woont hij weer in Nederland en is opnieuw leraar Nederlands. Vervolgens is hij tot 1973 wetenschappelijk hoofdmedewerker bij het Koninklijk Nederlands Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde. Daar schreef hij het voortreffelijke handboek Oost-Indische Spiegel (1972), over wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven. Dit naslagwerk laat zich niet alleen als een roman lezen, maar bevat ook een schat aan wetenswaardigheden, hetgeen Rob Nieuwenhuys tot de goeroe van de Indische letterkunde maakte. Niettemin benadrukt hij in ieder interview dat het maken van dit standaardwerk hem niet bevredigde: ‘Het was plichtwerk. Du Perron zei: je bent de enige die 't zou kunnen, doe 't dan! Maar elke keer als ik een schrijver leuk begon te vinden, moest ik ophouden.’
Veel meer bevrediging gaven zijn fotoboeken over de periode 1870-1914, waarvan Tempo Doeloe, de meest geciteerde is. Ten onrechte, meent Rob Nieuwenhuys, want de twee daarop volgende, Baren en Oudgasten en Komen en blijven, zijn beter: ‘die heb ik met veel meer liefde - nou gebruik ik eindelijk eens het woord liefde! - geschreven. Foto's werken sterk op mijn verbeelding. Ik kijk ernaar, zie dingen die anderen helemaal niet zien en ze vervullen me langzamerhand van heimwee. Nee... geen heimwee, want ik zou niet in die tijd geleefd willen hebben. Het is meer zoals Susan Sontag zei: “Photographic art is a nostalgie art”. Foto's zijn nostalgisch en omdat al die mensen dood zijn, maken ze me melancholisch.’
Binnenkort verschijnt Met vreemde ogen, zijn laatste en volgens hemzelf mooiste fotoboek. Rob Nieuwenhuys: ‘De fotografen in die tijd waren Europeanen, die met vreemde ogen naar de Indonesische samenleving keken. In tegenstelling tot de Europeanen zullen de Indonesiërs zich in zo'n boek dan ook niet herkennen. Vergelijk het maar met deze gebeurtenis: Een Europeaan loopt langs een landweg in de udik (binnenland), waar een groep mensen aan het werk is. Natuurlijk valt zijn verschijning op, maar niemand kijkt. Hij loopt verder, vindt dat toch merkwaardig en kijkt om. Allen hebben het werk stilgelegd en staren naar hem. Dat spel van wel en niet zien, terugzien, kenmerkt mijn nieuwe fotoboek.’
Nu Met vreemde ogen klaar is, gaat Rob Nieuwenhuis, zoals hij de vorig jaar overleden uitgever Geert van Oorschot beloofd heeft, beginnen aan een roman over de moord op Born. Geheimzinnig vertelt hij: ‘Ik kan alleen maar zeggen dat het een prrráchtige moord is. Zeventien jaar heeft een Indonesische vrouw samengeleefd met een Indo-europese man en dan laat ze hem wurgen door vier gehuurde moordenaars.’ Even zwijgt hij, en dan mysterieus: ‘Wat is er gebeurd in die lange tijd...Het was een leven in niemandsland, ze hebben niet aan elkaars normen kunnen wennen. In dat vacuüm wordt die misdaad gepleegd.’