| |
| |
| |
[Nummer 3]
‘Eind vorig jaar schoot de Pasdaran onschuldige mensen dood om vervolgens de gebruikte kogels te laten vergoeden door de nabestaanden. Maar Nederlandse journalisten willen zoiets niet publiceren.’
| |
Iran Schrijven onder Khomeiny
Soms kan ik er niet van slapen. Terrorisme is overal, maar toch ben ik niet bang voor mezelf. Maar ik vrees wel dat achtergebleven familie en vrienden misschien onder druk worden gezet om iets meer te weten te komen over mij.’
Saïd Mahfouzei, een Iraanse journalist en publicist, in een flat met een typisch Hollands uitzicht: water en weilanden. In Iran bezat hij een villa die uitkeek over zee, aan de overzijde prachtige bergen. In 1985 werd het voor hem, als politiek activist, echter levensgevaarlijk daar te blijven. Met vrouw en twee kinderen ontvluchtte hij zijn geboortegrond.
| |
Sjah
Saïd Mahfouzei mag dan uiteindelijk de wijk genomen hebben voor het regime-Khomeiny, zijn strijd tegen de censuur begon al tijdens het bewind van de sjah. ‘Ik heb elf jaar gewerkt voor de wekelijkse culturele bijlage van Keyhan, de grootste krant in Iran. Omdat ongeveer 70% van onze bevolking analfabeet is, heeft een dagblad relatief weinig lezers. Niettemin was het een zeer moeilijke tijd voor journalisten die over politiek schreven, maar ook op cultureel gebied moest je op je hoede zijn. De censuur van de sjah was werkelijk belachelijk. In totaal ben ik dertien maal gearresteerd en kreeg ik tweemaal gevangenisstraf, eerst een jaar, toen zes maanden. Die eerste celstraf was het resultaat van een kritiek die ik over een jeugdboek had geschreven. Het bleek namelijk - ik wist dat niet - dat de krant een lijst bezat met namen van auteurs over wie beslist niet gepubliceerd mocht worden, omdat ze tegen het regime zouden zijn. Het ging niet zozeer om politieke activisten, maar om auteurs die tussen de regels door zouden laten blijken oog te hebben voor de treurige situatie van de bevolking. Die bewuste jeugdboekenschrijver zelf, Gholmhossein Sa'edi, heeft overigens drie jaar vastgezeten. In '81 is hij naar Parijs gevlucht, vier jaar later overleed hij daar als balling. Een andere kinderboekenschrijver die op dat lijstje voorkwam, is jong gestorven, en mag in Iran nog altijd niet worden uitgegeven. Een heel goede dichter, Saïd Soltanpour, is op grond van een valse aanklacht geëxecuteerd.
| |
| |
Tekening: Kambiz Deram Bakhsh
Soms werd ik ook gearresteerd als ik een bepaald woord had gebruikt. Zo sprak ik in een recensie eens over een geitje dat uit een tuin was ontsnapt. Volgens de fantasieën van de geheime politie van de sjah kon ‘geitje’ symbool zijn voor ‘guerrilla’. Vooral voor dichters waren dit soort waanideeën funest. ‘Duisternis’ en ‘nacht’ mochten niet, maar ook ‘dag’ en ‘licht’ waren verdacht, omdat ze naar de toekomst zouden kunnen verwijzen.
Ook werd ik eens 48 uur ondervraagd nadat ik een grapje had gemaakt.
De censuur van de sjah betrof echter niet alleen de schrijvende pers, maar alle mensen die in bezit waren van verboden literatuur. Als je een boek van Maxim Gorki had, kreeg je drie jaar gevangenisstraf. Op het werk van
| |
| |
Che Guevara en Fidel Castro stond de doodstraf. Toch bezat ik zelf veel buitenlandse literatuur, via geheime kanalen het land binnengesmokkeld en meestal vertaald door activisten en studenten in Engeland, Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten. Als lid van een verboden organisatie leerde ik hoe je zeer professioneel boeken kon verbergen. Dus niet gewoon in de muur of in de kussens van het bankstel.’
