| |
| |
| |
Over een oud Vlaams toponiem en het heet
het Heet
W.J.J. Pijnenburg
Inleiding
Al in de vroege geschriften met betrekking tot Vlaanderen treft men vanaf de 9e eeuw de naam aan van een stuk land, dat het Heet heet (in composito: et in Hedberga, Sint-Martens-Latem [833, copie 941]). In de toponymie wordt het tot op heden aangetroffen (zie hiervoor de materiaalverzameling aan het einde van deze bijdrage). Als betekenis wordt gewoonlijk opgegeven: ‘een met heidekruid bewassen stuk land, van beperkten omvang’ (Stallaert: 574), ‘schraal weiland’ (GV: 176) of ‘schrale droge weide’ (VMNW), ‘heide’ (MNW), in het Handw. uitgebreid tot heet, heed ‘heide, afgesneden heide, heideplant’. ML geeft een lemma heet (tweede artikel) znw.o. ‘heideveld’. Verhulst (SB:158) stelt: ‘Nog in de XIIIe en XIVe eeuw vinden we immers ook binnen de abdijbezittingen tussen Desteldonk en Oostakker nog toponiemen zoals d'Heedt, dat op oorspronkelijke heidebegroeiing (...) wijst’ en (SB:402): ‘Hauthemheedt betekent zoveel als de heidegronden van Hauthem’. Gysseling (Naamkunde 1978:22) geeft als synoniemen: ‘Naar de betekenis verwante woorden zijn eveneens heide of heet, woestine ‘woest land’, wede ‘gemene weide'’. Iets meer genuanceerd is de visie van Van Durme. Hij noemt (VD 1988: 241) de betekenis ‘ongekultiveerd open veld’. Deze betekenis zou gelden voor zowel heet < Germ. *haiþjō- n., als voor heide < Germ.
*haiþjō- f. En hij vervolgt:
In O-Vl., dat aanvankelijk op westelijk standpunt staat (d.w.z. uitsluitend heet kent, W.P.), verschijnt naderhand ook heide, waarschijnlijk ten gevolge van oostelijke expansie.
De aanwezigheid van de twee verwante vormen naast elkaar kon tot differentiatie in betekenis leiden, b.v. heet heideplant (...): heide ‘open veld’; heet ‘klein complex’: heide ‘groot complex’.
Uit voorgaande citaten blijkt dat reeds vanaf het begin van de overlevering van het woord heet interfereert met heid(e). Ook MTLov. 1993:47 geeft een indruk van de problemen rond de ontwikkeling van vorm en betekenis:
In westelijk Vlaanderen vinden we heide tot de 15e eeuw onder de oude vorm heet. Pas later en mede onder de invloed van de Brabants getinte schrijftaal deed heide zijn intrede.
| |
| |
Beide varianten hebben in de Vlaamse dialecten wellicht gedurende enige tijd naast elkaar bestaan, wat waarschijnlijk tot een betekenisverschil heeft geleid. Uit oude teksten blijkt dat heide net zoals de benaming veld grote onontgonnen gebieden aanduidde, begroeid met onkruid, heidegewas en kreupelhout, en plaatselijk moerassig. Vandaar wellicht dat heide-namen niet alleen op droge zandgrond, maar vaak ook op natte en zure bodems te situeren zijn. (...) Hoe de betekenis van het oudere heet zich door de eeuwen heen ontwikkelde, is niet zo duidelijk. Enkele plaatsnaamkundigen stellen dat heet veeleer wijst op ‘kleinere delen van het “veld” die met heide(vegetatie) waren begroeid’.
| |
Probleemstelling
Doel van deze studie is al de hier verzamelde attestaties van heet in zijn verschillende betekenissen en gebruiksmomenten naast elkaar te leggen om te bezien of we de onderlinge verhouding van deze nevenvormen en varianten in verband moeten brengen met een eventueel oorspronkelijk betekenisverschil of eventueel ontstaan zijn bij betekenisvernauwing of -verbreding, al naar gelang de historische ontwikkeling in de relatie van de mens tot het heet. Daartoe moeten we ook naar de situatie in Noord-Nederland kijken. WNT VI, kolom 396 kent een znw. heet (ook heed geschreven); heit; hiet ‘heide, plant- en stofnaam’. De citaten hierbij in het WNT stammen echter voornamelijk uit Gelderland en Overijssel, waarnaast ook een enkel citaat uit West-Friesland. Voor de West-Vlaamse tegenhanger hiervan kunnen we terecht in WVeW s.v. heed: zn. o., heide, heideplant, heidekruid. WNT kent het ook als toponiem heetveld.
Ook Schönfeld 1980:64 verwoordt deze situatie:
Naast heide ‘heidekruid’ komt voor een onzijdig heet, heit, hiet, dat wel de ruimere betekenis had van een in een wildernis groeiende plant. Met dit woord is samengesteld het veel voorkomende Heetveld, zoals b.v. in 1521 onvruchtbaar land genoemd wordt, gelegen buiten Naarden.
Het is dus zaak om behalve de betekenis(sen) van het znw. heet als toponiem ook het znw. heet in zijn overige betekenissen in de beschouwing op te nemen, waarbij tussen Nederland en, in eerste aanleg, het graafschap Vlaanderen een groot verschil bestaat, namelijk dat in Vlaanderen stapsgewijs samenval plaatsvindt van -ee- en -ei- < Wgerm. *-ai- ongeacht of een umlautsfactor volgt. Interferentie tussen heet en heede/heide kan daardoor wel in een deel van Vlaanderen, niet in Noord-Nederland een rol hebben gespeeld, hetzij dan dat ook in Noord-Oost-Nederland met de reeds in het Oudsaksisch optredende overgang van ai > ee rekening moet worden gehouden.
