| |
| |
| |
Kroniek Nederland
Landschap en veldnamen in de Baronie van Breda
Zo langzamerhand begint het westen van Noord-Brabant in microtoponymisch opzicht behoorlijk ontsloten te raken. Dat is vooral de verdienste van Chr. Buiks, die in de loop der jaren een indrukwekkende reeks publicaties heeft verzorgd over de namen in dat deel van de provincie. In zijn jongste boek, dat handelt over de Baronie van Breda, gaat hij speciaal in op de relatie tussen veldnamen en het laatmiddeleeuwse landschap, de vroegere planten- en dierenwereld en de veranderingen in de topografische en hydrografische structuur van dat gebied.
Het werk bestaat uit een inleiding en zeven hoofdstukken met enigszins ongelijksoortige titels. ‘Hoogteligging en bodem’, ‘Begroeiing en dierenwereld’ wijzen op aspecten van het landschap die in de naamvorming tot uitdrukking kunnen komen. Bij ‘Woeste gronden en ontginningen’, ‘Wegen, paden en straten’ denken we daarentegen eerder aan de naamgeving van landschappelijke elementen als zodanig. ‘De hand van de mens in het landschap’ en ‘Varia’ tenslotte zijn zulke globale titels dat er in ieder geval naamkundig gezien niet zoveel mee valt aan te vangen.
Elk van de hoofdstukken is ingedeeld in een kleiner of groter aantal paragrafen, die ieder een titel van één woord hebben. Vrijwel steeds is dit een woord dat voorkomt in de veldnamenvoorraad van de Baronie, zoals blijkt uit voorbeelden die de auteur geeft. Daarnaast biedt hij een grote hoeveelheid historische informatie, die hij in het kader van zijn veldnamenonderzoek heeft opgetekend. Chr. Buiks is van huis uit tuinbouwkundige en hij heeft dan ook een goed oog voor de landschappelijke en biologische werkelijkheid achter de termen en citaten die hij in de bronnen is tegengekomen.
Aangezien de veldnamen het uitgangspunt voor deze studie vormen, valt het te betreuren dat er juist vanuit naamkundig oogpunt nogal wat kritische opmerkingen zijn te maken. De indeling van het boek is discutabel, waardoor het namenmateriaal minder tot spreken komt dan de bedoeling is. Zoals uit de paragraaftitels blijkt, is de auteur bij de ordening van zijn materiaal vrijwel alleen lexicaal te werk gegaan en heeft hij weinig aandacht besteed aan de semantiek van de namen. Dat
| |
| |
heeft bij voorbeeld tot gevolg dat soms namen bij elkaar worden geplaatst die semantisch weinig met elkaar te maken hebben. Koeput, de naam van een grensput waar ooit een koe is geslacht, is geheel anders te klassificeren dan Koeblok, de naam gegeven aan een perceel waar men koeien houdt. Net zo min horen de namen van grensbomen thuis onder de benoemingscategorie ‘begroeiing’, omdat er geen uitspraken aan zijn te ontlenen over de flora van het landschap op het moment van de naamgeving.
In zijn ijver om niets onverklaard te willen laten gaat de schrijver bovendien nogal eens verder dan taalkundig verantwoord is. Af en toe stuitte ik op voorstellen voor etymologieën, die mij toch echt het hoofd deden schudden.
Het is tenslotte wel merkwaardig dat de auteur met geen woord melding maakt van het feit dat hij in 1992 al een boek heeft gepubliceerd met een zeer verwante inhoud, ‘Veldnamen in de Baronie van Breda’. Dat verzwijgen is bovendien niet alleen merkwaardig, maar ook betreurenswaardig, want in dat werk vindt men nu juist de oude vermeldingen van veel van de veldnamen die in het hier besproken boek worden behandeld.