| |
Revolutie
Aanvankelijk stond vrijwel de gehele bevolking - dus ook vele kunstenaars - positief tegenover de islamitische revolutie die de sjah zou verdrijven. De eerste maanden werd die hoop op betere tijden alleen maar versterkt. In het PEN-kwartaal van augustus '87 beschreef Mahfouzei die ongekende opleving als volgt:
‘Gelijktijdig met de ondergang van de shah-dictatuur in februari 1979, teweeggebracht door het heldhaftige optreden van het Iraanse volk, werden alle gevangen schrijvers en kunstenaars vrijgelaten. De verspreiding van vrije gedachten, in welke vorm dan ook, kreeg een nieuw leven door de explosieve toename van de activiteiten van de drukkerijen. De oplagen van boeken werden verhoogd tot 5000, tot 20.000, en zelfs tot 100.000 exemplaren. De reactie van het lezende publiek was verbazingwekkend. Veel verboden kranten en tijdschriften hervatten hun werk. En daarnaast verschenen er nog verscheidene nieuwe uitgaven. De door “zijne majesteit” geoorloofde kranten konden nu zonder enige vorm van censuur verschijnen. Ook het toneel kreeg een nieuwe impuls, en er werden veel stukken opgevoerd, die door het publiek enthousiast werden ontvangen.
Ook de Iraanse muziek kon weer zonder enige vorm van manipulatie of misbruik haar natuurlijke band met het volk tot stand brengen. Kortom, de kunst en ook de kunstenaars waren uit hun ketenen bevrijd. Er ontstond weer contact tussen de verschillende groepen.’
Saïd Mahfouzei publiceerde in die periode zijn tweede verhalenbundel - de eerste was onder de sjah vernietigd- in 5000 exemplaren. Ze waren spoedig uitverkocht, maar een herdruk zou er nooit komen, want Khomeiny en de mullahs (islamitische geestelijken) lieten al gauw hun ware gezicht zien. In augustus '79 hebben zij de revolutie van het volk gestolen. Alle illusies gingen in rook op. De ayatollah wenste als absoluut leider door niemand tegengesproken te worden. Volgens Khomeiny is het volk geboren om te volgen (shi'iet betekent volgzame). En om het volk achter zich te krijgen, schreef hij een leugenachtig referendum uit met als vraag: een islamitische staat, ja of nee? Daar 90% van de bevolking moslim is, lag het antwoord voor de hand, maar niemand wist wat dat werkelijk betekende. Geen mens had ooit Khomeiny's boek over de islamitische republiek gelezen, want dat was
| |
| |
onder de sjah verboden lectuur geweest
Opnieuw kregen journalisten, kunstenaars en uitgevers het zwaar te verduren, want Khomeiny zag in dat zij door hun natuurlijke band met het volk zijn shi'itische leidersrol in gevaar brachten. Mahfouzei:
‘Kantoren van kranten werden aangevallen, de medewerkers gearresteerd. Niet alleen redacteuren en journalisten, maar ook drukkers werden op straat gegooid. Boekhandels gingen in vlammen op als er verboden boeken op de planken stonden. Niet voldoende islamitische literatuur in de etalage of geen poster van Khomeiny voor het raam, kon al aanleiding zijn om een molotov-coctail te werpen, want dan werd je ingedeeld bij de atheïsten of communisten. In Shiraz is een zoontje van een uitgever tussen de boeken verbrand.
De ca. 300 drukkerijen in Teheran werden elke dag gecontroleerd, terwijl het toch al onmogelijk was op goed geluk met een manuscript naar een uitgever te stappen. Eerst diende je daarvoor schriftelijke toestemming bij het Ministerie te krijgen. Niettemin onderzocht de politie alles grondig en vernietigde soms een boek, ondanks de eerder verkregen ministeriële goedkeuring. Iedereen hanteerde zijn eigen wet. Voor eenzelfde ‘misdaad’ kreeg je bij de ene rechtbank de doodstraf en bij de andere een maand gevangenisstraf.
De censuur gold echter niet alleen kunst en literatuur, maar het gehele leven. Het was verboden een traditioneel feest te vieren, een nieuwjaarsfeest, een verjaardag.’
