Nederlandsch Museum. Tweede Reeks. Jaargang 4
(1887)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Letterkroniek.
| |
[pagina 141]
| |
of East LynneGa naar voetnoot(1), ontslapen, of te Nieder-Ingelheim bij Mainz stierf als balling Nederlands grootste denker, eigenaardigste prozaïst, Multatuli (E. Douwes Dekker), juist den dag (19 Februari) waarop datzelfde Nederland jubelend den 70sten verjaardag vierde van zijn koningGa naar voetnoot(2), die thans nog in dezelfde voorwaarden als toen Multatuli zijn Max Havelaar schreef, Keizer is van dat ‘prachtig rijk Insulinde, dat zich om den evenaar slingert als een gordel van smaragd.’ Verblijdender is het dat de talentvolle kunstenares K. Beersmans niet ophoudt jong te blijven voor de kunst en dat haar jubileum van 25 jaren tooneel niet een eindpaal, maar een merkpaal in haar loopbaan is. Van anderen, en wel bonten, d.i. treurigen en kluchtigen, dus humoristischen aard is een ander gebeurtenis, de stichting namelijk van de koninklijke Vlaamsche Academie van Taal- en Letterkunde, die den 10 October 1886 te Gent plechtig werd geopend. De partijdigheid der benoemingen en kiezingen maakte de instelling tot een uitdaging tegenover het liberaal flamingantismus; de bekrompenheid dier aanwervingen heeft tot gevolg dat de instelling zonder gezag is, zelfs tegenover de politieke partij, waartoe hare meerderheid behoort. Sedert meer dan vijf maanden aan 't werk, heeft de Academie nog niets geleverd, tenzij de lijst van zes prijsvragen, die de verwachting niet hebben te leur gesteld van degenen, die het volle besef hebben van hare politieke en wetenschappelijke waarde. Overgaande tot de opsomming der letterproducten, denken | |
[pagina 142]
| |
we in de eerste plaats aan de ‘vervolgwerken.’ De Catalogus van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden door Dr Petit (niet in den handel) is reeds in zijn tweede deel: hij is een onontbeerlijke bron voor inlichtingen over Nederlandsche bibliographie. De 2de uitgave van de Geïllustreerde Encyclopoedie van Winkler Prins heeft het bijna tot het einde van het 13de deel gebracht. Onze Hedendaagsche Letterkundigen door Dr J. ten Brink zijn gekomen aan de 21ste aflevering, de Romantische Werken van Dr J. ten Brink aan het laatste, die van Van Lennep aan het 6de, die van Mevr. Courtmans aan het 12de deel. De Werken van den Ouden Heer Smits, uitgegeven door zijn vriend Mulder, zijn aan de 20ste aflevering, en van Professor Burgersdijk's meesterlijke Vertaling van Shakespeare hebben we reeds de deelen 1 à 6, 8 en 10; er ontbreken er maar vier meer. Ook gaan de Geschiedenis der Nederlanders op Java door M.L.V. Deventer en Naumann's Geïllustreerde Muziekgeschiedenis, bewerkt door J.C. Boers, goed vooruit. Hetzelfde kan men niet zeggen van Gröbers's Grundriss der Romanischen Philologie. Dit standaardwerk, waarvan, volgens de beloften van het prospectus, nu reeds vier afleveringen van de zes hadden moeten uitgekomen zijn, is slechts aan de tweede geraakt; wij weten wel dat het moeielijke van de onderneming die vertraging kan verontschuldigen, maar ook het begrijpelijk ongeduld der studeerenden vraagt voldoening. ‘A propos’ van Romaansche Philologie, willen we hier ook vermelden L'enseignement de la Philologie Romane à Paris et en Allemagne (1883-86). Rapport à M. le Ministre de l'Intérieur et de l'Instruction publique par M. Wilmotte, professeur à l'École Normale des Humanités (Bruxelles: Polleunis). Dit geestdriftig verslag toont hoeveel we nog | |
[pagina 143]
| |