Deze interferentie van heet met heide vindt plaats op verschillende niveau's. We bekijken dit achtereenvolgens met betrekking tot: 1. de spelling, 2. het woordge- | |
| |
slacht, 3. de regionale spreiding, 4. de betekenis. We richten ons eerst op de Vlaamse situatie.
| |
Spelling
A priori is het mogelijk dat heet niet verwant is met heide. De veronderstelling die men op basis van de oudste citaten (tot ca. 1300) zou kunnen maken, namelijk dat heet op een -t eindigt, wordt echter bemoeilijkt door de spelling met -d in hedberga [833, copie 941], apud heed [1289], heedts [1296], mogelijk, maar niet zeker beïnvloed door heed = heide. Een dat. sing. hede wordt, in Latijnse context, al in 1195 aangetroffen (decima de hede), in Nederlandse context eerst in 1245. De oudste plaatsen zijn:
met -t- |
met -d- |
|
stocheta [1119] |
hethe (toenaam) [1123] |
hetenland [1269-1291] |
hede (toenaam) [1155] |
borghete [1300] |
hede [1195] |
Een probleem hierbij is de identificatie; bijvoorbeeld, bevat stocheta wel het woord heet en is in de toenaam de hethe het laatse deel wel identiek met het znw. Heet? Zo zou stocheta eventueel ook op een Rom. *stokkētum kunnen teruggaan, vgl. toponiemen als Estocquoi, Stocquoi. Daarnaast moeten we er rekening mee houden dat we eventueel met een geleed woord van doen hebben. Zoals naast eeuwsel ‘zekere weide’, de vormen eeuwte en eeuwseling staan en naast etting ook etsel staat, kan men a priori naast heet een heed-te, heette, een heed-sel, heetsel en een heetinc verwachten. En inderdaad is in Torhout 1660 een heetynk geattesteerd. Voor heette kan men wijzen op tcleen heette Woesten [1636]. Dit lijken jongere vormen, maar het is in dit verband niet a priori uit te sluiten dat ook oudere vormen als bijv. stocheta [1119] de variant *stok-heette weergeeft en dat borghete [ca. 1300] staat voor *borg-heette. Bij flexie, derivatie en compositie overheerst echter -d- (voor de datief in toenamen: hethe, hede, zie hierboven); verder kennen we de afleiding jnt heedekiin [1347], den heedekine [1529] en de samenstellingen hedberga [833, copie 941], hedacre [1230], hedebusc [1245], heedbelc [1272], theedstic [1300], heedstic [1307]. Maar ook spellingen met -t- komen voor: heetstic [1255],
heetbelec [1370], heetackere [1432]. Het beeld blijft verwarrend. Het gegeven dat slot-d in het algemeen wel regelmatig als -t gespeld wordt, daarentegen zelden slot-t als -d gespeld wordt, lijkt toch eerder te wijzen op een oorspronkelijke slot-d. Voor recente vormen vergelijke men het bnw. rieten bij Ned. riet < Mnl. ried < Germ. *χreuþa-. Zo ook kon een bijvoeglijk naamwoord heeten ‘van heideplaggen’ (WNT s.v. heet) bij heet < heed ontstaan, toen heed in heet was overgegaan.
| |
| |
| |
Woordgeslacht
Het woord heet is vrijwel steeds onzijdig. Slechts een enkele keer treden twijfelgevallen op. Mannelijk woordgeslacht is eventueel mogelijk in de selve den heet, Tielt 1478, ghenaemt de Het, Bellem 1571. Deze laatste vorm kan ook vrouwelijk zijn, evenals heet in totter heltmeersch heet, Lovendegem ca. 1550. Mogelijk zijn deze laatste twee dan varianten van heed = heid(e). De Noord-Nederlandse attestaties zijn alle onzijdig.
| |
Spreiding
De geografische spreiding van het woord heet beperkt zich voor de meerderheid van zijn betekenissen (zie hieronder bij Betekenis) tot Vlaanderen, om preciezer te zijn, tot westelijk Zeeuws-Vlaanderen, via West-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen tot aan Boulogne s/Mer en verder tot de westelijke helft van Oost-Vlaanderen. De meest oostelijke heet ligt in Balegem.
Een oude laag heet (Westelijk Vlaanderen) zou in de loop van de vijftiende eeuw door een jonger heide zijn afgelost (MTLov. 1993:47), ofwel zou in Oost-Vlaanderen, dat aanvankelijk op westelijk standpunt (i.c. heet) stond, naderhand heide verschenen zijn, waarschijnlijk ten gevolge van oostelijke expansie (VD 1988:241). Voor deze stelling heb ik geen bewijs kunnen vinden. In dit verband kan men de volgende opstelling maken voor -ei-gevallen in West-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen:
heet |
heide |
|
hedberga [833, copie 941] |
apud Heide (Torhout 1267, DF) |
stocheta [1119] |
Thirinum de Heida (Saint-Jan-Cappel (Nord, F.) 1281, DF) |
hethe [1123] |
entre 1e heide (Hondschote (F.) 1284, DF) |
hede [1155] |
in der heide 1285 (Rijmbijbel) |
het [1223] |
ouer heide 1285 (Rijmbijbel) |
|
eist moer of heide (Brugge 1297, CG) |
Weliswaar zijn de eerste citaten van heide anderhalve eeuw jonger dan die van heet, hede (als we ons tot de aaneengesloten periode van schriftelijke bewijsplaatsen beperken), maar ze geven toch absoluut niet het beeld dat heide eerst in de 15e eeuw tot West-Vlaanderen zou zijn doorgedrongen. Van Durme houdt zich wijselijk op de vlakte waar het om dateren van verschijnselen gaat (hij gebruikt ‘aanvankelijk’ en ‘naderhand’, VD 1988:241), maar aangezien de oudste bewijsplaats van heide in Oost-Vlaanderen al op 1227-1239 ligt (Theodericum van der Heiden (GV:92)), zou deze oost-west-vernieuwing al ca. 1225-1270 haar beslag moeten hebben gehad. In een schriftelijke mededeling wijst hij er op dat heide naast heet in Latijnse context
| |
| |
ook een een sterk tweetoppige ee kan weergeven. Het Nederlandstalige materiaal wijst uit dat al rond het midden van de dertiende eeuw heide zowel in Oost- als in West-Vlaanderen bekend was. Daarnaast (Van Durme 1986) wijst hij erop dat de intervokalische -d- al vanaf de 12e eeuw gesyncopeerd werd of vervangen door de glide -j-. Zo zou de spelling <ei> ook een aanvankelijk vernauwde e plus j kunnen weergeven. Dit sluit de mogelijkheid niet uit dat oorspronkelijk toch zowel heet als heide naast elkaar bestonden, resp. teruggaande op Germ. *χaiþi- n. en *χaiþjō f., zoals Van Durme (t.a.p.) aangeeft.