Executie van Koerdische rebellen
(Foto: Amnesty International)
| |
| |
| |
Timmerman
Saïd Mahfouzei besloot, na zijn ontslag bij het dagblad, Iran niet te verlaten. Hij besefte dat hij zich over de grens machteloos en leeg zou voelen, omdat hij niet zonder contact met zijn eigen volk kon leven. Met een vals identiteitsbewijs trok hij vanuit Teheran naar een kleinere plaats in het noorden. Hij vond een baan als timmerman in een fabriekje. Later ging hij ook als ‘ingenieur Saïd’ door het leven.
‘Dokter of ingenieur zijn in Iran, is safe. Dat zijn meestal mensen die zich niet met politiek inlaten. Zo kon ik het best verzet bieden tegen het regime. We gaven ondergrondse kranten uit, vergaderden in het geheim. Ik bezat een grote collectie boeken over kunst, literatuur en politiek. Maar elke dag opnieuw liep ik het risico gepakt te worden. In het noorden zijn twee dichtbevolkte provincies, om de vijf kilometer is er wel een stad met 300.000 inwoners of meer. En bij het binnenkomen of verlaten van zo'n stad werd je iedere keer gecontroleerd. Vier keer per dag moest ik mijn vervalste papieren tonen en doorzochten de wachtposten mijn auto. Voortdurend moest ik op mijn hoede zijn. Voordat ik van mijn werk naar huis reed, informeerde ik altijd eerst telefonisch of de kust wel veilig was. Op een dag was dat niet zo:de Pasdaran (geheime politie) zat op me te wachten. Toen heb ik verschillende vrienden gebeld en die antwoordden allemaal: “we hebben je al een jaar geleden gezegd dat je het land uit moet. Het is levensgevaarlijk te blijven. Ga in ieder geval niet meer naar huis.” Met behulp van een bevriende huisarts heb ik mijn vrouw en kinderen naar Teheran laten vluchten. Ikzelf ben daar ook heengegaan en vier dagen later zaten we in Turkije.’
Mahfouzei vermoedt dat zijn ware identiteit aan het licht kwam doordat acht maanden eerder een auto in beslag werd genomen, die vroeger aan hem had toebehoord. Het verboden drukwerk in de wagen in combinatie met het chassisnummer heeft de politie waarschijnlijk op zijn spoor gezet. Mahfouzei hoorde een jaar later alleen dat ze de 65-jarige tuinman van de villa hebben verhoord, terwijl de goede man van niets wist: ‘Ik heb hem een briefje geschreven dat het me speet, dat er geen keuze was.’
Het gezin Mahfouzei belandde in Istanbul, maar kon daar niet blijven. ‘Werken was onmogelijk, terwijl we leefden in een “goedkoop” hotel dat duurder was dan het Hilton. We moesten de hele dag formulieren laten zien en omkopen. Uiteindelijk reisden we naar Nederland. Ook dat was geen keus, het was gewoon het goedkoopst. Parijs kostte 2000 dollar, Zweden 2500 en Nederland maar 1000.’
| |
Ballingschap
‘Al mag je zo'n tweede leven in het paradijs leiden, het blijft een leven in ballingschap’, reageert Mahfouzei als hem naar zijn mening over ons land wordt gevraagd. Verder is hem opgevallen dat de discriminatie, vooral bij jongeren, erg toeneemt. ‘Laatst kreeg ik in de trein zomaar een stomp van een jongen, die ook nog “klootzak” tegen me snauwde.’
| |
| |
In het doodlopende
of je over liefde hebt gesproken
Wat een vreemde tijd mijn liefste
We moeten de liefde in de kelder verbergen
In dit doodlopende doolhof van kou
met het verbrande lied en poëzie
neem geen risico door te denken
Wat een vreemde tijd mijn liefste
Wie 's nachts op de deur klopt
komt om de lantaarn te doden
We moeten het licht in de kelder verbergen
Nu staan de beulen gereed
Wat een vreemde tijd mijn liefste
En ze opereren de glimlach op je lippen
We moeten de lust in de kelder verbergen
op vuur van lelie en jasmijn
Wat een vreemde tijd mijn liefste
De dronken zegevierende duivel
zit aan de tafel van ons rouwmaal
We moeten God in de kelder verbergen.