Chr. Buiks: Laatmiddeleeuws landschap en veldnamen in de Baronie van Breda. Assen, Van Gorcum 1997. xii, 240 blz., ill.; ISBN 90-232-3320-4. Prijs f 39,90.
| |
Straatnamen Alkmaar
Een combinatie van taalkundige scholing en liefde voor de geboortestad kan soms tot een mooi resultaat leiden, zoals blijkt uit het boek dat Els Ruijsendaal heeft gepubliceerd over de straatnamen van Alkmaar. De lezer moet zich niet laten afschrikken door het titelblad, waarop staat dat het werk is geschreven in opdracht van een makelaar en taxateur. In tegenstelling tot menig andere commerciële opdrachtgever heeft hij de auteur geen enkele hindernis in de weg gelegd bij de opzet en uitvoering van haar taak. Dat zij de kans heeft gekregen een gedegen product af te leveren blijkt alleen al uit de 867 voetnoten die het boek telt.
Het bijzondere van deze studie is gelegen in het feit dat de auteur ons iedere straatnaam in zijn historische ontwikkeling toont, van de oudste vermelding tot de vorm die de naam op dit moment heeft. Bij
| |
| |
de analyse van de naam gaat zij niet alleen in op de etymologie van de samenstellende delen, maar ook op de typologische aspecten van de naamvorming. Een ander pluspunt is verder nog dat zij verrassend veel aandacht besteedt aan de lokale uitspraak van de namen, een onderwerp dat de meeste schrijvers van straatnamenboeken meestal volledig over het hoofd plegen te zien.
De bespreking van de motieven voor de naamvorming is vele malen aanleiding tot interessante uitstapjes in Alkmaars verleden, maar daar blijft het niet bij. De auteur geeft ook aan welke opvallende gebouwen of instellingen er in de betreffende straat te vinden zijn geweest, welke belangrijke personen er hebben gewoond en welke rijks- of gemeentemonumenten er op dit moment nog worden aangetroffen. Daarmee is het boek dus tegelijkertijd een solide wandelgids geworden.
Zoals de titel al aangeeft komen in dit boek alleen de straatnamen in de oude binnenstad van Alkmaar aan de orde, maar dat gebeurt dan wel op een bijzonder grondige manier. De auteur behandelt niet alleen de nu nog aanwezige straten, maar ook alle straten, stegen en steegjes, die er volgens de bronnen ooit bestaan moeten hebben en bovendien de namen van bruggen, sluizen, molens en poorten. En dat alles uiteraard gesteund door een ruime hoeveelheid historische vermeldingen.
Als lezer van straatnaamkundige litteratuur voel ik mij soms wat gefrustreerd, omdat de auteurs van dergelijke studies vaak meer informatie geven over de geschiedenis van de straten dan van de straatnamen, die zij behandelen. Het boek van Els Ruijsendaal vormt met zijn rijke documentatie daarop een gelukkige uitzondering en kan daarom als een belangrijke aanwinst voor de Nederlandse hodonymie worden beschouwd.
E. Ruijsendaal: Alkmaar binnen de veste. Straatnamen in historisch perspectief. Amsterdam, Ruijs & Daal 1998. 224 blz., ill. Tweede, verbeterde druk. isbn 90 75745 07 9. Prijs f 27,50.
| |
| |
| |
Straatnamen Alphen aan den Rijn
Hoewel het dorp Alphen in de provincie Zuid-Holland zijn geschiedenis kan terugvoeren tot de Romeinse tijd, bestaat de gemeente Alphen aan den Rijn nog maar tachtig jaar. Zij is onstaan door de samenvoeging van de gemeenten Alphen, Oudshoorn en Aarlanderveen op 1 januari 1918. Die gemeenten kenden in feite geen straatnamen, zij waren vanaf de jaren twintig van de negentiende eeuw ingedeeld in wijken, die met letters werden aangeduid. Aan een dergelijke wijkindeling bleken op den duur echter steeds meer bezwaren te kleven en daarom werd in 1921 besloten tot de invoering van 89 namen voor bestaande straten.
