| |
| |
| |
Kroniek Nederland
Toponymie
In bepaalde regio's in Nederland blijft men al dan niet in verenigingsverband ijverig veldnamen inventariseren en het materiaal ontsluiten in zakelijke, flinke en fraaie publicaties.
Het zal om te beginnen niet verbazen dat Christ Buiks zijn grondige werk in de Baronie van Breda heeft aangevuld met de Veldnamen in de gemeente Gilze en Rijen. Twee delen op A4-formaat, Gilze in deel 1, Rijen in deel 2, plus een kaartenmap met 25 minuutplans uit 1827-1832 waarop de namen zijn ingetekend. Reeds in 1983 schreef hij artikeltjes over namen in Gilze en Rijen voor De Mulder, tijdschrift van de Heemkring Molenheide, en een serie over veldnamen in dat blad in 1989. Een werkgroep verzamelde de namen waarvoor het veldwerk, gesprekken met oude boeren, niet geschuwd werd. Voorraad en kennis zijn ongetwijfeld voldoende gerijpt en gewassen voor een uitgebreid overzicht, dat nu eveneens door deze heemkundekring, gelukkig met voldoende sponsorgeld, is uitgegeven. De toponiemen worden per plaats alfabetisch opgesomd. Bij ieder lemma vinden we een aantal naamsvermeldingen in chronologische volgorde en een naamkundige toelichting. De context gaat er in een hoofdstuk over de algemene geschiedenis aan vooraf. Deel 2 wordt afgesloten met een namenindex geordend op element.
Christ Buiks: Veldnamen in de gemeente Gilzen en Rijen.
Gilzen en Rijen, Heemkring Molenheide, 2002, 566 p. ISBN 90 9015983 5
Toponymisch actief in oostelijk Noord-Brabant is Henk Beijers. Terwijl hij her en der naamkundig kruimelwerk werk publiceerde in heemkundige tijdschriftjes, droeg hij in 1991 in samenwerking met Geert-Jan van Bussel en Gerald van Berkel bij aan het toponymisch onderzoek in het algemeen met een methodisch basisboek voor de namenverzamelaar die daarvoor zijn PC wilde benutten: Veldnamen als historische bron. Een handleiding voor methodisch onderzoek. Samen met Van Bussel kon hij vervolgens in 1996
| |
| |
methode en inzicht toepassen in een toponymsiche studie over Helmond: Van d'n Aabeemd tot de Zwijnsput. Toponiemen in de cijnskring Helmond voor 1500 in naamkundig en nederzettingshistorisch perspectief.
Nu ligt er een monumentaal boekwerk voor me over het Schijndelse landschap dat verzorgd is door de historische werkgroep van de plaatselijke heemkundekring en dat door Beijers is geredigeerd. Een ruime inleiding gaat in op de bewoningsgeschiedenis vanuit de archeologie. Landschapsontwikkeling en perceelsnamenstudie is de titel van ‘blok 2’. Thematisch worden hierin door Henk Beijers en Ben Peters de toponiemen behandeld. De lemmata vormen de weerslag van een indrukwekkende bibliografie. Maar zonder slordigheden is de organisatie niet, want ik mis toevallig meteen al Beijers & Koolen 1996 en bij v. Berkel & Samplonius zou beter naar de herziene editie uit 1995 van het naslagwerk over de Nederlandse plaatsnamen verwezen kunnen worden dan naar de eerste druk uit 1989. Niettemin betreft het geheel een zeer verdienstelijke poging om met behulp van de toponymie het landschap tot leven te wekken. De redacteur spreekt in het voorwoord dan ook de hoop uit, dat het uiteindelijke effect van deze publicatie is dat grondige kennis van het landschap - gefundeerd door het bodemarchief - tot waardering uitgroeit. Laat men maar weer in namen denken in plaats van in kadastrale nummers.
Een aparte map bevat een twintigtal bewerkte kadastrale kaarten en een veldnamenregister. Het saaiste werk, dat voor de naamkundige wellicht het fraaiste is, biedt de bijgeleverde CD-ROM. Deze bevat het veldnamenglossarium van A tot Z, met de vermeldingen uit de schepenbankarchieven vanaf 1530, enzovoort. Het zou in druk 255 bladzijden bestrijken. Het schijfje bevat tevens een register van niet-gelokaliseerde perceelsnamen (59 bladzijden).