A. Shamlu
(vertaling Suzanne Paskamp en Saïd Mahfouzei)
| |
| |
De twee dochtertjes van Mahfouzei moesten er vooral aan wennen dat er in Nederland geen oorlog is. In het begin waren ze doodsbang voor bijvoorbeeld politieauto's en ambulances met sirenes, het luchtalarm op de eerste maandag van de maand en helicopters. Ze konden niet geloven dat er hier echt vrede en vrijheid is.
Contact met familie en vrienden in Iran loopt via gesmokkelde brieven. Ook luxe-artikelen en kleding moeten het land illegaal binnengebracht worden. Mahfouzei: Onlangs is een nieuwe wet gepubliceerd met een algeheel verbod op import en export. Zelfs arme studenten, die wetenschappelijke publikaties nodig hebben voor hun studie, zijn daardoor aangewezen op de zwarte markt, want het is onmogelijk om via de banken buitenlands geld te kopen. In het illegale circuit is een gulden tegenwoordig 450 reaals in plaats van de officiële 30 waard.’
| |
Executies
Ondanks die moeilijke manier van communiceren is Saïd Mahfouzei zeer goed op de hoogte van de gebeurtenissen in Iran. Zo zijn hem vele details bekend van de geweldige massamoord die in het laatste kwart van 1988 heeft plaatsgevonden. Meer dan 5000 mensen werden zonder enige vorm van proces geëxecuteerd. Hij is bijvoorbeeld in het bezit van een brief van een Iraniër die schrijft dat een bevriend echtpaar is onthoofd. De lijken - zonder hoofd - zijn teruggeven aan de familie met de mededeling ze niet op de gewone begraafplaats te begraven, maar ergens buiten het dorp. Afgelegen, zonder steen, zonder naam. Ook vernam hij dat de Pasdaran mensen dood schoot om vervolgens de gebruikte kogels te laten vergoeden door de nabestaanden. Ouders die op bezoek gingen bij hun kinderen in de gevangenis, kregen alleen hun kleren nog te zien. Veel lijken werden onmiddellijk verbrand, zodat de sporen van vreselijke martelingen ongezien zouden blijven.
Mahfouzei: ‘Het zijn echt niet alleen atheïsten die geliquideerd worden. Natuurlijk moeten leden van linkse en communistische groeperingen, zoals de Todeh-partij of Fedaijan, het ontgelden, maar de Mojahedin, een actieve moslimorganisatie, net zo goed. Tot nog toe vonden al 20.000 leden van de Mojahedin, in leeftijd variërend vanaf 14 jaar, de dood. Twee jaar geleden hebben ze een boek uitgegeven met de namen van 10.000 slachtoffers. Kort geleden heb ik in Duitsland een omvangrijk werk gezien van een linkse beweging: op elke pagina de personalia van een dode. Volgens de laatste berichten zijn er vier leden van het Centraal Comité van de Rah-è-kargar uit de weg geruimd.’
Merkwaardig is dat aan die recente gruwelijkheden nauwelijks of geen aandacht is besteed in de Nederlandse pers. Mahfouzei vindt de Nederlandse journalisten - ten onrechte - véél te voorzichtig.
‘Als wij Iraniërs aan Nederlandse journalisten doorgeven dat er een slachting is geweest, willen zij officiële bewijzen hebben. Bij een land als Iran
| |
| |
kún je dat simpelweg niet verlangen. Je kunt moeilijk van Khomeiny eisen dat hij openlijk toegeeft dat hij zonder aanleidng een bloedbad heeft aangericht. Om de informatie die ik zorgvuldig had verzameld nog verder te onderbouwen heeft Amnesty International in november en december hardnekkig geprobeerd namen boven water te krijgen, maar ook dat was de pers niet voldoende. Ook heb ik verteld dat de rouwkleding, gedragen door moeders, zusters en broers, bijvoorbeeld een bewijs kan zijn. Pas toen de Iraanse president zelf in een toespraak toegaf dat er atheïsten geëxecuteerd waren, verschenen er korte berichtjes in NRC Handelsblad en De Volkskrant. En niks meer. Ik heb geen vertrouwen in de Nederlandse journalisten. Natuurlijk moet je altijd proberen te verifiëren. Ik was er zelf als journalist altijd op gebrand goede en juiste berichten te verspreiden, maar hier wordt overdreven. Ze onderwerpen me als het ware aan een verhoor, om vervolgens niets te schrijven wegens gebrek aan bewijs.’
