Nederlandsch Museum. Jaargang 2(1875)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 242] [p. 242] De saaibol. Zij zaten getweên in de kamer, Zij waren zoo schoon en zoo jong: Voor hen scheen het leven een lustbosch, Waarin het gevogelte zong- Hij sprak haar van droomen der liefde, Hoe niets meer dan 't huwlijk ontbrak, En schilderde een toekomst zoo heilrijk: Zij bloosde als de kriek op den tak. Hij stamelde duizenden dingen En legde zijn harteken bloot; Zij breide met bevende vingren.... De saaibol die viel van haar' schoot. Te pas! want hij doolde in zijn woorden En zeî wat hij zelf niet verstond. In haast hief hij zich van zijn' zetel, En raapte den bol van den grond. Er heerschte eene stilte in de kamer, Zoo diep dat geen vlieg werd gehoord.... Dan wond hij zorgvuldig de saai op, En deed het al lachende voort. Hij wond, maar hij wond veel te verre: Zijn handen die raakten haar hand, Zijn voorhoofd ontmoette haar voorhoofd, Zijn lip - stak haar lippen in brand! [pagina 243] [p. 243] Onschuldige, lieflijke streken, De toevlucht van bruigom en bruid, In tijden vol zaligen hartstocht, Waar alles met kussen besluit. Wat is toch een saaibol in 't leven? Daar bracht hij de vreugde ten top: Zij liet hem nog menigmaal vallen, Hij wond hem nog menigmaal op. A.d.S. Vorige Volgende