen ander middel om in dien toestand te doen voorzien dan eene ondervraging in de Kamers. Edoch, om zulke ondervraging te doen, zijn er personen noodig die het staatsonderwijs zoowel als de Vlaamsche zaak genegen zijn, en die dan ook de noodige bezadigdheid hebben en den gepasten toon weten aan te slaan! Hoogere Normaalscholen. Luik, zooals wij hooger reeds zegden, heeft er twee: ééne voor de humaniora en ééne voor de Germaansche talen, geschiedenis en aardrijkskunde. Onnoodig te zeggen dat hier alles op Franschen leest is geschoeid en dat het gewaagd mag heeten te beweren dat de leerlingen aldaar gevormd, na hun eindexaam, volkomen | ||||
[pagina 12]
| ||||
in staat zouden verkeeren om hun onderwijs bij middel van het Nederlandsch te geven. Nu, daar zien wij ook weinig erg in voor de humaniora; doch voor de Duitsche en Engelsche talen is integendeel de zaak heel anders, want juist beiden behooren tot de vakken die volgens art. 2, alinea 2, der meergenoemde wet bij de Vlaamsche Athenaea in het Nederlandsch moeten onderwezen worden. Ook geschiedenis en aardrijkskunde zijn door latere ministeriëele onderrichtingen aangeduid voor het onderwijs bij middel van onze taal. Zeer geschikt voor het onderwijs dier vakken in de Waalsche streken zullen de jonge leeraars, van Luik herkomstig, misschien zijn, maar in het Vlaamschsprekende gedeelte zullen zij van rechtswege moeten vervangen worden door de leerlingen der Hoogere Vlaamsche normale afdeeling van Gent. Deze werd, als gevolg der gestemde wet, op 4en Februari 1884, door den heer bestuurder, Aug. Wagener, namens den heer Minister Van Humbeeck, ingesteld. Te dier gelegenheid hield de heer Wagener eene zeer prachtige rede, waarin hij de dringende noodzakelijkheid deed uitschijnen voor eenen leeraar van 't Middelbaar onderwijs, de beide landstalen genoeg machtig te zijn, om er alle welkdanige vakken in te kunnen onderwijzen. De geest dier school beantwoordt dan ook geheel aan den wensch van het belangstellende Vlaamsche volk, en eerlang zullen wij een viertal leerlingen er hun eindexaam zien afleggen. Ook aardrijkskunde en geschiedenis worden er onderwezen, evenals te Luik, zoodanig dat wij op gebied dezer twee wetenschappen, evenals voor de Germaansche talen, een gesticht bezitten, dat in Vlaanderen dezelfde diensten zal bewijzen als dat van Luik in de Waalsche gewesten. Nu blijft nog eene normaalschool, namelijk deze van wetenschappen gevoegd bij de faculteit der Hoogeschool van | ||||
[pagina 13]
| ||||
Gent. Hier, nog eens, is alles, alles Fransch. Geheel het onderwijs wordt er in die taal gegeven. De onze wordt er teenemaal buitengesloten in de leergangen, herhalingen en didactische lessen; ook mag men voorop verklaren dat alle de leerlingen, behalve misschien, alle vijf jaren, een paar dilettanti, het Nederlandsch hoegenaamd niet machtig zijn en volkomen onbekwaam om het als voertaal bij hun onderwijs te gebruiken. En toch zijn er altijd die ten zeerste wenschen Vlaamsch te leeren, en daartoe zich in Vlaamsche studenten-maatschappijen laten inschrijven, voordrachten gaan bijwonen, enz., om de gelegenheid te hebben, in zuiver Nederlandsch, over hunne vakken te hooren handelen. Maar dat volstaat toch bepaald niet om hun de noodige opleiding te geven en hen in staat te stellen de wet uit te voeren, wanneer zij in een of ander athenaeum zullen zijn geplaatst. De natuurlijke wetenschappen mogen inderdaad, volgens art. 4, in het Fransch, maar de teknieke woorden moeten in de beide talen onderwezen worden. Zal het billijk zijn later, meer dan nu, aan de leerlingen daar opgeleid hunne onkunde euvel te duiden en ze met straf te dreigen of te treffen, als men niet voorop maatregelen zal hebben durven nemen om zulks te beletten? De herinrichting der Hoogere Normaalschool voor Wetenschappen dringt zich dus als van zelf op. Sedert langen tijd reeds heeft het Algemeen Bestuur van het Willems-fonds zich om de zaak bekommerd, en van uit de studentenwereld zijn ook menigmaal stemmen opgegaan die deze hervorming vroegenGa naar voetnoot(1). Misschien zullen eenigen inbrengen dat de groote meerderheid der leerlingen, die thans de leer- | ||||
[pagina 14]
| ||||