Henk Beijers (redactie): Het Schijndelse landschap. Cultuurhistorische notities rond bodemarchief, landschapsontwikkelingen en historische perceelsnamen.
Schijndel, Heemkundekring Schijndel / Gemeente Schijndel, 2003, 329 p. ISBN 90 801543 3 4
Als een traktatie kan de uitgave over veldnamen en boerderijen van Goeree-Overflakkee gepresenteerd worden. In de ene hand een zwaar boek met hard
| |
| |
kaft, in de andere een lichte bonbon-doos met kaarten, beide van groot formaat met een aantrekkelijke prent van het boerenlandleven in het wit van de roodwitblauwe vlag die er als het ware omheen is geslagen. De Sociëteit Rethorica te Sommelsdijk heeft daarvoor een hele lijst fondsen weten te werven. De reeks Oude veldnamen van Schouwen-Duiveland diende als voorbeeld bij het initiatief dat in 1989 werd genomen om de veldnamen van Goeree-Overflakkee te inventariseren. Maar daar bleef het niet bij: ‘De sterke samenhang tussen veldnaam, boerderij en polder heeft geleid tot inventarisatie van boerderijnamen en later tot de boerderij als bouwobject’. Tja, deze zin laat op zich al zien dat het collectief van de Sociëteit zich wat afbakening betreft aan een hinkstapsprong waagde. Het is vooral een (cultuur-)historisch boekwerk geworden waarin verschillende auteurs diverse onderwerpen voor hun rekening hebben genomen, zodat we bijvoorbeeld ook uitgebreid over historische betegelingen kunnen lezen.
Hoewel vanuit den vreemde Rob Rentenaar naamkundig advies heeft verstrekt, is de naamkunde uiteindelijk beperkt. De veld- en boerderijnamen zijn uit de volksmond opgetekend en in hun gesproken dialectvorm weergegeven. Wat echter ontbreekt, dat zijn de historische naamsvormen. Ondanks de ruime aandacht voor de geschiedenis is er geen poging ondernomen om de verzamelde en gelokaliseerde namen een historisch fundament te geven op basis van attestaties uit de bronnen. De namen worden niet afzonderlijk geduid; ze zijn gerubriceerd en een aantal namen komt bij de bespreking van de rubrieken aan bod.
Veldnamen en boerderijen. Goeree-Overflakkee.
Sommelsdijk, Sociëteit Rethorica, 2003, 351 p. ISBN 90 9017379 X
Aangezien deze Kroniek twee jaargangen bevat, kunnen hier twee volgende Achterhoekse delen van de boerderij- en veldnamenreeks van het Staring Instituut gesignaleerd worden. De continuïteit en uniformiteit ervan is behagelijk. Vormvaste handzame delen zonder veel opsmuk, die voornamelijk bestaan uit naamlijsten en plattegronden. Gelukkig hebben ze wel steeds een eigen kleur. De vaste medewerkers Loes Maas en Lex Schaars zijn verantwoordelijk voor de stabiele bewerking van het materiaal. Innig verbonden lokale coördinatoren houden de spreekwoordelijke honden bij het veldwerk koest, en belangrijker nog, ze ondersteunen de informanten, wier doorzet- | |
| |
tingsvermogen zo beproefd wordt. Verbondenheid is een vereiste om het voor elkaar te krijgen, naamkundig inzicht onontbeerlijk. Of zoals Lex Schaars in dialect bij de presentatie van het boek over Lochem hulde voor Loes Maas tot uitdrukking bracht: ‘Naamkunde is 'n vak-appat woor ik as dialectoloog bewondering veur heb. Laes de inleiding van mevrouw Maas en ie begriept woorumme’. In wezen bestaat de toponiemenverzameling uit namen die uit de volksmond zijn opgetekend, Loes Maas probeert daar in haar inleidingen archivalische attestaties bij te betrekken. Ze legt bij haar bespreking de nadruk op de namen en bestanddelen die in de betreffende gemeente veel voorkomen. Zo zijn er in Lochem vrij veel benoemingen naar de perceelsvorm en er is veel variatie in deze naamgeving. Ter illustratie zijn de diverse vormen in getekende vorm bij elkaar gezet: 'n Timp, 'n Streppel, 'n Steek, Domineessteek, d'Hals, Zwanenhals, de Biele, enzovoort. Leggen we de delen Lochem en Eibergen, die in 2003 en 2004 zijn uitgekomen, naast elkaar, dan kunnen we constateren dat we de naamkundige inleidingen bijna als transparanten over elkaar heen kunnen schuiven. De paragraafstructuur is identiek. We lezen over bodemgesteldheid en -gebruik dat in de ene gemeente de meest voorkomende grondsoort zand is en in de
andere zand. Zo ver liggen ze dan ook niet van elkaar. Een particuliere ontginning heet in Lochem vaak kamp en zo ook in Eibergen. Het is een ‘zoek de verschillen!’ En dat is het aardige ervan: het zijn vertrouwde plaatjes, maar er zijn wel degelijk bijzonderheden waaruit afwijkingen voortkomen. Al was het maar dat in Eibergen es de naam voor een aaneenliggend complex bouwland van meerdere eigenaren is en in Lochem enk. Zoek maar eens welke gemeente een Postzegel heeft, een vierkant perceel gedeeltelijk omgeven door bosranden, en welke niet.
