| |
| |
| |
Pleitbezorger of criticus van het katholicisme?
Jan-Willem Brouwers en Emile Seipgens uit het negentiende-eeuwse Roermond
Laten wij oprecht zijn en voor onze overtuiging uitkomen op het gebied der letterkunde, op het gebied der bouw- en beeld- en schilderkunst, evenzeer als op het heden brandende gebied der maatschappij en der politiek. Wij moeten het recht van anderen, wie en waar zij ook zijn, als ons eigen recht eerbiedigen; maar wij moeten ook ons recht niet laten varen, wij moeten het handhaven (zonder toe te geven in de hedendaagsche kwestie), wij moeten het verdedigen pedibus et unguibus, het vasthouden met hand en tand, altijd toch den misleider van den verleider onderscheidende. Het Christendom is niet een masker, dat men aflegt en dan aantrekt, een kleed, dat hier past en daar niet: neen, neen, vandaag en morgen en altijd moeten wij getrouwe en dappere volgelingen van Christus en zijne Kerk zijn; hier en elders en overal moeten wij denken en spreken en handelen als mannen van overtuiging en moed.’
Deze tekst uit 1864 werd geschreven en op krachtige wijze uitgedragen door pastoor Jan-Willem Brouwers die in zijn tijd een beroemd redenaar was. Het fragment illustreert niet alleen de strijdbare opstelling van Jan-Willem Brouwers, maar ook de verandering van de opvatting over het katholicisme die in deze tijd plaatsvond.
In de tweede helft van de 19e eeuw probeerden de katholieken in Limburg aansluiting te vinden bij de rest van (protestant) Nederland. Dit als logisch gevolg van het ontstaan van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, want voor de eenwording voelden de katholieken zich meer verbonden met Vlamingen. Ze werden door de Hollanders al vanaf de 16e eeuw met de nek aangekeken, doordat ze werden gezien als tegenstanders van de nationale vrijheid en men hen verweet dat ze zich teveel geïdentificeerd hadden met de Spaanse overheersers.
Toen Nederland verenigd werd en de Duitse en Franse invloeden verminderden, wilden de katholieken laten zien dat ook zij goede staatsburgers waren met een vaderlandslievende instelling. De katholieken wilden tonen dat ze een bijdrage konden leveren aan het culturele en maatschappelijke leven in Nederland, zij wilden als katholieken én als Nederlanders geaccepteerd worden.
Het merendeel van de katholieke bevolking woonde in de provincies Brabant en Limburg en het is dan ook niet vreemd dat de emancipatie van de katholieke bevolking vooral impulsen kreeg uit deze delen van Nederland.
| |
| |
Jan Willem Brouwers
| |
Limburgse Letterkunde
De Limburgse letterkunde van de tweede helft van de negentiende eeuw had een sterk katholiek karakter en heeft een aardig steentje bijgedragen aan de emancipatie van de katholieken. Het verkondigen en verdedigen van de eigen levensovertuiging en een grote aanhankelijkheid jegens het kerkelijk gezag zijn vaste thema's in de literatuur uit deze dagen.
De in Margraten geboren Jan-Willem Brouwers, is zo iemand die zich geestdriftig en op velerlei wijze sterk maakte voor de zaak van de katholieke bewustwording.
‘Hij snelde het land door van de eene zijde naar de andere, om kerkelijk-politieke manifestaties te presideeren, redevoeringen te houden in alle denkbare Roomsche vereenigingen, en links en rechts aan feestdischen te toasten, busten van den Paus met guirlanden te omhangen en liederen voor optochten te dichten.’
(Lodewijk van Deyssel, in de biografie van zijn vader Alberdingk Thijm, over pastoor Brouwers.)
Brouwers volgde het gymnasium te Rolduc en het groot-seminarie te Roermond, nadat hij zijn aspiraties om in het leger te gaan had opgegeven. In 1854 werd hij tot priester gewijd en in datzelfde jaar als leraar aangesteld. Peter Nissen, docent kerkgeschiedenis aan de universiteit voor theologie en
| |
| |
pastoraat in Heerlen en auteur van De akkoorden van het gemoed. Het literaire leven in Roermond in de negentiende eeuw, over de ogenschijnlijk nogal tegengestelde keuze van Brouwers tussen het leger en de kerk:‘Ik kijk daar inderdaad met enige bevreemding naar, maar dat zal wel met zijn karakter te maken hebben. Brouwers had een heel expansief karakter, hij wilde zijn ideeën uitdragen. Heel vaak was hij als initiatiefnemer bij allerlei activiteiten in de katholieke gemeenschap betrokken en als het dan liep, liet hij het aan anderen over. Hij maakte voortdurend plannen en ik denk dat hij zichzelf als een soort veldheer aan het hoofd van de troepen zag. Strijdlustig zijn en je niets aantrekken van tegenslagen, dat zijn dingen die je je bij een militair voorstelt maar die je ook in het priesterleven van Brouwers terugvindt.’