gangen van dit gesticht volgen, uit Walen bestaat en dat daar eene groote moeilijkheid zich zal voordoen. Voor alle antwoord bepalen wij ons te zeggen dat die meerderheid eenvoudig toevallig, uiterst wisselvallig is en te wijzen op de prachtige uitslagen die men te Brugge sedert 1884 bekomen heeft en nog ieder jaar bekomt: dit schijnt ons afdoend. Anderen mochten opwerpen dat het onderwijzend personeel, om reden van oorsprong of opleiding, niet in staat verkeert om stante pede zijn onderwijs te veranderen, derwijze dat de leerlingen er toe geraken later de twee landstalen te gebruiken; maar wij vragen niet dat alle vakken op die normaalschool in het Nederlandsch onderwezen zouden worden, maar enkel een gedeelte. En daartoe is het personeel volkomen in staat, menigeen zijner leden heeft in verschillende omstandigheden de vuurproef doorgestaan en ten beste bewezen dat hij onze taal volkomen machtig en wel het minst ongenegen isGa naar voetnoot(1). Zoo vallen de twee redenen weg, die | ||||
[pagina 15]
| ||||
men tegen de herinrichting der hoogere normaalschool van wetenschappen, op Vlaamschen voet, zou kunnen inbrengen. Daarbij, wijl de jonge leeraars, bij ieder exaam, hunne kennis der beide talen zouden moeten bewijzen, zou men ze gerust in welkdanig atheneum van het geheele land kunnen plaatsen en in zekere mate helpen niet alleen tot de versmelting der beide rassen, maar ook tot hunne verbroedering. Ook om die reden zou het stichten eener nieuwe Normaalschool van Wetenschappen voor het Walenland niet noodig zijn, en de Waalsche bevolking zou daar heel en al vrede meê kunnen hebben, evenals wij geene Vlaamsche Normaalschool voor Humaniora vragen, in vervanging der uitsluitelijk Fransche van Luik. Vooraleer men nochtans daartoe zal gekomen zijn, vreezen wij dat nog veel water door de Schelde zal stroomen; zoo waar is het dat, in ons land, de noodigste, rechtvaardigste afbrekingen met den ouden slenter, langen, te langen tijd overdacht, verschoven, gewikt, gewogen en nog verschoven moeten worden, vooraleer men toch van gedachten en woorden tot daden durve overtegaan! Ook zouden wij, ten einde den gang der zaken niet te verhaasten, niet te brusqueeren(!), eenen overgangsmaatregel wenschen te zien invoeren, die verleden jaar door het Algemeen bestuur van het Willems-fonds, met het oog op het onderwijs der rechten, werd voorgesteldGa naar voetnoot(1). Wij bedoelen daarmede ‘eenen practischen leergang van Nederlandsche oefeningen, waar de leerlingen, onder de leiding en voorlichting van den leeraar, verschillende punten aan de Fransche leergangen ontleend, in de Nederlandsche taal zouden behandelen en alzoo de noodige | ||||
[pagina 16]
| ||||
vaardigheid in het gebruik dier taal zouden verkrijgen.’ Deze maatregel zou volstrekt niemand kunnen hinderen of afschrikken; zelfs, langzamerhand in de gewoonten doordringend, zou hij de gedeeltelijke vervlaamsching der Hoogere Normaalschool van Wetenschappen, misschien binnen betrekkelijk korten tijd, kunnen medebrengen. Voor eenige maanden heeft de wetgeving eene bepaling gestemd, waarbij ook de Doctors in wijsbegeerte en letteren, in natuurlijke wetenschappen of in wis- en natuurkunde mede kunnen geroepen worden eenen leeraarstoel in onze gestichten van middelbaar onderwijs te bekleeden. Uit den aard van het onderwijs zelve, dat zij genoten in voorbereiding tot het bekomen van hunnen titel, zijn zij onbekwaam de beide landstalen voor hun onderwijs te gebruiken. Het ware diensvolgens, ons dunkens, niet slecht dat men hun het volgen van dien practischen leergang, waarvan hooger sprake is, oplegde en, vóór ze in een atheneum te plaatsen, van hun een certificaat van bijwoning vereischte. Dan eerst zou men ze met volle vertrouwen het middelbaar onderwijs mogen inzenden en van hen de stipte uitvoering der taalwet verwachten. Wij leveren deze gedachten aan het onderzoek en beoordeeling van deskundigen over.
Om te sluiten zullen wij onze gedachten in vier punten samenvatten.
| ||||
[pagina 17]
| ||||
Dan zou België zich mogen verheugen in het bezit van normale gestichten, die zouden kunnen voorzien in alle de noodwendigheden van zijn middelbaar onderwijs, en die ook wel in zekere, misschien groote, mate zouden bijdragen om een einde te stellen aan den onnatuurlijken en onderhoorigen toestand, waarin een gedeelte zijner bevolking, tegenover het andere, verkeert. Mochten deze regelen in iets tot die uitkomst medewerken, wij zouden er ons zeer gelukkig om achten. Gent, 15n December 1887. X. |
|