We moeten daarbij niet alleen het woord maar ook de zaak betrekken. Zeker voor Westelijk Vlaanderen gold dat in een relatief jong alluviaal landschap (vanaf de achtste eeuw zou de schorrenfase zijn ingetreden), dat bovendien op vrij tot zeer systematische wijze werd ontgonnen, weinig heidevelden ontstaan kunnen zijn. Er zijn in mijn materiaal bovendien ook slechts vijf plaatsen waar heet vlak aan de kust voorkomt: Klemskerke (sedert 1255), Bredene (sedert 1275), Lombardsijde (als deel van een toenaam, sedert 1313), Oudenburg (als deel van een toenaam, sedert 1400) en Zandvoorde (sedert 1562). Maar dit kan natuurlijk slaan op de ‘landwaartse instulpingen van het duingebied’, die volgens Devos (1991:211) hei worden genoemd. De toenamen zijn overigens niet echt bewijskrachtig. Voor noordelijk Binnen-Vlaanderen meldt Verhulst (1964:59) ‘dat de vermeldingen in de teksten van heide in deze streek tijdens de 12e-13e eeuw veel talrijker worden dan tijdens de vroege Middeleeuwen.’ Volgens Verhulst (1964:57) gold voor het meer naar het binnenland gelegen deel van Vlaanderen in de vroege Middeleeuwen de navolgende situatie:
In noordelijk Binnen-Vlaanderen bestaat het natuurlandschap uit een afwisseling van over het algemeen niet zeer uitgestrekte bossen en heidevelden. In zuidelijk Binnen-Vlaanderen daarentegen evenals tussen Schelde en Dender, ontbreken de heidevelden praktisch geheel en bestaat het natuurlandschap over het algemeen uit duidelijk afgetekende boscomplexen, van elkaar gescheiden door min of meer grote oppervlakten kultuurland.
Het lijkt het overwegen waard om de spreiding van het woord heide in verband te brengen met de spreiding van de zaak heide. We constateren dat het woord heide wel bekend was, getuige de citaten uit Maerlants Rijmbijbel, maar dat het in de toponymie wegens gebrek aan heidevelden zelden in westelijk West-Vlaanderen voorkwam. Ook het Bulskampveld reikte niet zover naar het westen. Wat heet zelf betreft lijkt er evenmin sprake van een ouder westelijk complex. Het woord komt voor van Zeeuws-Vlaanderen tot Boulogne in Frankrijk, maar lijkt zijn kerngebied toch te hebben in westelijk Oost-Vlaanderen en, iets minder, in oostelijk West-Vlaanderen. Daarnaast komen enkele heet-attestaties voor in Gelderland-Overijssel, waarnaast nog telkens eenmaal in het Gooi, in West-Friesland en in Noord-Brabant.
| |
| |
Het zou natuurlijk in een naamkundig tijdschrift wenselijk zijn in dit verband ook aan de tegenstelling heide/heet in familienamen aandacht te schenken. Men denke aan de frequente Vlaamse familienamen Van Hee, Van den Eede vs Van der Heyden, Verheyen; Heeman, Eeman vs. Heyman. Voor een dergelijke studie bevat mijn materiaalverzameling op dit moment nog te weinig gegevens.
| |
Betekenis
Hoewel Lindemans (1952:I, 388), Gysseling en Verhulst (GV 1964:176) en in navolging van hen ook Pijnenburg (1976:48) met betrekking tot heet van een schrale, droge (gras)weide spreken, heeft reeds Stallaert ‘een met heidekruid bewassen stuk land’, mogelijk, maar niet zeker beïnvloed door heed ‘heide’. Maar deze verwarring lijkt alleen mogelijk in die gebieden waar Westgerm. *ai > Ned. ee, óók voor umlautsfactor, i.c. dus in een deel van het graafschap Vlaanderen. Een duidelijk onderscheid tussen beide woorden blijft bestaan in het woordgeslacht: heet is onzijdig, heide is vrouwelijk.