J. Nengerman en B.J. Kok (coördinatie); Loes H. Maas en A.H.G. Schaars (redactie): Boerderij- en veldnamen in Lochem.
Doetichem, Stichting Staring Instituut, 2003, 144 p. ISBN 90 73667 56 9
E.H. Wesselink en G.B. Maarse (coördinatie); Loes H. Maas, A.G.H. Schaars en G.A. te Lindert (redactie): Boerderij- en veldnamen in Eibergen. Doetinchem, Staring Instituut, 2004, 192 p. ISBN 90 73667 62 3
Al even vertrouwd in deze rubriek is de heer Dr. D. Otten uit Heerde. De Veluwe is zijn terrein. Zijn nieuwste publicatie is door de gerenommeerde
| |
| |
uitgeverij Verloren in Hilversum uitgegeven: Veldnamen en oude boerderijnamen in de gemeente Apeldoorn. Dat betekent dat het een sjiek boekje is geworden, met stemmige landschapsfoto's van Martin Hogeboom, niettemin voor een redelijke prijs (EUR 17,-).
Otten kan evenals bijvoorbeeld de boven genoemde Henk Beijers tot de naamkundigen gerekend worden die met namen de geschiedenis willen laten beleven: ‘Een onderzoek naar de oorsprong en betekenis van veldnamen geeft veel informatie over de landschaps-, ontginnings- en bewoningsgeschiedenis van een gemeente. Het beschrijven van de resultaten van het onderzoek in Apeldoorn is daarom niet gediend met een opsomming van alle opgespoorde namen met daarbij de verklaring van de betekenis. Informatiever en boeiender is het om aan de hand van een chronologische indeling en behandeling van de veldnamen geleidelijk vertrouwd te raken met de achtergronden van de naamgeving en met de geschiedenis van het landschap en de ontginningen.’ Bij een dergelijke uitgave gaat het er immers om een vlot leesbaar boek te maken.
Opmerkelijk is het dat Otten geen werkgroep achter zich heeft. Archief- en veldwerk doet hij zelf. Wel kan hij een aantal kenners bedanken die hem van kennis voorzien hebben en hij heeft gebruik kunnen maken van het omvangrijke databestand dat Cor Tijink met toponiemen in Apeldoorn en omgeving heeft aangelegd. We moeten het echter doen zonder gedetailleerd overzicht van gelokaliseerde namen op kaarten, terwijl desnoods vermelding van perceelnummers uit de recent verschenen delen van de Kadastrale Atlas van Gelderland zou volstaan.
D. Otten: Veldnamen en oude boerderijnamen in de gemeente Apeldoorn. Hilversum, Verloren, 2003, 192 p. ISBN 90 6550 773 6
Als derde deel van de serie veldnaamboeken van de Stichting Coördinatie Onderzoek Oud Geestmerambacht is een deel over de banne Warmenhuizen verschenen. Een mooi opsommend boek dat tevens voor genealogen nuttig is, omdat ook de eigenaren en gebruikers van de percelen worden vermeld. Diverse auteurs hebben tussendoor kleine artikelen geschreven waarin het een en ander wordt toegelicht. Drijfveer voor het monnikenwerk dat verricht moest worden, is de fascinatie voor het verleden van het gebied vóór de ruilverkaveling, toen het een doolhof van eilanden was en toen al die percelen
| |
| |
slechts over water bereikt konden worden. Bij het verklaren van de namen konden de medewerkers, voor zover zij zich daaraan waagden, gebruik maken van het kritisch inzicht van naamkundige Rob Rentenaar op de achtergrond.