In 1998 is een boekje verschenen over 80 jaar straatnamen in Alphen aan den Rijn, maar de titel daarvan is in feite niet helemaal terecht. Geen van de straatnamen in de gemeente kon op het moment van verschijnen immers ouder zijn dan 77 jaar. Dit terzijde, moet gezegd worden dat de samenstellers er een aardige publicatie van hebben gemaakt, die zich op een aantal punten positief onderscheidt van soortgelijke uitgaven. Zo begint het boekje met een hoofdstuk over de geschiedenis van de straatnaamgeving in de gemeente, waarin we mooie voorbeelden vinden van de moeizame relatie die er soms tussen toegepaste onomastiek en dorpspolitiek kon bestaan. De straatnamen worden niet alfabetisch behandeld, maar thematisch volgens categorieën als personen, bouwwerken, onze wereld, flora en fauna, muziek, etc. Bij iedere naam is bovendien aangegeven wanneer hij officieel is vastgesteld. Dat maakt het voor onderzoekers makkelijker om de trends in de Alphense straatnaamgeving te bestuderen.
W. Klaassen en J. van Maren: 80 jaar straatnamen in Alphen aan den Rijn. Alphen aan den Rijn, Repro Holland 1998. 112 blz., ill.
| |
| |
| |
Straatnamen gemeente Beuningen
Wat een gemeentebestuur al niet doet om zijn burgers te plezieren! Een simpele vraag op een voorlichtingsbijeenkomst in de gemeente Beuningen in 1996 was terstond aanleiding voor het college van B & W om steun te geven aan een plan voor de samenstelling van een boek over de straatnamen, dat nieuwkomers vertrouwd moest maken met de hodonymische wereld waarin zij terecht waren gekomen. Er werd een werkgroep samengesteld die met voortvarendheid aan de slag is gegaan.
Het resultaat is een boek geworden dat de straatnamen van Beuningen, Ewijk, Weurt en Winssen, die samen de gemeente Beuningen vormen, in een breed perspectief weet te plaatsen. Dat geldt niet alleen de historische inleiding, maar ook de toelichtingen bij de afzonderlijke namen. Deze laatste zijn bij Beuningen per wijk opgenomen, in de andere dorpen alfabetisch. In Beuningen blijkt iedere wijk zijn eigen thema te hebben, zoals ‘rond de boerderij’, ‘veldgewassen’, ‘het antieke tempelgebouw’, het ‘Romeinse keizerrijk’, ‘de riddertijd’ etc. Dit heeft de auteurs de gelegenheid geboden om uitgebreide achtergrond-informatie te verschaffen over de onderwerpen die bij die straatnaamgeving aan bod zijn gekomen. Het is af en toe even zoeken naar de datum van de vaststelling van de namen, maar ook die wordt steeds trouw vermeld.
Door zijn ongewoon vertellende stijl wijkt dit boek nogal af van andere, meer lexicaal ingerichte straatnamenboeken, maar dat betekent beslist niet dat het daardoor minder kwaliteit heeft. Het is alleen jammer dat de illustraties over het algemeen zo flets zijn.
Werkgroep Beuningse Straatnamen: De geschiedenis ligt op straat; straatnamen in Beuningen, Ewijk, Weurt en Winssen. Beuningen 1998. 234 blz., ill. isbn 90-804238-1-5.
| |
| |
| |
Straatnamen Kerkrade
De jaren vijftig waren zuinige tijden, dat was ook aan het drukwerk te merken. De ‘Beschrijving van de namen van de straten, wegen en pleinen in de gemeente Kerkrade’, door het gemeentebestuur van die plaats in 1959 uitgegeven, is maar een eenvoudige gestencilde publicatie op groezelig papier in A-4 formaat. Daarmee vergeleken ziet het nieuwe boek over de straatnamen van Kerkrade, dat onlangs is verschenen, er heel wat aantrekkelijker uit: behoorlijk papier, goede opmaak, duidelijke foto's en bovendien een leesbare plattegrond.