Als een groot strijder voor de emancipatie van het katholieke geloof, verkondigde Brouwers overal, desnoods ongevraagd, zijn mening. Op verschillende plekken in Europa hield hij gloedvolle redevoeringen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Zijn toespraak tegen de herdenking van de slag bij Heiligerlee is waarschijnlijk de bekendste, maar ook hield hij redevoeringen over bijvoorbeeld Machiavelli, Darwin en Spinoza. Pastoor Brouwers riep zijn geloofsgenoten op hun minderwaardigheidsgevoel van zich af te schudden. Katholieken moesten van nu af aan eerlijk voor hun geloofsovertuiging uitkomen en laten zien dat ze goede staatsburgers konden zijn, zodat ze het vertrouwen van de Nederlandse samenleving herwonnen.
| |
Vondel
Vondel was een katholiek kunstenaar die tweehonderd jaar eerder al een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse cultuur had geleverd. Volgens pastoor Brouwers was deze dichter hèt grote voorbeeld voor de katholieken. Vondel verenigde alles in zich wat hij van belang achtte voor de katholieken; Vondel was bekeerd tot het katholicisme en stak zijn geloofsovertuiging niet onder stoelen of banken, daarbij was hij een loyaal staatsburger. Maar ook, en dit was cruciaal voor Brouwers, schreef hij zijn teksten in het Nederlands. Het werk van Vondel had er in belangrijke mate toe bijgedragen dat het Nederlands als taal en uitdrukkingsmiddel serieus werd genomen.
Ter ere van Vondel schreef pastoor Brouwers in 1861 een dichtbundel Joost van den Vondel. Dichtwerk met Levensbeschrijvende, Karakterschetsende en Letterkundige Aanteekeningen, met daarin de volgende strofen:
Toegereikt met broederhand,
Vondel's toonbeeld voorgehangen
Hoe men leev’ voor God en land.
Vrienden, die de Kunst vergaarde,
Volgen wij, voor wet en God
Vondel's strijdbanier; hij paarde
Staat en recht aan 't Kerkgebod!
| |
| |
Peter Nissen:‘Het Nederlands was voor Brouwers een heilige zaak. Hij vond dat juist mensen in het zuiden zich goed moesten oefenen in het gebruik van de taal. Het gebruik van het Nederlands gold als bewijs van loyaliteit jegens de staat der Nederlanden. De herwaardering van het Nederlands had ook te maken met de hang naar de Middeleeuwen, die in de romantiek ontstond. In de Middeleeuwen was het Dietsch de landstaal. Gedurende de Romantiek verlangden de katholieken naar een herstel van de christelijke beschaving van de middeleeuwen. De middeleeuwse samenleving werd toen sterk geïdealiseerd en geromantiseerd, omdat men het idee had dat toen cultuur, politiek, economie, en welvaart nauw verbonden waren met het christelijk geloof. In de 17e en de 18e eeuw had het katholicisme die plaats verloren. De strijd voor emancipatie van de katholieken komt voort uit het verlangen het katholicisme in ere te herstellen en daarbij keken de katholieken naar de periode van vòòr de reformatie en de opstand tegen Spanje.’
Om Vondel te eren organiseerde Jan-Willem Brouwers, samen met Alber-dingk Thijm en Pierre Cuypers (het beroemde ‘Roomse ABC’-drietal) ‘Neerlands Eerste Vondelfeest’.
Bij de commissie van plaatselijke literatuurliefhebbers die het Roermondse Vondelfeest voorbereidde was ook Emile Seipgens betrokken, een vroegere leerling van Jan-Willem Brouwers. Seipgens publiceerde rond deze tijd zijn eerste gedichten en zou later enige opmerkelijke novellen schrijven waarin hij zich kritisch uitlaat over het katholicisme en zijn aanhangers.