Gerard Boekel (samenstelling): Warmenhuizen, meer dan 4 eeuwen water- en veldnamen.
St. Pancras, Geneaboek / Stichting Coördinatie Onderzoek Oud Geestmerambacht, [2004], 253 p. ISBN 90 76264 07 4
Uiteraard treffen we in de toponymische sector van nieuwe uitgaven enkele straatnaamboeken aan. Over het algemeen zijn dit naslagwerken die uitsluitend in de plaatselijke boekhandel te koop zijn, bestemd voor de plaatselijke belangstellende, die hem informatie verschaft over de straatnamen in zijn omgeving. Dat neemt niet weg dat ze als bronnen voor naamkundig onderzoek met diverse historische of contemporaine vraagstellingen in gedachte interessant zijn.
Vijf van de zes hier vermelde publicaties zijn zoals ze meestal zijn: leuke boekjes, aardig geïllustreerd. De zesde titel, betreffende Almen, is nogal merkwaardig: de schrijver is nogal uitvoerig, zonder breedsprakig te zijn. Zo somt hij bij de naam Dorpsstraat op waaruit de dorpskern bestaat (de kerk, het brandspuithuisje, het postkantoor...). Waarschijnlijk is het daarom niet mogelijk gebleken om, zoals ten geleide wordt opgemerkt, dit manuscript in de boekenreeks op te nemen waarvoor het bestemd was. De auteur heeft het nu zelf maar uitgedraaid en in een ringband uitgegeven.
H. Rade, m.m.v. J. Bosch e.a.: Van Aalbersestraat tot Zwartebergweg. Landgraafs straatnamenboek.
Landgraaf, Oudheidkundig en Cultuurhistorisch Genootschap Landgraaf, 1997, 112 p.
G.D.M. Schwencke & M.I.A. Spieksma-Boezeman: Van Abtspoelhof naar Zoutkeetlaan. Uw straatnaam verklaard.
Oegstgeest, Vereniging Oud Oegstgeest, 2003, 94 p. ISBN 90 9017599 7
Wiel van Dinter: Straatnamen van de gemeente Gennep verklaard en toegelicht.
Gennep, Gemeente Gennep, 2003, 149 p. ISBN 90 9016288 7
| |
| |
Paul Compen: De straat waar ik woon... Verklarend straatnamenboek van Westervoort.
Westervoort, Historische Kring Westervoort, 2003, 116 p. ISBN 90 806657 3 8
Guus Simons: Herkomst en betekenis van de namen van straten in Welten en Benzenrade.
Heerlen, Heemkunde Vereniging Welten-Benzenrade, 2004, 63 p.
H. Schoenmaker: Namen van wegen en huisnummering in Almen. Bijdrage tot de geschiedenis van Almen.
Barchem, 2003, 197 p.
Het naamkundige documentatiewerk van de heer Kouwenhoven, geograaf en bibliograaf, is uitgebreid met een analytische publicatie over de elementen van straatnaam. Het betreft een inventarisatie van ‘achtervoegsels’, waarmee de grondwoorden worden bedoeld waarmee straatnamen zijn samengesteld. Kouwenhoven heeft daarvoor gebruik gemaakt van het databestand met 190.000 straatnamen op basis van het postcodeboek van 1997 dat hem door P.C.J. van der Krogt, wiens straatnamenboek van Delft in de vorige jaargang van Naamkunde werd besproken, ter beschikking is gesteld. De inleiding besteedt de samensteller in het kort aan de problematiek van de straatnaamgeving. Het overzicht verstrekt per grondwoord een beknopte betekenis, enkele voorbeelden en een opgave van het totaal aantal voorkomens.
A.O. Kouwenhoven: Tussen straat en weg. Een inventarisatie van achtervoegsels en simplicia in straat- en wegnamen.
Zeist, Discom, 2003, 75 p. ISBN 9073971306
Dan komen we bij de sectie ‘toponymie in de periferie’, om het restant zo maar even oneerbiedig te categoriseren, met onderwerpen die evenwel juist een groter publiek aanspreken en ook in wetenschappelijk opzicht tegenwoordig meer tot de verbeelding spreken.