We konden vaststellen dat het woord heet door velen met de zaak heide wordt verbonden (of zelfs daarmee gelijkgesteld), zodat het ook die betekenis krijgt: heet = ‘heide’. Van Durme nuanceerde deze vaststelling door van betekenisdifferentiatie uit te gaan: bij de vorm heet kwam de betekenis ‘heideplant; klein complex’ te horen, bij de vorm heide de betekenis ‘open veld; groot complex’. Er is echter nog die derde betekenis van heet, die tot nu toe in de discussie nauwelijks ter sprake is gekomen, nl. die van ‘heideplag (als bouwmateriaal)’. Deze is reeds vanaf ca. 1300 in Vlaanderen geattesteerd, maar komt blijkens het WNT ook in Gelderland en Overijssel voor. Met dit gegeven kunnen we de visie van Van Durme completeren. Ik ga uit van de volgende verdeling: Onl. heed ‘heideplant, heideplag’, naast Onl. heide ‘heideveld’. Voor heet is dat ook de betekenis die MNW en WNT geven. MNW meldt: ‘Nog heden is heed in het Wvl. een woord voor heideplant (niet voor de heide)’ en beroept zich daarbij weer op De Bo 414. Heet is dan in (West-)Vlaanderen ‘heideplant’ als gewas, door WVeW s.v. heed onderscheiden in tem heed (Erica tetralix L. of dopheide) en wild heet (Erica cinerea L.). De verdere betekenisontwikkeling is als volgt: ‘heideplant’ → ‘veldje met heideplanten voor eigen gebruik’ (sin het); → bewust onontgonnen deel van bijvoorbeeld een akker
(sin het in euerardes acker) om er bouwmateriaal (en brandstof?) d.w.z. heideplaggen van te steken → het gewas als bouwmateriaal of grondstof (zie Materiaal onder 4.). Heideplaggen werden gebruikt als bouwmateriaal en dakbedekking, en ter versteviging van dijken, loopbruggetjes en voetpaden; van de heideplant werden o.a. bezems gemaakt.
| |
| |
| |
De Noord-Nederlandse situatie
Anders dan in het hierboven afgepaalde gebied in het graafschap Vlaanderen is heet in Noord-Nederland niet in een gesloten gebied aangetroffen. Het Noord-Nederlandse kerngebied is Gelderland (de Veluwe met zijn heidevelden). Daarbuiten zijn enkele verspreide opgaven bekend: Overijsel: bouwmateriaal (in een literair citaatGa naar voetnoot(1)), bnw. heeten ‘van plaggen’; Noord-Holland (West-Friesland: appellatief/toponiem, en het Gooi: bouwmateriaal) en Noord-Brabant (Roosendaal: toponiem). Schönfeld (1980:64) merkt nog op: ‘Vgl. verder utr. geld. overijsels Heetveld, Heetkamp, Heetlaar, in Gelderland ook Hietkamp (NGN 3, 337); onder 't Gelderse Laren (a. 1690) (RL 3, 107) Hitlandt; Fri. Hietkamp (bouwland...)’. Men kan wel aannemen dat heet ‘heideplant > heideplag > heideveldje’ in het grootste gedeelte van het Nederlandse taalgebied bekend moet zijn geweest. In de antroponymie en in de toponymie is het echter niet zo vruchtbaar gebleken als in Vlaanderen.
| |
Samenvatting en slotopmerkingen
Het onzijdige woord heet wordt vanaf het midden van de 9e eeuw in onze taal aangetroffen. Het gaat terug op Wgerm. *χaiþa-, dat verwant is met het woord heide < Wgerm. *χaiþjō- f (zie de korte bijdrage van Luc van Durme na dit artikel). De oorspronkelijke betekenis lijkt (1) terrein met specifieke begroeiing → (2) ‘heideplant’ te zijn, vanwaaruit zich een drietal jongere betekenissen ontwikkelde: heideplant → (2.1) privaat heideveldje; (2.2) heideplag, en (2.3) heidestengels. De jongere betekenis (2.1) is voornamelijk in Vlaanderen geattesteerd. De oorspronkelijke betekenis ‘heideplant’ en de jongere betekenissen (2.2) en (2.3) zijn ook elders bekend, met name in Gelderland met zijn heidevelden. Een bijbehorend adjectief lijkt heedin te zijn, vgl. le heedine straet te Sint-Omaars (F.). Net als een jonger bnw. rieten bij riet < ried is ook een bnw. heten bij heet < heed ontstaan. Dit laatste lijkt op het eerste gezicht tot Overijssel beperkt te zijn. WNT geeft als enige vindplaats de Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren. Deventer 1836 op (een heeten dak). De grondstof uit betekenis (2.3), t.w. de heidetakken, worden geoogst door de heide te maaien. Zie bijvoorbeeld het eerste citaat in de materiaalverzameling onder 4.2. Ook de samenstelling heetmaaier bestaat (WNT t.a.p., aanhaling uit het Groot Gelders Placaat-Boeck, 2, 278). Waarschijnlijk werd heet (bet. 2.3) ook geplukt (zie Materiaal onder 4.3). Vervolgens werd de heet vervoerd
| |
| |
op een heetwaghen: So sullen wtheimessche heetwaghene ende scape ende turf bekoeren ende brengen dat die erffgenamen an bij I pont, Overijssel 17e eeuw (MNW i.v.).
Opvallend is dat de Noord-Nederlandse attestaties eeuwen later zijn opgetekend dan de Vlaamse.
| |
Mijn materiaalverzameling is verdeeld over vier domeinen van het woord heet. Kernpunt van mijn onderzoek was het naamkundig gebruik van dit woord. In dit geval is het naamkundig gebruik terug te voeren op de veldnaam heet. Dit appellatief gebruik gaat dus noodzakelijkerwijze vooraf aan het onomastisch gebruik. Vandaar dat ik het materiaal zo geordend heb, dat eerst citaten met het appellatief gebruik komen (1), dan die uit de persoons- en huisnaamgeving (2), dan de toponiemen (3.1-3.2) en ten slotte het overig gebruik van het woord heet (4.1-4.3). Ik aarzel bij de toekenning van samenstellingen als heetakker, heetkamp, heetstuk en heetveld, die mijns inziens eerder appellatieven dan toponiemen zijn.