(Foto: Amnesty International)
| |
Boycot?
Dit jaar zal minister Van den Broek van Buitenlandse Zaken waarschijnlijk een bezoek brengen aan Iran. ‘Op 10 december van het vorig jaar sprak hij in de stadsschouwburg van Utrecht nog over mensenrechten, terwijl op 8 december een delegatie Iraanse olieverkopers ontvangen was, die een contract tekenden met Texaco én met de Nederlandse regering. Dat is gewoon handel! Bovendien denk ik dat een economische boycot weinig effectief zou zijn. Als we van hieruit werkelijk iets aan de Iraanse zaak willen doen, moet er echte strijd geleverd worden. Niet op een rustige, conservatieve manier, want de ayatollahs zijn bepaald niet bang. De regeringen moeten ervoor vechten dat Amnesty, een andere mensenrechtenorganisatie of een delegatie journalisten op bezoek mag in de Iraanse gevangenissen. Daarbij moet dan een officiële vertaler aanwezig zijn, terwijl de gevangenen vrijuit kunnen spreken. Amnesty probeert dat al 10 jaar, tevergeefs!
Tijdens die bijeenkomst zei Van den Broek dat hij over de schending van de mensenrechten wilde praten in Iran. Hij zou eens moeten weten hoe daar op gereageerd wordt. Soms zie je Khomeiny op de televisie. Hij zit dan op een
| |
| |
soort altaar, het volk beneden luistert gedwee. Heel af en toe zie je die mensen glimlachen en de heilige duivel zelf ook. Daarvoor kunnen twee redenen zijn: óf hij vloekt en gebruikt smerige woorden, óf hij spreekt het woord ‘mensenrechten’ uit. Mensenrechten bestaan immers niet. Dat is volgens Khomeiny een belachelijk begrip. Als je op straat hardop ‘mensenrechten’ zegt, ben je gevaarlijk of lachwekkend. Een pleitbezorger voor de naleving van de universele verklaring van de rechten van de mens is minstens een spion van CIA of KGB.’
| |
Literatuur
Saïd Mahfouzei is al weer enkele jaren in Nederland. Na zijn colloquium doctum gehaald te hebben - ‘vooral vaderlandse geschiedenis viel niet mee’ - is hij kunstgeschiedenis gaan studeren. Maar al zijn andere activiteiten maken het hem soms moeilijk het studieprogramma vol te houden. Hij publiceert geregeld, zowel om de huidige situatie in Iran te belichten als om Iraanse auteurs hier meer bekendheid te geven. Artikelen en vertalingen van zijn hand verschijnen bijvoorbeeld in Wordt vervolgd, het periodiek van Amnesty International, het PEN-kwartaal en de door Iraanse ballingen opgerichte tijdschriften in het buitenland, waarvan er nu ongeveer 20 bestaan. Mahfouzei laat de twee belangrijkste zien: Rouzegar.e.Now, een maandelijks verschijnend, politiek gericht blad dat wordt uitgegeven in San Francisco en Vincennes; en Andiheh-é Azad, het in Zweden uitgegeven Tidskrift för politik och kultur. Het laatste nummer van dit twee jaar geleden opgerichte periodiek illustreert dat Mahfouzei zich niet alleen met Iraanse auteurs bezighoudt. Hij vertaalde Chileense gedichten van Ariel Dorfman en Gonzalo Millàn en een prozafragment van de Uruguees Eduardi Galeano uit het Engels.
