De natuur in afbeeldingen
(ca. 1860-1870)–Anoniem De natuur in afbeeldingen – Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
De lente.Daar is de lieve Lente weer,
Met al haar vreugd en zegen!
Nu is 't als had geheel natuur,
't Bestaan opnieuw gekregen.
| |
[pagina 2]
| |
De zomer.Het albezielend zonnevuur,
In dit saizoen zeer toegenomen,
Doet bloem en plant en loof en ooft,
In volle pracht te voorschijn komen.
| |
[pagina 3]
| |
De herfst.Nu strooit natuur met milde hand,
Haar kostbre gaven allerwegen,
En wat in 't voorjaar is geplant,
Wordt nu den mensch ten rijken zegen
| |
[pagina 4]
| |
De winter.Al is de winter bar en guur,
Toch heeft hij zijn aantrek'lijkheden
Gezeten bij het koestrend vuur,
Smaakt men den zoetsten zielevreden.
| |
[pagina 5]
| |
De morgen.De zon is in het gloeijend Oost,
Nog nauwlijks aan de kim verschenen,
Of 't landvolk snelt met schop en spa,
En welgemoed naar d'akker henen.
| |
[pagina 6]
| |
De middag.Reeds sloeg de klok het middaguur,
De gasten zijn ten disch gezeten,
De beker gaat reeds lustig rond;
Daar komt de kok aan met het eten.
| |
[pagina 7]
| |
De avond.De zon dook in het Westen neer,
De dagtaak is ten eind geloopen,
En wie haar heeft met lust volbracht,
Mag op 't genot der ruste hopen.
| |
[pagina 8]
| |
De nacht.Het uur der stille rust is daar,
Nu spreidt de nacht zijn vale vlerken,
En noodigt ieder mensch en dier,
Tot rust en slaap na vlijtig werken.
|
|