Een citaat als ‘het in brand steecken van de heetvelden’ wijst daar op. Toch is hier onderzoek ter plaatse nodig om uitsluitsel te krijgen.
Het materiaal is chronologisch geordend.
1. | Als (deel van een) appellatief (tot ca. 1800; alleen in Vlaanderen)Ga naar voetnoot(3)
Alleen in Vlaanderen. |
sin het (acc.sg.) in euerardes acker, Gent 1232-1233 (CG) |
in terra iacente in le hiet, Esen 1238 (DF) |
the velsker hede (dat.sg.), Velzeke 1245, copie ca. 1280 (VD 1986) |
wastina sive heet, Gent 1268 (CG) |
terre a le hiet, Beuvrequen (F.) 1286 (DF) |
... in Kasekinskercke, ...apud heed Norduit, Lo 1289 (DF) |
ii½ bunre heedts, Gent 1296 (CG) |
Item... die ligghen hup theedstic, Beernem ca. 1300 (DF) |
Si hadden gesaect menigen bosch, menich heet, [Ferguut], Wmnl. 1340-1350 (MNW) |
bosch ende heet, [Alex.], Vlaams ca. 1350 (MNW) |
Item den heedberch, Wortegem 1384 (MOO) |
ellef bunre heets en 10 vierendeel meersch, Astene 1397 (Lindemans: 408) |
onder lant, meersch, bosch, ettinge ende heet, Nazaret 1413 (PB) |
|
| |
| |
|
van ziner hofstede ten heede, Dentergem 1415 (DF) |
waert dat de meesters tgroete heet wilden bringhen te bossche, Astene 1426 (Lindemans: 408) |
.v. bunre.. heets. Oudenaarde 1430 (MOO) |
neffens den heetackere, Aarsele 1432 (DF) |
van .j. bunder heets, Oudenaarde 1436 (MOO) |
De selve theetstic boven den weghe, Tielt 1478 (DF) |
De selve den heet, Tielt 1478 (DF) |
sur le mont de het, Beuvrequen (F.) 1491 (DF) |
iiij roen lants gheleghen upt heet, Zomergem 1510 (MTZom.) |
twee beelcxkens ligghende beneden den heedekine up den waterganck, Lovendegem 1529 (MTLov.) |
et cum westhende ant heedekin, Zandvoorde 1562 (DF) |
Idem inde prochie van Bavichove den Roup theedeken, Bavikhove 1618 (DF) |
loopende vijt de Bellestraete van 't lijndeken naer 't heet, Dikkebus 1687 (DF) |
Een partije bosch ende heet genoemt het Cabooters heet, Waregem 1713 (DF) |
West de straete commende van het cappelleken naer het heet, Ingooigem 1713 (DF) |
Vague Heet, genaemt den Prochiebosch, daer de luijsepoke op staat, Waregem 1758 (DF) |
|
| |
2. | Als (deel van een) huis-/toenaam (tot ca. 1800; alleen in Vlaanderen)
Alleen in Vlaanderen. |
Hethe (dat.sg.), Balegem of Zwijnaarde 1123 (TW) |
Gerardus de Hede, Ename ca. 1155 (SS) |
Gerardus de Hethe, Ename 1150-1175 (SS) |
Hugo de Heda, Langemark 1218 (DF) |
Hede (dat.sg.), Balegem of Zwijnaarde 1222 (TW) |
Thomas de Heetvelde, Munkzwalm 1227 (TV) |
Willelmus de Hedacre, Zwijnaarde (?) 1230 (TV) |
domus del heet, Esen 1238 (DF) |
iuxta domum de le Hiede, Esen 1238 (DF) |
monasterio de le Hiede, Esen 1238 (DF) |
Johannes de Hedebusc, Meulebeke 1245 (DF) |
Williame de le Hede, Geluwe 1270 (DF) |
Bauduin de Hiedwalle, Handzame 1274 (DF) |
wouter vanden heedaeckere, Lombardsijde 1313 (DF) |
Reinier Heetvelt, Moerkerke 1365 (DF) |
Gossine van upt Heet, Harelbeke 1373 (DF) |
pieter van heedacker, Tielt 1381 (DF) |
Magriete f. Jhans vanden Hede, Ruddervoorde/Zwevezele 1388 (DF) |
Daniel de Heet, Oudenburg 1400 (DF) |
Aveu de Simon du Hietz pour ce fief, Louches (F.) 1539 (DF) |
Marguerite de le Hede, Cohem (F.) 1710 (DF) |
|
| |
| |
3. | Als (deel van een) veldnaam (tot ca. 1800)
3.1. | In Vlaanderen
et in hedberga, Sint-Martens-Latem 833 copie 941 (DB) |
... et terram que vulgo dicitur Ecclesie terra, Stocheta, Roiameeth, Lo 1119 (DF) |
A Maseca autem usque ad Hetmere, Saint-Martin-au-Laërt (F.) 1166 (DF) |
... renovatum est donum decime de Frisbeke et de Hede, Sint-Blasius-Boekel 1195 (GV) |
que terra vocatur heetstic, Klemskerke 1255 (DF) |
In oesmondskerke,... land dat men heet heten land, Oosmanskerke (Schoondijke (NL)) 1269-1291 (DF) |
In Zinnebeke,... item ante portam ghersbeelc et heedbelc, Zonnebeke 1272 (DF) |
quinque linas et .xxv. hastas terre jacentes in Breedenee houc, que terra vocatur Robrechts boem heet, Bredene 1275 (DF) |
[land] dat men heet thiestic, Klemskerke ca. 1300 (DF) |
alnetum... dictum lisemoeden heed, Stavele ca. 1300 (DF) |
Terris jacentibus in borghete, Arques (bij Sint-Omaars (F.)) ca. 1300 (DF) |