Hier mag ik dan ook een doctoraalscriptie vermelden die in opdracht van het Meertens Instituut door Merel Lelivelt, een studente Bedrijfscommunicatie, is gemaakt: Van naam tot faam, een verkennend onderzoek naar de relatie tussen namen van restaurants en imago. Dat is wat heet een socio- | |
| |
onomastisch onderwerp. Voor een restaurant is het imago heel belangrijk en aangezien er niet zoveel een Michelin-ster krijgen, is de naam van een restaurant een belangrijke factor om de klant te lokken. ‘Namen fungeren als unieke verwijzers; met behulp van een naam kun je je onderscheiden van de rest. Dit onderscheiden van, ook wel positionering genoemd, is voor restaurants een halszaak aangezien het eten dat de consument krijgt in restaurant A meestal niet wezenlijk verschilt van het eten in restaurant B.’ Een spannend onderwerp dus, want je kunt je voorstellen dat hieruit een sterrengids over het imago van de namen kan voortkomen, die men naast de Michelin-gids en andere restaurantgidsen op de culinaire afdeling van de boekhandel zal aantreffen. Voor dit onderzoek werd een aantal restaurants in de omgeving van Nijmegen benaderd. Hoe bewust zijn de restauranthouders eigenlijk van het naam-imago? Komt hetgeen de naam van een restaurant uitstraalt overeen met wat de eigenaar wil uitstralen met die naam? Op dergelijke vragen heeft de onderzoekster een antwoord proberen te vinden.
Merel Lelivelt: Van naam tot faam. Een verkennend onderzoek naar de relatie tussen namen van restaurants en imago.
Nijmegen, Katholieke Universiteit Nijmegen, 2003, 96 + 46 p.
Op de voorkant van ‘Van Nergenshuizen tot Absurdistan’, dat door Ewoud Sanders is samengesteld, wijst een witte pijl op het asfalt heel concreet rechtuit. Maar als je de diepte uit de foto haalt, gaat de pijl omhoog richting het domein van de fictie, dat dankzij de grote diafragma-opening van de camera al gauw vaag is. We zullen dan ook slechts bij verzonnen plaatsnamen terechtkomen. De auteur was zelf verbaasd over het hoge aantal dat hij vond. Negenhonderd fictieve plaatsnamen, met daarbij een aantal uitdrukkingen met een echte plaatsnaam. Hij maakte voor het verzamelen gebruik van de reacties die hij kreeg op zijn stukken in het NRC Handelsblad en Onze Taal. Hoe bekend zijn die plaatsnamen, mag je je dan afvragen. Ze komen van verschillende niveaus uit diverse hoeken en als ik er doorheen blader, moet ik bekennen dat mijn algemene ontwikkeling hier beperkt is. Toch besef ik meteen hoe gemakkelijk een al dan niet verzonnen toponiem in de volksmond ligt. Toponiemen lenen zich best voor droge humor. In de meeste plaatsen wil je niet wezen. Toch is er voor elk wat wils,
| |
| |
en ik zal m'n zwager eens met ónze vakantiebestemming verbluffen: Bad Meingarten of Gran Tuinaria! Dat is nu even origineler dan Verweggistan.
In het hoofdstuk ‘Waar je wel moet zijn’ vind je relatief weinig toponiemen, maar Sanders heeft ze wel het uitvoerigst beschreven. Dat is niet vanwege zijn persoonlijke voorkeur, maar omdat het de namen van contreien betreft waarover historisch het meest te zeggen is en er zitten niet zoveel nieuwe namen tussen. Als men het domein van De Eeuwige Jachtvelden en De Zevende Hemel voor ogen heeft, is men kennelijk minder creatief.
Het is een leuk informatief boekje geworden, dat de naamkundige zal prikkelen om de systematiek bij het vormen en verzinnen er uit te halen en daarover een wetenschappelijk artikel voor Naamkunde te schrijven.
Ewoud Sanders: Van Nergenshuizen tot Absurdistan. Verzonnen plaatsnamen in het Nederlands.