In 1863 verliet Brouwers Roermond om redacteur te worden van het katholieke dagblad De Tijd. Het is aannemelijk dat mgr. Judocus Smits hem naar Amsterdam had gehaald om de rede die Brouwers hield bij de eerste Vondelherdenking. In die rede, die als een intentieverklaring voor de emancipatoire katholieke letterkunde beschouwd mag worden, beschuldigt Brouwers de katholieken van het gemis aan moed om de eigen geloofsovertuiging uit te dragen. De dag- en weekbladen die in handen waren van de katholieken waren in die tijd de belangrijkste middelen om het katholieke geloof in Nederland te promoten. Ze konden een groot emancipator als Jan-Willem Brouwers daarbij goed gebruiken.
Hoewel Brouwers de verbondenheid in de katholieke gemeenschap belangrijk vond, had hij in zijn Amsterdamse tijd veel contacten met niet-katholieken. Peter Nissen:‘Ik denk dat Brouwers onder katholieken weinig mensen vond waarmee hij op niveau kon diskussiëren en waarmee hij zijn culturele en artistieke belangstelling kon delen. Het klinkt misschien laatdunkend maar er was een zekere culturele achterlijkheid bij de katholieken en voor de intellectuelen onder hen was het een verademing om met niet-katholieken over literatuur, geschiedenis en kunst te spreken.
Brouwers erkende de pluriformiteit van de Nederlandse cultuur en wilde laten zien dat katholieken daar aan bij konden dragen.
| |
Bovenkerk
Merkwaardig is dat Brouwers na zijn Amsterdamse tijd, waarin hij midden in het culturele leven stond, ineens pastoor wordt in Bovenkerk, een klein
| |
| |
plaatsje in de buurt van Amstelveen. Of Brouwers dat zelf als een degradatie heeft beschouwd is niet bekend. Hij blijft door Europa reizen om daar zijn redevoeringen te houden. Brouwers had de reputatie dat hij zeer weinig op de pastorie in Bovenkerk was. Koster Bon, aan wiens goede zorgen de kerk de afgelopen veertig jaar is toevertrouwd weet daarover een anecdote te vertellen:‘Op een keer kwam de Bisschop bij Brouwers om zijn jaarlijkse visite af te leggen. Pastoor Brouwers die altijd weg was kwam aansnellen met een koets, rende het kerkplein over om nog net op tijd de Bisschop te kunnen ontvangen.’
Naast het houden van redevoeringen spant Brouwers zich in Bovenkerk met succes in voor de bouw van een kerk. Als Brouwers toestemming krijgt van de Bisschop laat hij zijn vriend, de grote negentiende eeuwse architect Cuypers( bouwmeester van o.a. het Rijksmuseum te Amsterdam), een kerk in neo-gotische stijl bouwen: de Urbanuskerk. De kerk die nu een monument is, staat aan de rand van het natuurgebied de Amstelveense Poel en vormt een harmonieus onderdeel van het landschap.
In de kerk hangt een schilderij van de schilder Potharst waarop een gezaghebbende Brouwers staat afgebeeld: Brouwers in zwarte soutane waakt als een herder over het roomse volk.
Ook is er een gedenksteen te vinden met het opschrift: ‘Op het 50ste jaargetij van Jan-Willem Brouwers, pastoor stichter van dezer kerk, voorbeeldig priester, emancipator der katholieken, gloedvol redenaar minnaar der schoonheid vurig vaderlander.’
Tegenwoordig is de naam van Jan-Willem Brouwers in de vergetelheid geraakt. Van zijn vurige redes zijn niets dan levenloze geschriften overgebleven. Bij zijn overlijden echter was hij een beroemd en geliefd man en vele in memoria's getuigen daarvan.
Ondanks het uitvoerige eerbetoon in zijn tijd, en al het werk dat pastoor Brouwers voor de gemeenschap zou hebben gedaan, is zijn naam ons niet meer bekend. Toen in 1967 aan Amsterdammers gevraagd werd wie die Jan- Willem Brouwers van dat plein toch was, wist niemand het juiste antwoord te geven.
Brouwers was een van de eerste emancipatoren van het katholieke geloof en stond zonder enig voorbehoud achter zijn geloof en vaderland. De generaties katholieken na hem werden kritischer. Zij hoefden niet meer te strijden voor een emancipatie, maar namen de vrijheid geloof en vaderland te bekritiseren.
| |
Emile Seipgens
Een van de eerste Limburgse schrijvers die zo'n kritische houding durft aan te nemen tegenover het katholicisme en de kerk, is Emile Seipgens.