Piscaria de Eversam, cum heetbeke, Westvleteren 1303 (DF) |
Item .j. jornale ten Hede, Offrethun (bij Marquise (F.)) 1305 (DF) |
terra... in Clemskerke, que terra vocatur norder ostes stic et heedstic, Klemskerke 1307 (DF) |
in vico qui dicitur le heedine Straet, Sint-Omaars (F.) 1315 (DF) |
in Oedelem,... Lettelheet, Oedelem 1317 (DF) |
jnt heedekiin, Velzeke 1347 (VD 1988) |
vijve lijnen lants jn datmen heet 't Heethof, Sijsele 1366 (DF) |
de busch die me heet heetbelec, Zonnebeke 1370 (DF) |
Gossin van upt heet, Harelbeke 1379 (DF) |
op den heedboch, Oudenaarde 1397 (MOO) |
... Gisans entour le mont de hiet, Wacquinghen (F.) ca. 1400 (DF) |
metter westziide jeghen theedelst, Westvleteren ca. 1400 (DF) |
een stede gheheten ten heede, Wervik 1410 (DF) |
eene jeghenoode die men heet heetvelde, Moerkerke 1429 (DF) |
Neffens den Heetackere, Aarzele 1432 (DF) |
land te lophem, heet eedvelde, Loppem 1439 (DF) |
jeghenote heerdeheede te aertrycke, Aartrijke 1440 (DF) |
t goed ten Eede, Wevelgem 1449 (DF) |
de beke toten coppeholle ende de heetbrugghe, Poperinge 1453 (DF) |
in hansame... tleen van heetwalleGa naar voetnoot(4), Handzame 1462 (DF) |
een stickin lands gheheeten hulsteet, Hansbeke 1466 (MTHansb.) |
metten noorthende an sBrieverswech ende metten zuuthende ande Heetveltwech, Maldegem 1479 (MPMald.) |
daerment heet den Caluwen Heedbulc, Adegem 1484 (MPAdegem) |
up zesse ghemeten... datmen heet den caluwenheet hyl, Maldegem 1486 (DF; MPAdegem) |
Up .vij. jemeten lants ghenamt Den heetdal, Wulverdinge (F.) 1494 (DF) |
een vierendeel lants ghenaemt theetvelt, Lederzele 1494 (DF) |
|
|
| |
| |
|
|
t groette heet, Geluwe 1495 (DF) |
sur le heetwoch, Blandecques (F.) 15e e. (DF) |
een stic Landts ghenaempt theedekin, Tielt ca. 1500 (DF) |
ghenaempt theet, Zomergem 1537 (MTZom.) |
een meerder stic, ghenaemt het heestic, Ichtegem 1549 (DF) |
totter heltmeersch heet, Lovendegem ca. 1550 (MTLov.) |
Eetveldeken, Ruddervoorde 1558 (DF) |
up tzelve heeveldeken (< heedveldeken), Velzeke 1565 (VD 1988) |
achthondert Roeden Lants daer by ghenaemt de Het, Bellem 1571 (MTBellem) |
jnden heeykinsbrouck (< hedekinsbroec), Velzeke 1571 (VD 1988) |
den eetbilck, Lovendegem 1593 (MTLov.) |
Een bunder busch ende mersch ghenaempt t Vlaecht heet, Ruiselede 16e e. (DF) |
een partie Busch ghenaemt het heedt, Woesten 1614 )DF) |
In Staden... de heetberch thyende, Staden ca. 1620 (DF) |
een stuck lant genaempt et heet, Ledegem 1624 (DF) |
toosteinde tWulfvestraetien, twesteinde tcleen heette, Woesten 1636 (DF) |
twesteinde tCleen heet, de nortsijde tgroot heet, Woesten 1636 (DF) |
zuut Casels heet, Deerlijk en Waregem 1639 (DF) |
Up ix.c Lants ghenaempt 't heet, Deerlijk en Waregem 1639 (DF) |
(lant) ghenaempt tgroen heet, Waregem 1639 (DF) |
thooghe gherechte hyet, Ardooie 1647 [DF] |
mette noortsijde an bernaerts heet, Waregem 1649 (DF) |
Een leen... ghenaempt feysens heet, Waregem 1649 (DF) |
Een leen, groot zes bunderen en half, ghenaempt sgraven heet, Waregem 1649 (DF) |
den grooten heetbusch, Oedelem 1657 (DF) |
een groote partie van lande genaempt den heetynck, Torhout 1660 (DF) |
den hekensbosch (< hedekinsbosc), Velzeke 1681 (VD 1988) |
tusschen des prochie en Calle tanghen eet, Ingooigem 1730 [DF] |
Een partije bosch ende heet genoemt het Cabooters heet, Waregem 1713 (DF) |
ende aen het heetstuck, Maldegem 1726 (DF) |
al tusschen de dreve van beukens eede naer het velt, Maldegem 1728 (DF) |
den waterloop bij beukenscheet, Maldegem 1728 (DF) |
noort ant hof van beukens eedt, Maldegem 1728 (DF) |
Den Heetakker, Tielt 1729 (DF) |
Eenen grooten jongen bosch, geseijdt het jesujten heet, Deerlijk 1747 (DF) |
Bosch genaemt het Papen heet, Waregem 1758 (DF) |
Ende van beernaerts heet naer den droogenboom, Waregem 1758 (DF) |
En estaires, couchant a la rue du craihet, Stegers (Estaire (F.)) 1783 (DF) |
à Proven, bois nommé het Heet, Proven, An XII = 1803/4 (DF) |
groote put heet plecke, Wijtschate 1810 (DF) |
Te Beernem, eene partye land, genaemd de Krakheeten, Beernem 1825 (DF) |