Amsterdam/ Rotterdam, Prometheus/ NRC Handelsblad, 2003, 240p. ISBN 90 446 0195 4
| |
Antroponymie
Een drietal specialisten, Gerrit Bloothooft, Emma van Nifterick en Doreen Gerritzen, hebben een boek samengesteld dat een duidelijk beeld geeft van de eigentijdse voornaamgeving in Nederland. De gekozen invalshoek van het onderzoek laat zich eenvoudig verklaren: ‘Over de betekenis en oorsprong van voornamen is veel te vinden in tal van voornamenboeken, maar over de voornamen die in Nederland gegeven worden, was tot nu toe weinig bekend.’ De samenstellers hadden de beschikking over het volledige bestand van de voornamen van de kinderen die bij de Sociale Verzekeringsbank voor het verkrijgen van kinderbijslag zijn ingeschreven, alsmede over de voornamen van de ouderen die voor AOW in aanmerking komen. Met behulp van de weinige overige gegevens waarover zij konden beschikken, zoals de postcodes en gegevens met betrekking tot de gezinssamenstelling, kon met aanvulling van aan het CBS ontleende informatie en toepassing van verschillende voornamenprofielen een onderzoeksmethode ontwikkeld worden die resulteerde in een nauwkeurig inzicht van de sociale en regionale verscheidenheid van de voornaamgeving.
| |
| |
De verscheidenheid van voornamen weerspiegelt de variatie van identiteiten en culturen. Het voornamenonderzoek is een belangrijk instrument voor de analyse van de gedifferentieerde stratificatie van de samenleving. Vele aspecten van de moderne voornaamgeving komen in dit boek aan bod, tegen de achtergrond van de traditionele naamgeving in het verleden. Tevens wordt ter vergelijking naar de naamgeving in andere landen gekeken.
Tendensen in populariteit van de namen zijn goed waarneembaar, en de lezer wordt in staat gesteld om het frequentie-verloop van de 9.000 meest voorkomende namen in de afgelopen twintig jaar (van 91% van de kinderen) afzonderlijk na te gaan. Grafieken, tabellen en kaartjes verlenen de beschouwingen een wetenschappelijk fundament. Ter illustratie zijn fragmenten ingelast met wetenswaardigheden en anekdoten: het zout in de pap.
Gerrit Bloothooft, Emma van Nifterick, Doreen Gerritzen: Over voornamen. Hoe Nederland aan z'n voornamen komt.
Utrecht, Het Spectrum, 2004, 364 p. ISBN 90 274 8444 9
Van het soort voornaamboeken dat voornamelijk als naslagwerk fungeert voor aankomende ouders verschijnen regelmatig herdrukken. Soms zijn de samenstellers in de gelegenheid een herdruk grondig te herzien. Dan kan het zinvol zijn om daarop te attenderen. Zo verscheen in 2002 de achttiende herziene druk van Het nieuwste voornamenboek, van Van Berkel en anderen, die sterk is uitgebreid. Het ‘bevat nu zo'n 13.000 namen, een verdubbeling ten opzichte van de eerste druk’, die in 1990 werd uitgegeven. De groei is te danken aan de toename van buitenlandse namen en de toegenomen vrijheid in naamgeving en spelling. En aan de verzamelwoede van de samenstellers allicht.
Toch zal elk van dergelijke voor uitgevers profijtelijke boeken moeten concurreren met het bekende Woordenboek van voornamen van Van der Schaar, dat nu als Prisma voornamen in omloop is. Beide boeken zouden zeker op uiteenlopende wijzen met elkaar vergeleken kunnen worden, maar dat is hier niet de bedoeling. We kunnen eenvoudig constateren dat het boek van Van Berkel c.s. nog niet de circa 20.000 namen van de Prisma voornamen heeft gehaald, maar dat zegt op zich niet veel als men bedenkt hoe gemakkelijk men spellingsvarianten kan toevoegen. Wie de namen met elkaar vergelijkt, zal merken dat de één voornamen heeft opgenomen die de
| |
| |
ander niet heeft, en andersom. Op basis van het hiervoor besproken boek zou men nu kunnen nagaan of het ‘aanbod’ van de namen een afspiegeling is van het gehele corpus dat in omloop is.
De naamsverklaringen van Van Berkel c.s. zijn tamelijk summier in vergelijking met die van Van der Schaar. Dat neemt niet weg dat we mogen veronderstellen dat oud-germanist Van Berkel met kennis van zaken zijn licht over de etymologieën heeft laten schijnen.