bij den vreemde voor sommige vakken te leeren hebben, en doet ons te meer betreuren, niet alleen dat van zoovele onontbeerlijke onderwijsvakken geen spoor in ons Hooger Onderwijs te ontdekken is, maar dat niet meer toekomstige leeraars na hunne universiteitsstudiën naar den vreemde gezonden worden: sedert vijftien jaar hebben slechts twee leerlingen van de Ecole Normale des Humanités reisbeurzen gekregen, en daarbij was niet één leeraar van levende talen! In de bellettrie zijn aangekondigd Noord en Zuid door P. De Mont (Maatschappij Elzevier, Rotterdam), Aquarellen en Etsen van Hélène Swarth (Hoste, Gent), Langs Naakte Dreven door Is. Albert (ibid.) en Gedachten door K. Van de Putte. Maar die drie maanden gaven ons ook iets anders dan beloften. In de tooneelletterkunde kregen wij De Schoonmoeder van A. Hendricx, de reeds zoo hoog geprezen Parisina van F. Gittens en van P. De Mont zijn eersteling in dit vak Zanna (verschenen in het Leeskabinet). Het Davids-Fonds gaf uit Bloemen en Bladeren door Hilda Ram en The Song of Hiawatha van Longfellow, vertaald door G. Gezelle niet in 't Nederlandsch, noch in 't Westvlaamsch, maar in de schrijftaal van den vertaler. Bij den uitgever Hoste verschenen Gelukkig door G. Segers en Grauw en Blauw, poëzie van Pol Anri, en bij J. Vuylsteke Nieuw Licht door Henri Désiré, alsook een tweede uitgave van zijn eigen Gedichten. In het noorden zagen het licht van Fiore della Neve (M. Van Loghem) Mijne Rust naar Carmen Sylva (te Sneek bij Pijtersen), van M. Coens (W.L. Penning) Schakeering (te Haarlem bij Gosler), van Hélène Swarth Kindersprookjes (te Groningen bij Wolters) en van C. van Rees Varia Novellen als nr 166 van de Guldens-Editie ('s Hage, Ewings), terwijl bij A. van Kalveren te Amsterdam een vrije, naar het Fransch bewerkte vertaling uitkwam van | |
[pagina 144]
| |
Monroe's Engelschen roman: Clarisse of het leven eener blanke slavin in de negentiende eeuw. Gedeeltelijk tot de bellettrie behoort de aangekondigde uitgave van de Werken van K. van Mander door L. Plettinck. In Frankrijk is de massa bellettristische werken steeds onafzienbaar. Ook denken we er niet eens aan om met een opsomming, al was het maar een begin te maken. Wij willen alleen wijzen op de uitgave van de Aventures merveilleuses de Fortunatus, avec une préface par Henry Fouquier et 120 dessins dans le texte par E. de Beaumont (Paris: librairie des bibliophiles), - en verder op een eigenaardige, katholieke onderneming, eene Nouvelle Bibliothèque Populaire, bestaande uit deeltjes van 32 blz. aan 10 centiemen, en tot doel hebbende de meesterwerken te geven van alle letterkunden, zoo niet in hun geheel, dan toch in hunne hoofdtrekken. Een gebeurtenis op het gebied der taalwetenschap is het verschijnen van het 1ste deel van de Grundriss der vergleichenden Grammatik der Indogermanischen Sprachen door K. Brügmann (te Straatsburg bij Trübner), bevattende de klankleer. Brügmann was sedert lang als de geschikste aangeduid om ons een stelselmatige uiteenzetting te geven van de moderne taalwetenschap, zooals ze geworden is na de richting ingegaan te zijn, waarheen de Junggrammatiker haar hebben gebracht. Terwijl Sievers ons een tweede uitgave bezorgde van zijn degelijke Angelsächsische Grammatik, schonk ons Braune de eerste goede Oudhoogduitsche spraakleer, een meesterstuk van spraakleer eener Oudgermaansche taal (beide in de Sammlung kurzer Grammatiken Altgermanischer Dialecte). Tegenover die werken, welke de linguistiek slechts eer aandoen, stellen wij het boekje van Ledain: La linguistique vulgarisée, dat alleen zou behooren wat geestiger te zijn om | |
[pagina 145]
| |
als een mystificatie te kunnen aangezien worden. Maar de Latijnsche spraakleer van HavetGa naar voetnoot(1) is daar om te toonen dat ook de ernstige taalwetenschap in Frankrijk gehuldigd wordt; echter zal de eigenaardige methode van het boek niet alle opvoedkundigen voldoen. De onvermoeibare Dr Van Helten heeft, daar hij zijn Middelnederlandsche Spraakleer afwerkte, een uitgave voorbereid van Reinaert den Vos, onlangs in de Bibliotheek van Middelnederlandsche Letterkunde verschenen. De jongste uitkomsten der tekstcritiek zijn er in benuttigd en de voorrede heeft zich ten doel gesteld, te bepalen wat deelen aan de Fransche ‘branche’ ontleend werden. Een