|
|
| |
| |
|
3.2. | In Noord-Nederland
dat Heetvelt, an den wech van der gehuchte van Nyer Bussem, Naarden 1521 (Schönfeld 1980) |
de kerckehegge en om de heetcamp van Cil Claesen, Uddel 1711 (Uddel) |
Heetveld, Roosendaal 20e e. (Schönfeld 1980) |
|
|
| |
4. | Als bouwmateriaal (heideplag), grondstof (heideplant, heidepol)
4.1. | In Vlaanderen
... ke nus ki tient four... ne laisce raime deseure sen four ne heet n'estain de feves (... dat niemand die een oven heeft... takken op zijn oven achterlate, noch plaggen, noch bonenstengels), leper, 1290-1309 (RM) |
Van 17 voedere heets taelne in ghenside ser Braems casteele, ende van delvene, Gent 1323-1324 (OSG) |
Item van 6 voedere hets taelne buter Hoyen, Gent 1324-1325 (OSG) |
ten heetwalle (indien = wal van heet ‘heideplaggen’), Handzame 1462 (DF) |
Drie voeder heete (l. heets?) gebesicht, Brugge s.d. (MNW) |
een besten besem van eedt, 16e e. (WVeW) |
|
| |
4.2. | In Gelderland (en Overijssel)
Placaet en Ordonnantie op de heet-branden op Veluwen, Gelderland 1556 (GGP 1, 201) |
Oick en sal niemant op peen (op straffe) als boven eenich hietgewasch plaggen of anders affhouwen, Gelderland 1556 (GGP 1, 202) |
niemant sall eenich heedt maijen, Meerveld (Gld.) 1569 (WNT, Meerv.) |
Placaet van geen heetbossen met eycken holt of twych, nemaer met stroo te binden, Gelderland 1636 (GGP 2,278) |
Dat nijmant eenich heet sal mogen maijen voor den dach van St. Peter, Meerveld (Gld.) 1679 (Meerv.) |
... sal men dopheet mogen beginnen te plukken, Meerveld (Gld.) 1712 (Meerv.) |
Placaet, tegen het in de brand steecken van de Heetvelden en Venen, Gelderland 1720 (GGP 3,369) |
't Hutje van Heed, Deventer? 1876 (WNT, StO) |
|
| |
4.3. | In West-Friesland
Dat de schamel-luyden tot Schoorel ende Camp... sullen mogen halen tot haren oirbaer Heet ende Sooden uyt die vlacke velden, om die huysen te decken, Holland 1597 (Wildern.) |
|
|
| |
| |
| |
Gebruikte bronnen, geraadpleegde literatuur en woordenboeken
A. Bronnen
CG = M. Gysseling, Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300). 's-Gravenhage 1977. |
DB = M. Gysseling & A.C.F. Koch, Diplomata Belgica ante annum millesimum centesimum scripta. Brussel 1950. |
DF = Karel De Flou, Woordenboek der toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu. Vijfde deel. Brugge 1925 (Onveranderde herdruk Torhout 1986). |
GGP = Groot Gelders Placaat-Boeck (...), deel 1, uitg. door W. van Loon, Nijmegen 1701; deel 2, uitg. door W. van Loon, Nijmegen 1703; deel 3, uitg. door Henrik Cannegieter, Arnhem 1740. |
GV = M. Gysseling en A. Verhulst, Het oudste goederenregister van de Sint-Baafsabdij te Gent. Brugge 1964. |
Van Lokeren = A. Van Lokeren, Chartes et documents de l'abbaye de Saint-Pierre au Mont Blandin à Gand. 2 delen, Gent 1868-1871. |
Meerv. = W. Pleyte, A. van den Bogert en H. Bouwheer, Meerveld en Meervelder Bosch. Barneveld 1886. |
MOO = M. Hoebeke, De middeleeuwse oorkondentaal te Oudenaarde. Gent 1968. |
MPAdegem = Meetjeslandse Plaatsnamen van vóór 1600. Deel I Het Ambacht Maldegem. Band 1 Adegem. Maldegem 1989. |
MPMald. = Meetjeslandse Plaatsnamen van vóór 1600. Deel I Het Ambacht Maldegem. Band 2 Maldegem. Band 3 Sint-Laureins. Maldegem 1990. |
MTBellem = Meetjeslandse Toponiemen tot 1600. Deel II Het Houtland. Band 2 Bellem. s.l. 1992. |
MTEeklo = Meetjeslandse Toponiemen tot 1600. Deel IV. De Keuren van Eeklo-Lembeke en Kaprijke. Band 1 Eeklo. s.l. 1994. |
MTHansb. = Meetjeslandse Toponiemen tot 1600. Deel III Het Gentse. Band 1 Hansbeke. s.l. 1995. |
MTLov. = Meetjeslandse Toponiemen tot 1600. Deel III Het Gentse. Band 2. Lovendegem. s.l. 1993. |
MTZom. = Meetjeslandse Toponiemen tot 1600. Deel IV Het Ambacht Zomergem. Band 3 Zomergem. s.l. 1997. |
OSG = J. Vuylsteke, Oorkondenboek der stad Gent. Stads- en baljuwsrekeningen 1280-1336. Gent 1900. |
OV = W. Prevenier, De oorkonden van de graven van Vlaanderen (1191-aanvang 1206). deel II, Uitgave. Brussel 1964. |
PB = F. De Potter en J. Broeckaert, Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. Gent [z.j.]. |