G. van Berkel, M. Deelstra-Boerhof, S. Horjus: Het nieuwste voornamenboek.
Houten, Van Holkema & Warendorf, 2002, 372 p. (achttiende herziene druk) ISBN 9026924372
Van het grootste belang bij de keuze van een voornaam is de esthetische gevoelswaarde. Het moderne voornamenonderzoek richt zich dan ook op de eigenschappen van die gevoelswaarde. Lisette van der Molen, studente taalwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, heeft over dit onderwerp haar doctoraalscriptie geschreven: Een mooie klank, wat is dat? - Onderzoek naar het motief ‘mooie klank’ bij voornamen. Haar onderzoek spitst in feite enkele dicht bij elkaar liggende motieven bij de voornaamgeving uit. Namen met een mooie klank worden onderscheiden van de mooie namen! Het onderzoek betreft in ieder geval een analyse van de fonologische kenmerken van voornamen. Op basis van een stageonderzoek met vragenlijsten voor de ouders van 108 kinderen stelde Lisette een aantal hypothesen op zoals ‘meisjesnamen met het motief mooie klank bevatten meer lange klinkers dan meisjesnamen zonder dit motief’. Vervolgens werden deze veronderstellingen getoetst aan een selectie van circa 1200 naamdragers uit een NIPO-onderzoek uit 1995. Wat blijkt, de meeste hypothesen werden ontkracht; het mooie van de klank van een naam is nauwelijks gerelateerd aan de geformuleerde fonologische kenmerken. De onderzoeksvraag kan derhalve niet beantwoord worden, en dat is de belangrijke conclusie van het onderzoek. ‘De associatie die ouders bij een naam hebben, lijkt invloed uit te oefenen op het motief “mooie klank”.’ Als ik me niet vergis, zou je dus hieruit kunnen opmaken dat geënqueteerden geen verschil zien in een ‘naam met een mooie klank’ en een ‘mooie naam’. En als de onderzoeksvraag ‘wat is een mooie naam?’ luidt, dan zal het onderzoek in de eerste plaats van psychologische
| |
| |
aard zijn: een analyse van de connotaties (en van het veranderlijke begrip mooi?).
Lisette van der Molen: Een mooie klank, wat is dat? Onderzoek naar het motief ‘mooie klank’ bij voornamen.
Doctoraalscriptie Taalwetenschap, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, 2004, 84 p.
Een lid van de heemkundekring De Klepperman heeft voor de inwoners van Kruisland in Noord-Brabant een naslagwerkje over hun familienamen samengesteld. Het maken van dergelijke boeken is een verdienstelijke vrijetijdsbesteding, die een algemener karakter heeft dan de op familie gerichte genealogie, en wat mij betreft best navolging mag hebben. Maar dan niet zó!
Bij het doorbladeren dacht ik even dat de auteur voor zijn basis oude naamsvermeldingen uit archivalische bronnen had gelicht, maar irritatie ontstond toen ik geen referenties vond. In de stuntelige inleiding lees ik dan dat deze zijn overgenomen uit het Gemeente-archief van Breda, punt. Bij vergelijking met het boek Oude familienamen in de Baronie van Chr. Buiks blijkt echter dat de naamsvermeldingen en de tekstfragmenten letterlijk (maar nogal slordig) hieruit zijn overgenomen. Het boek van Buiks wordt weliswaar in het bibliografietje achterin vermeld, maar nergens wordt duidelijk gemaakt dat de auteur in feite dit boek heeft geplunderd. De naamsvermeldingen hebben dan ook in wezen niets met Kruisland te maken.
Zo mag het niet!
Jos Ruijten: Herkomst van familienamen uit Kruisland.
Kruisland, Jos Ruijten / Heemkundekring De Klepperman, 2002, 64 p.
Een tweetal publicaties over bijnamen kan hier vermeld worden. De Kamper Taalkringe heeft de bijnamen van inwoners van Kampen verzameld en daarvan heeft de voorzitter een eenvoudig, alfabetisch geordend boekje in Kamper dialect samengesteld. Het betreft in feite een opsomming van de bijnamen met beknopte informatie (identificatie) en hier en daar een verklaring of een anekdote. Als extra is een lijst met straatnamen en enkele andere toponiemen in Kamper taal toegevoegd.