ander uitgave van een Nederlandsen klassiek werk is die van Vondels Jozef in Dothan door A.M. Verstraeten S.J., om zoo te zeggen in 't dubbel verschenen, eerst onder den titel van Studiën over Vondel en zijn Jozef in Dothan en nadien als Jozef in Dothan van Vondel, taal- en letterkundig verklaard. De heer Verstraeten is een kenner en bewonderaar van Vondel; zijne uitgaven hebben vele verdiensten, en zijn des te meer welkom daar gepaste aanteekeningen en studiën voor onze klassieken ontbreken. Am. Joos, leeraar aan de bisschoppelijke Normaalschool van St Niklaas, heeft zijn Schatten uit de Volkstaal laten drukken. Voor eenige maanden waren er reeds twee hoofdstukken van verschenen. Het boek is opwekkend, omdat het niet alleen beter laat oordeelen over schatten die verzameld zijn dan over degene die verspreid liggen, maar ook laat vermoeden wat er nog na te lezen is. Van het Nederlandsch-Fransch Woordenboek van Van de Velde, Sleeckx en Dodd is een tweede uitgave begonnen, en | |
[pagina 146]
| |
van de Bo's meesterlijk Westvlaamsch Idioticon, is er eene aangekondigd, die de eerste nog in bruikbaarheid moet overtreffen, maar die bij gebrek aan inschrijvers schijnt te zullen achter wege blijven, evenals de ontworpen uitgave door J. Samyn van De Bo's Kruidwoordenboek. De beroemde Phonetiker Dr Victor, hoogleeraar te Marbach, heeft ook het genoegen, een tweede uitgave van zijn Elemente der Phonetik te mogen voorbereiden. Dit werk is een physiologische studie der Duitsche, Engelsche en Fransche spraakklanken, aan alle leeraars van levende talen onontbeerlijk. De lettergeschiedenis is met een merkwaardig werk verrijkt, zooals wij er nog geen in België mochten zien verschijnen. Hoogleeraar J. Stecher, wiens leven als geleerde aan Luik behoort, maar die door geboorte en opvoeding een Vlaming, en dan nog wel een Gentenaar is, heeft de vruchten van jaren studeeren en verzamelen aan den dag gebracht, en ons onder den titel van Histoire des Lettres Néerlandaises en Belgique een lettergeschiedenis gegeven, die in eigenaardigheid voor die van Joncbloet niet moet onderdoen. Prof. Stecher verheerlijkte met zijn gemoedelijke geleerdheid gedurende jaren den leerstoel van Nederlandsche lettergeschiedenis te Luik. Dit herinnert ons dat niet een der Hoogleeraars van Nederlandsche taal in de Vlaamsche Academie geroepen werd, tenzij juist de professor van Nederlandsche letterkunde der Katholieke Hoogeschool van Leuven. Max Ortner heeft te Weenen bij C. Konegen uitgegeven: Die Nibelungen, d.i. een poging tot oplossing der Nibelungenfrage of der vraag over den oorsprong en de samenstelling van het vermaarde epos. Ook in het gebied der lettergeschiedenis behoort het Biograpisch Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandsche | |
[pagina 147]
| |
Letterkunde, waarvan de tweede uitgave voorbereid wordt. Het is niet noodig den lof te spreken van dit degelijk en nuttig werk. De aanhaling van dit boek diene ons tevens als overgang tot de eigenlijke geschiedenis. Hier hebben we te vermelden de Courte Histoire de Napoléon I, par J.R. Seeley, traduit de l'anglais par J.B. Baille. Seeley is zeker thans de beste geschiedschrijver van Engeland. Bedoeld boek is niets dan de vertaling van het artikel Napoleon uit de Encyclopedia Britannica. Van meer gewicht voor ons is het boek van prof. Seresia: Kerk en Staat onder de Frankische koningen der XVIe eeuw, uitgave van het Willems-Fonds. Met dit werk heeft de geleerde schrijver en het volkslievend genootschap, dat het uitgaf, een dienst bewezen aan de ware geschiedenis, aan de gezonde rechtsgeleerdheid en aan de vrije gedachte. Voor de Folklore, een wetenschap in Engeland gedoopt, in Duitschland gevoedsterd, is thans Frankrijk vooral werkzaam. Bij Henninger te Heilbronn, ofschoon van Franschen oorsprong, verscheen het IIIde deel der Κρυπταδια, een verzameling van vertelsels, spreekwoorden, enz. tot de Folklore