Emile Seipgens, geboren in 1837, had net als Jan-Willem Brouwers op het seminarie te Rolduc gezeten. Na vier jaar zette hij zijn studie aan het Bisschoppelijk college van Roermond voort waar Jan-Willem Brouwers collegeleraar was. Het is heel goed denkbaar dat Seipgens verlangen om een
| |
| |
universitaire studie letteren te volgen onder invloed van de, in cultuur geïnteresseerde, Brouwers werd aangewakkerd. Seipgens ouders zagen echter niets in een universitaire studie.
Emile Seipgens
Peter Nissen: ‘Seipgens’ ouders waren bang dat hun zoon in een situatie van moreel verval terecht zou komen en te los van het ouderlijk milieu zou raken. Hij gaat dan ook na zijn middelbare school op een notariskantoor werken en later zal hij zich wijden aan de brouwerij van zijn vader. Seipgens voldoet aan het burgerlijke verwachtingspatroon van zijn ouders en in 1860 trouwt hij en krijgt vier kinderen.’
| |
| |
De belangstelling van Emile Seipgens voor de literatuur is echter al die tijd onmiskenbaar aanwezig. Als er in Roermond iets gebeurt op het gebied van de literatuur is Seipgens steeds van de partij. Hij maakt deel uit van het letterkundig gezelschap ‘de witte Lelie’, en publiceert in een bundel van dit genootschap zijn eerste gedichten (1858).Ook was hij lid van de ‘Société Dramatique litéraire de Ruremonde’, waarvoor hij in 1864 de Opera Bouffe Schinderhannes schreef, die in Limburg nog steeds wordt opgevoerd. Schinderhanness is een soort Faustfiguur die zijn ziel verkoopt om in het bezit te komen van de door hem beminde Florenske.
In 1871 schrijft Emile Seipgens voor den Dramatiek het stuk Eine Franse Kreegsgevangene, waarin hij op zachtaardige toon de francofilie van zijn tijd (1870-1871) hekelt. Een derde dialectstuk dat Emile Seipgens voor de societeit schreef was een komedie De letste schlaag of vrije verkiezingen in Limburg. De komedie vertelt het verhaal van politieke kuiperijen rond een opengevallen zetel in de Roermondse gemeenteraad. Twee opvoeringen van dit toneelstuk werden door de katholieke Maas-en Roerbode en door het Venloosch Weekblad doodgezwegen. De liberale Volksvriend plaatste daarentegen een lovende recensie:‘Geheel uit het werkelijke leven gegrepen, geeft De letste schlaag een waar beeld van de verkiezingen zooals die, helaas!, al te dikwijls in ons Limburg plaats hebben’.Met dit laatste toneelstuk van Seipgens in het Roer-monds dialect had hij de politieke gemoederen flink in beweging gebracht. Men stelde het niet op prijs dat de vuile was werd buitengehangen.
Niet alleen de politieke besluitvorming moet het bij Seipgens ontgelden maar ook de geestelijkheid. In zijn stuk De Komedianten geeft hij de clerus er van langs omdat deze bezwaar had tegen het toneelspelen, met name het feit dat mannen vrouwenrollen speelden. De geestelijken vonden dat een ongeoorloofde vorm van travestie en Emile Seipgens wenst met deze benauwende opvattingen af te rekenen. De kritische stellingname van Seipgens maakte hem in Limburg tot een weinig geliefd persoon.
Over Seipgens’ Rooie Hannes, een toneelspel in vijf bedrijven, schreef een anonieme briefschrijver:‘Ziedaar, lezers, hoe deze Limburger de zeden en gebruiken onzer bevolking schetst en op het tooneel brengt. Bah!’ Ook uit het volgende voorbeeld blijkt dat Seipgens kritische zin niet gewaardeerd werd. ‘Kunt gij zeggen, lezer, dat pater Allard overdrijft, wanneer hij den heer Seipgens beschuldigt, zich te bezondigen door het “leveren van caricaturen van zijn geboorteland en ze rond te venten onder zijne hoogere burgeren?” Neen!’