Meer omvang heeft Eelde's tweede bijnamenboek dat door de Stichting Ol Eel is uitgegeven en door de Werkgroep Oude Verhalen van de
| |
| |
stichting is samengesteld en uiteraard vol herinneringen en anekdoten zit. Het eerste bijnamenboek van Eelde werd op bevrijdingsdag 1992 feestelijk gepresenteerd en de oplage van 500 exemplaren was snel uitverkocht. Zo ook een herdruk van 300. Intussen ‘bleven nieuwe bijnamen binnenstromen: Eelde werd wakker!’ Dankzij het succes, waaraan ook de belangstelling van de regionale media heeft bijgedragen, hadden de medewerkers alle redenen om enthousiast te blijven. Tien jaar later zag dan ook een geheel vernieuwde versie het licht, waaraan bovendien een CD is toegevoegd met het Eelder bijnamenlied van Jan Luiken Bos.
Jan Elhorst (redactie): Kamper bi'jnamen.
Kampen, Kamper Taalkringe, 2004, 48 p. ISBN 90 807903 2 X
Gij kent mij: ik ben de Bulgaar. Eelde's tweede bijnamenboek.
Eelde, Stichting Ol Eel, 2002, 175 p. ISBN 90 5786 04 57
| |
Merknamen
‘Merken zijn overal.’ Met dit zinnetje wordt in het voorwoord van een nieuw standaardwerk over merknamen de deur opengezet. En ik realiseer me ineens dat de merknamen onder de eigennamen niet alleen het opdringerigst zijn met hun logo's en vignetten, maar ook gewoon het meest aanwezig om mij heen. Dat vraagt om meer actuele naamkundige aandacht dan de persoonsnamen of de plaatsnamen, zou je zeggen. Vanaf nu leent zich daar een naslagwerk toe, dat door ‘Riezebos & Riezebos’ (een bedrijfsnaam als auteur op de cover!?) is samengesteld en door de Sdu aantrekkelijk is uitgegeven: Verzamelde merken. De betekenis van 3166 namen van producten en bedrijven verklaard. Een van de redenen voor het schrijven van dit boek is dat er meer erkenning moet komen voor merken en merknamen als fenomenen van onze cultuur, zo laten de auteurs weten. Wat daar ook bij gedacht kan worden, we weten in ieder geval dat veel merken zich een weg banen door het lexicon door de gedaante van een eponiem aan te nemen. En dat getuigt toch van erkenning door de taalgebruiker. Naast de verschijning van enkele boeken over eponiemen in de afgelopen jaren vormt een naslagwerk over de ‘bronnen’, betreffende de herkomst van de merk- en bedrijfsnamen, een welkome aanvulling. De inleiding en ingevoegde tekstboxen verschaffen
| |
| |
wetenswaardige aanvullende informatie. Ton den Boon, redacteur van de Grote Van Dale, droeg bij met een tiental artikelen.
Joyce Riezebos-Maliepaard & Rik Riezebos, met bijdragen van Ton den Boon: Verzamelde merken. De betekenis van 3166 namen van producten en bedrijven verklaard.
Den Haag, Sdu, 2004, 175 p. ISBN 90 1210134 4
| |
Bibliografie
Tot slot wil ik een omissie wegwerken door op een belangrijke bibliografische publicatie te attenderen die alweer uit het jaar 2000 dateert. Vergeten te melden in een vorige jaargang, hoewel ik er zelf nota bene aan bijgedragen heb.
Naar aanleiding van de presentatie van een naamkundige bibliografie met betrekking tot Belgisch-Limburg tijdens het symposium ‘100 Jaar Toponymie’ in Bilzen in 1997 besloot het bestuur van de Vereniging voor Limburgs Dialect- en Naamkunde ook een naamkundige bilbiografie van Nederlands-Limburg uit te geven. Als uitgangspunt diende een cumulatie van een drietal elkaar slechts ten dele overlappende verzamelingen, waaronder het Limburgse deel van de naamkundige bibliografie van het Meertens Instituut en de particuliere bibliografie van prof. dr. M.J.H.A. Schrijnemakers. Het intensieve vervolgwerk werd onder leiding van Max de Bruin verricht. Een indrukwekkend boek met een genummerde auteursingang (2147 titelbeschrijvingen), en registers op diverse categorieën en onderwerpen, alsmede een register op bestanddelen, is het resultaat.
Max de Bruin, Vic Mennen & Arthur Schrijnemakers: Bibliografie van de Nederlands-Limburgse Naamkunde.
Maastricht / Hasselt, Vereniging voor Limburgs Dialect- en Naamkunde, 2000, 217 p.
Amsterdam
Leendert Brouwer
|
|