betrekkelijk, die zooals de titel laat verstaan, voor het groote publiek verdoken moet blijven. Middelerwijl gaf H. Gaidoz bij Picard te Parijs uit La Rage et St Hubert, met vele inlichtingen over de heiligen en hunne relikwien als wonderdoctors. De sociale, philosophische en theologische wetenschappen hebben eigenaardige voortbrengsels aan te wijzen.La France Juive devant l'Opinion van Drumont en Le Monde des Prisons van den almoezenier G. Moreau: twee werken die veel opgang gemaakt hebben, en toch niemands goedkeuring onvoorwaardelijk verdienden. Introduction à l'histoire générale des religions is de titel van een boek van graaf Goblet | |
[pagina 148]
| |
d'Alviella, dat een kort begrip moet zijn van het eerste deel van zijn leergang van vergelijkende geschiedenis der godsdiensten op de Hoogeschool van Brussel. Het is een boek dat veel geprezen en veel aangevallen zal worden en reeds werd. Op het gebied der paedagogische wetenschappen wordt steeds veel geschreven. Een boek, zooals er sedert lang geen uitkwam, is N. Gillet's De l'Amélioration des études littéraires en Belgique. De heer Gillet, ofschoon men met al zijn gedachten niet kan instemmen, heeft daar een werk verricht van gezond verstand en van moed. Alleen, hij is wel naïef als hij, gelijk men op het einde van zijn boek tusschen de lijnen lezen kan, hoopt dat men hem van zijn loffelijk streven rekening zal houden: de bestuurlijke slenter zal het hem anders wijsmaken. Hij heeft vergeten dat de leeraars daar zijn, niet om aan het Bestuur raad te geven en nog min om het te beknibbelen, maar om slaafs ten uitvoer te brengen wat het voorschrijft. De kunstliteratuur is steeds vruchtbaar, en de werken op het gebied der krijgskunst waren deesmaal zeer talrijk, gezien de nieuwe waarschijnlijkheid van een botsing tusschen eenige personaliteiten, die zich inbeelden Duitschland en Frankrijk te zijn. Maar beide reeksen van schriften vallen buiten onze bevoegdheid en buiten ons bestek. Wij zullen dus onze kroniek besluiten, en wel met hetgeen waarmeè ze had moeten beginnen: de tijdschriften en de almanakken. Onder deze laatsten hebben we vooral opgemerkt de studenten-almanakken van Groningen, Utrecht, Amsterdam, en van de 't Zal-wel-ganers te Gent. Voor eenige maanden heeft Dr. M. Koch de uitgave aangevangen van een Zeitschrift für vergleichende Literatur- | |
[pagina 149]
| |
geschichte. Het doel van dit tijdschrift blijkt nog niet duidelijk: het schijnt echter zich vooral te willen bezig houden met vergelijkende Folklore. De vereeniging der Belgische leeraars van levende talen heeft haar orgaan gesticht: L'Enseignement des langues modernes. Wij hopen dat dit blad niet zal voortgaan met het voorbeeld van de Fédération des professeurs te volgen en zich te veel met de kwestien van jaarwedden en pensioenen op te houden. Een leeraarskorps, dat zijne stoffelijke belangen verdedigt, zal alleen dan aangehoord worden, als het met doorslaande bewijzen van zijn intellectuëele en paedagogische degelijkheid een ieders ontzag zal afgedwongen hebben. Onder den titel van Sociaal Weekblad komt sedert 1en Januari 1.1. te Haarlem een blad uit, ‘aan de bespreking van maatschappelijke belangen gewijd.’ ‘Allerwege, - zegt het, - openbaart zich in die kringen, waar met handenarbeid het veelal schamele brood wordt verdiend, de ernstige wil om een grooter aandeel te veroveren in de stoffelijke en geestelijke vruchten der beschaving;’ en de redactie heeft ‘de overtuiging dat het huidige geslacht met rusteloozen ijver heeft te werken’ aan ‘de verbetering van den stoffelijken toestand van de groote meerderheid des volks, aan de verhooging van haar geestelijk en zedelijk peil.’ De hoofdopsteller is M.A. Kerdijk, en onder de medewerkers tellen we M.J. Buijs, M.B. Pekelharing en M.H. Quack. Het blad is alleszins merkwaardig; ook is het een teeken, zeggen we maar, een gunstig teeken des tijds. 20 Maart 1887. V. |
|