Dat Emile Seipgens’ ambitie om letteren te studeren in al die Roermondse jaren niet was verdwenen blijkt uit het feit dat hij op 37-jarige leeftijd alsnog naat Göttingen vertrekt, waar hij Duitse taal-en letterkunde gaat studeren. Wanneer hij naar Nederland terugkeert, wordt hij eerst leraar Duits in Tiel, later in Zutphen en Leiden.
| |
Novellen
Rooie Hannes was Seipgens laatste toneelstuk. Na zijn vertrek uit Roermond schrijft hij vooral korte verhalen en novellen die hij meestal wel in Limburg
| |
| |
situeert. Een terugkerend thema in de novellen is de spanning tussen de celibataire priesterroeping en de liefde voor een vrouw. Zijn novellen gaan over tragische gebeurtenissen, die worden bepaald door het noodlot. Deze literaire benadering van de werkelijkheid toont zijn affiniteit met het naturalisme, dat door Seipgens Leidse vriend professor Jan ten Brink in Nederland was geïntroduceerd.
Peter Nissen:‘De naturalisten hadden een voorliefde voor pathologische gevallen, voor mensen die met zichzelf overhoop lagen en in een crisis verkeerden. Hun streven was te ontleden hoe die situatie bij die mensen ontstaan was en ze kenden daarbij een grote rol toe aan het noodlot. Het ging niet zozeer over wat mensen elkaar of zichzelf aandeden maar wat hen overkwam. En een van de dingen die ook een priester kon overkomen, was een verliefdheid.’
Zijn debuut als schrijver van novellen maakte Emile Seipgens in het weekblad Eigen Haard met een feuilleton. De kapelaan van Bardelo werd daar in vijf bedrijven gepubliceerd.
Deze novelle vertelt het verhaal van de door zijn ouders voor het priesterschap voorbestemde Peter Grubbeler, die voor en ná zijn priesterwijding met geloofstwijfels blijft zitten. Uiteindelijk worden deze twijfels zo hevig dat hij op zijn sterfbed de laatste sacramenten weigert. Als dit de dorpelingen ter ore komt, ontaardt de begrafenis van de afvallige priester bijna in een lynchpartij. De Kapelaan van Bardelo werd door de kerkelijke leiding in Limburg als een bedreiging ervaren. Een dergelijk treurig priesterlot moest in het gesloten katholicisme van de 19e eeuw verzwegen worden.
De door de bisschoppelijke curie geredigeerde Maas-en Roerbode meldde dat men met het abonnement op Eigen Haard waarin Seipgens novelle verscheen, een gevaar in huis haalde. De recensent van de Tijd schreef over De Kapelaan van Bardelo in 1881:‘Het bedoelde verhaal is nog aanstotelijker en afschuwelijker dan andere soortgelijke opstellen van deze anti-katholieke schrijver.’ Seipgens ging voortaan door het leven als een anti-katholiek schrijver.
Het volgende fragment uit De Kapelaan van Bardelo (p.51) getuigt hier bijvoorbeeld van:
‘.....Welnu, meneer pastoor,’ hernam Peter met de grootste kalmte en eenvoudigheid, ‘dan heb ik op aarde niets meer te doen dan de dood gelaten af te wachten. Ik wens niet te biechten, noch de sacramenten te ontvangen. Ik geloof noch aan de Kerk, noch aan haar dogma's. Ik heb geveinsd te geloven, om geen ergernis te geven, doch op mijn sterfbed wil ik oprecht zijn. Ik geloof alleen aan een Opperwezen, met wie ik zelf zal afrekenen.......’
In zijn novelle ]ean, die Seipgens publiceerde in De Gids in 1889, is ook het anti-clericale aspect sterk aanwezig. Net als in De Kapelaan van Bardelo, gaat het in Jean over een priesterroeping die verloren gaat, ditmaal door verleiding en zinnelust.
| |
| |
| |
Generaties
Seipgens is wel eens omschreven als een afvallige met ‘een clericaal complex.’ Belangstelling voor de katholieke geestelijkheid heeft hij namelijk altijd gehouden, hoe kritisch en afwijzend hij ook was. Hij zou getypeerd kunnen worden als een ‘anticlericale clericalist’. En wreekte op soms erg verbitterde wijze zijn teleurstelling in de kerk.
Twee generaties uit het Limburgse literaire leven. Bij de eerste, Jan-Willem Brouwers, was het als pastoor nog zaak te strijden voor de emancipatie van de katholieken. Hoewel hij met handen en voeten gebonden was aan het instituut kerk, was hij wel zo vrijdenkend om ook met mensen die een andere geloofsovertuiging hadden om te gaan. Bij Emile Seipgens, was het katholicisme al in die mate geëmancipeerd dat er vanuit een liberaal oogpunt kritiek op uitgeoefend kon worden. Seipgens moest daarvoor echter wel afstand doen van zijn katholieke geboortegrond Roermond en zijn lidmaatschap van de kerk.
|
|