RM = Reine Mantou, Le vocabulaire des actes originaux rédigés en français dans la partie flamingante du comté de Flandre (1250-1350). In: HCTD L-LXVIII (1976-1984/1985). |
| |
| |
SB = A.E. Verhulst, De Sint-Baafsabdij te Gent en haar grondbezit (VIIe-XIVe eeuw). Brussel 1958. |
Schönfeld 1980 = M. Schönfeld, Veldnamen in Nederland. Arnhem. |
SS = Ludo Milis, De onuitgegeven oorkonden van de Sint-Salvatorsabdij te Ename voor 1200. Brussel 1965. |
StO = B.W.A. Sloet tot Oldhuis, Winteravondrood. Deventer 1876. |
TV = C. Tavernier-Vereecken, Gentse naamkunde van ca. 1000 tot 1253. [Brussel] 1968. |
TW = M. Gysseling, Toponymisch Woordenboek (...). [Brussel] 1960. |
Uddel = W. Pleyte, A. van den Bogert en H. Bouwheer, Uddel en Uddelerheide. Barneveld 1889. |
VD 1988 = L. Van Durme, Toponymie van Velzeke-Rudderhove en Bochoute. deel II. Gent. |
Wildern. = P. Merula, Placaten ende ordonnantien op 't stuck van de Wildernissen. 's-Gravenhage 1605. |
| |
B. Literatuur
Devos 1991 = M. Devos, Bouwlandtermen in de Vlaamse dialecten, Tongeren. |
Lindemans 1952 = P. Lindemans, Geschiedenis van de landbouw in België. 2 delen. Antwerpen. |
Gysseling 1978 = M. Gysseling, ‘Inleiding tot de toponymie, vooral van Oost-Vlaanderen’. In: Naamkunde 10 (1978) 1-24. |
Mansion 1924 = J. Mansion, Oud-Gentsche naamkunde. 's-Gravenhage. |
Pijnenburg 1976 = W.J.J. Pijnenburg, ‘Eeuwsel. Een woord uit het oude boerenbedrijf’. In: Naamkunde 8 (1976) 1-53. |
Verhulst 1964 = A. Verhulst, Het landschap in Vlaanderen in historisch perspectief. Antwerpen [1964]. |
VD 1986 = L. Van Durme, ‘Over de zonderlinge ei (< Wgm. ai) en intervokalische d in de (Zuid)oostvlaamse dialekten.’ In: Vruchten van z'n akker. Opstellen (...) voor prof. V.F. Vanacker. Gent. |
| |
C. Woordenboeken
De Bo = L.L. De Bo, Westvlaamsch Idioticon, 1892. |
Handw. = J. Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek, Den Haag 1932 (Onveranderde herdruk 1981). |
IEW = J. POKORNY, Indogermanisches etymologisches Wörterbuch, Bern 1959. ML = W.J.J. Pijnenburg en T.H. Schoonheim, Middelnederlands Lexicon. Amsterdam 1997. |
| |
| |
MNW = E. Verwijs en J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek. 9 + 2 delen. 's-Gravenhage 1885-1929 (1941). |
Stallaert = Karel Stallaert, Glossarium van verouderde rechtstermen, kunstwoorden en andere uitdrukkingen uit Vlaamsche, Brabantsche en Limburgsche oorkonden. Leiden 1886-1893 (voltooid door F. Debrabandere 1977). |
VMNW = Vroegmiddelnederlands Woordenboek. Vier delen. Leiden 2001. |
WNT = Woordenboek der Nederlandsche Taal. Den Haag enz. 1882-1998. |
WVD = Woordenboek van de Vlaamse dialekten. Deel I. Landbouwwoordenschat. Aflevering 1. Akkerland en weiland door Magda Devos, Hugo Ryckeboer. Tongeren 1979. |
WVD/wa = Woordenboek van de Vlaamse dialekten. Deel I. Landbouwwoordenschat. Aflevering I. Akkerland en weiland door Magda Devos, Hugo Ryckeboer. Wetenschappelijk apparaat. Tongeren 1979. |
WVeW = F. Debrabandere, West-Vlaams etymologisch Woordenboek. Amsterdam/Antwerpen 2002. |
|
-
voetnoot(1)
- Een jonker te paard heeft een jong meisje op weg naar haar oma op de heide staande gehouden om haar te ontvoeren. Dan verschijnt het plaatselijke spook Blauwe Garrit. Het citaat luidt dan verder: ‘Maar 't paard draait zich om en snelt weg op een draf / Zijn meester staat roerloos; hem kwelt tot zijn straf / Nog rillender kou, dan in 't hutje van heed, / Voor sneeuwjagt beveiligd, ons moedertje leed.’
-
voetnoot(2)
- Onderstaande verzameling maakt geen aanspraak op volledigheid. Van verschillende typen is slechts de oudste bewijsplaats opgenomen. Ook de opmerking van Van Durme (VD 1986:417) ‘In de streek van Velzeke stelt men later een geweldige koncentratie van heet-toponiemen vast’, heeft mij tot terughoudendheid gemaand.
-
voetnoot(3)
- Blijkens het WVD 1, 1 Akkerland en weiland. Wetenschappelijk apparaat, wordt het woord in Vlaanderen nu niet meer als appellatief aangetroffen.
-
voetnoot(4)
- Het is niet uitgesloten dat de wal is aangelegd en/of versterkt met heideplaggen.
|