Voorts is hij landscoördinator voor Iran bij AIDA, een kleine organisatie van kunstenaars die zich ten doel stelt collega's te verdedigen, die, waar ook ter wereld, worden onderdrukt vanwege hun werk. De Nederlandse sectie van AIDA organiseerde op 8 mei van het vorig jaar een dag die in het teken stond van Iraanse kunstenaars in ballingschap. Onder de tientallen kunstenaars die naar de Amsterdamse ‘Melkweg’ waren gekomen, was ook een aantal Iraanse dichters dat voorlas uit eigen werk. Op het ogenblik is Mahfouzei, samen met vier Nederlanders deel uitmakend van het Iran-Comité, bezig met de organisatie van een dergelijke manifestatie in 1989. Op dergelijke bijeenkomsten kunnen toehoorders kennis maken met Iraanse literatuur, maar Mahfouzei werkt er hard aan dat ook op een andere manier mogelijk te maken. Zo vertaalde hij verhalen uit het Perzisch voor uitgeverij Meulenhoff, die een prozabundel wil publiceren. Mahfouzei: ‘Ik heb hen ook voorgesteld een kleine roman van Golshiri, een bekende Iraanse auteur uit te geven. De roman die ik op het oog heb, is twintig jaar geleden verschenen en kan een mooi beeld van de Perzische literatuur geven. Hij hanteert een nieuwe, sterke stijl, lang voordat Márquez hier bekendheid kreeg. Maar bij Meulenhoff is het niet haalbaar.
Onze literatuur is hier ten onrechte onbekend, het lijkt ook of er nauwelijks
| |
| |
Ontheemd
klopt in deze kilkoude donkere kerker
die de grenzen van geduld overschrijdt
we kraken een peulloze amandel
A. Shamlu
(vertaling Suzanne Paskamp en Saïd Mahfouzei)
Aantekening: In de Iraanse traditie wordt een amandel
gekraakt op de goede gezondheid van een verre vriend
| |
| |
belangstelling voor is. Als je zegt dat je Iraniër bent, wordt er slechts gereageerd met: o ja, olie, oorlog, Khomeiny, pech. Van bijvoorbeeld Chili weten we toch ook veel meer. Het werk van Pablo Neruda en Isabel Allende wordt hier gelezen. Het lijkt net alsof wij helemaal geen cultuur hebben.’
Tekening: Asghar Dawari
En dan heeft Saïd Mahfouzei het nog niet eens gehad over de drieënzestigjarige, nog altijd in Iran wonende schrijver Ahmad Shamlu. Hij heeft meer dan vijfenzeventig werken op zijn naam staan, waaronder vertalingen, toneelstukken, gedichtenbundels en verhalen voor kinderen. Daarnaast stelde hij een omvangrijk idiomatisch woordenboek samen. Al enkele jaren is Shamlu kandidaat voor de Nobelprijs. ‘Maar om politieke redenen krijgt hij hem niet. Shamlu is nog steeds in Iran, maar ongeveer dertig boeken van hem vallen onder de censuur. Zo'n prijs zou daar veel te veel de aandacht op vestigen. Misschien had Naguib Mahfouz het recht tot winnaar te worden uitgeroepen, maar Shamlu verdiende het meer. Egypte is echter een politiek minder beladen keuze, Mahfouz is geen felle tegenstander van onmenselijke daden in zijn geboorteland.’
Shamlu's werk is inmiddels wel in vele landen vertaald. Meulenhoff zal
| |
| |
waarschijnlijk ook een Nederlandse vertaling van een gedichtenbundel uitbrengen. Shamlu zelf zal dit jaar present zijn bij Poetry International.
‘Dat evenement wordt voor de twintigste maal georganiseerd, maar het zal de eerste keer zijn dat er een Iraanse dichter optreedt!’
| |
Terug?
Tenslotte rest één vraag: denkt Saïd Mahfouzei zijn geboortegrond nog eens terug te zien?. ‘Ik blijf hoop houden, maar ik denk dat het heel lang zal gaan duren. Na het staakt-het-vuren leek de situatie een beetje gunstiger te worden. Maar échte vrijheid en openheid zijn nog ver weg. Bovendien weet je het met die mullahs nooit!’
Openbare geseling in Qom
(Foto: Amnesty International)
Literama van 6 december 1988 gaf een korte impressie van de AIDA-manifestatie op 8 mei 1988 in Amsterdam, voorafgegaan door een kort gesprek van Hijlco Span met Saïd Mahfouzei. Speciaal voor Nadruk sprak Karin Evers nogmaals met deze Iraanse balling.
|
|