Inhoudelijk is het verschil tussen de twee uitgaven echter niet zo groot en dat komt omdat dezelfde gequalificeerde auteur in beide gevallen een belangrijke rol heeft gespeeld, de kenner van de Kerkraadse geschiedenis L. Augustus. De editie van 1998 is uiteraard veel uitvoeriger, mede omdat er sinds 1959 zoveel nieuwe straten zijn bijgekomen, enerzijds door de toegenomen woningbouw, maar vooral ook door de fusie van Kerkrade en Eygelshoven in 1982, die bovendien de wijziging van vele homonieme straatnamen noodzakelijk maakte.
De geschiedenis van de straatnaamgeving van Kerkrade vertoont veel overeenkomsten met die van andere provincieplaatsen. Lange tijd heeft men zich van overheidswege tevredengesteld met het gebruik van een alfanumerieke wijkindeling. Pas in deze eeuw is men overgegaan tot het officieel vaststellen van straatnamen. De eerste lijst van 76 straatnamen dateert van 1919. Interessant is overigens wel te constateren dat de naamgebruikers er kennelijk rijp voor waren, want tussen 1910 en 1920 zijn in Kerkrade al nieuwe straatnamen gegeven, zonder dat de plaatselijke overheid daar echter bij betrokken is geweest.
De straatnamen worden in dit boek in alfabetische volgorde behandeld, waarbij dikwijls vrij uitvoerig wordt stilgestaan bij het motief van de naamvorming. Waar mogelijk hebben de auteurs steeds de datum van de officiële naamgeving trachten te achterhalen of in ieder geval het jaar waarin de naam voor het eerst in gebruik moet zijn genomen.
Door de vele toelichtingen in dit boek krijgt men een goed inzicht in de groei van de straantnamenvoorraad van Kerkrade als na- | |
| |
menveld. Daarmee heeft het werk niet alleen lokaal belang, maar is het ook voor naamkundigen elders interessant.
L. Augustus, J. Driessen en J. Paulissen (red.): De straatnamen in Kerkrade. Tekst en uitleg. Kerkrade 1998. 156 blz., ill., kaart.
| |
Index Oorkondenboek van Holland en Zeeland
Het gebeurt niet vaak dat het tempo van verschijning van een index op opvolgende delen van een oorkondenboek lager ligt dan dat van de editie zelf. Toch is dat hier het geval, want sinds 1988, toen de index op de delen I en II van het ‘Oorkondenboek van Holland en Zeeland’ verscheen, zijn van dit laatste werk al weer twee delen gepubliceerd (zie elders in deze aflevering van Naamkunde alsmede Naamkunde 21 (1989) 200-202). Met de index is men na 10 jaar echter nog slechts één deel verder gekomen.
Vergelijken wij deze nieuwe index met zijn voorganger dan zien wij dat de bewerkers niet volstaan hebben met het slaafs aanvullen van de tekst met namen uit deel III, maar dat zij het totale namenmateriaal vanuit verschillende gezichtspunten nogmaals kritisch hebben bekeken. In de eerste plaats blijken zij hier en daar omissies te hebben goedgemaakt, bij voorbeeld ‘Bosg ligging onbekend bij Renooi’, dat al in deel II van het Oorkondenboek is te vinden. Verder heeft men kennelijk de lemmatisering van de persoonsnamen aan een heroverweging onderworpen, want er zijn nogal wat verschillen te constateren met de vormen waaronder die in de index van 1988 staan geplaatst. Zo is Rembout veranderd in Remboud en Ermbout in Ermboud. Soms is de consequentie van de veranderingen mij niet helemaal duidelijk. Waarom is Erlebold gewijzigd in Erlebald, maar Lubald in Luboud?
Veel werk hebben de bewerkers ook besteed aan de lokalisering van de in het Oorkondenboek voorkomende toponiemen, waarbij we heel wat verfijningen en verbeteringen kunnen constateren. Dolder bij Wageningen en Dolre, verdwenen bij Breukelen, worden nu van elkaar onderscheiden. Mersade wordt niet langer vaag in de Bommelerwaard
| |
| |
geplaatst, maar meer precies bij Poederooien. Merheim in Westfalen is Merum, gem. Herten, geworden. Het is mij echter duister waarom Vechoek nog steeds als ‘ligging onbekend bij Oosthoek’ wordt omschreven en niet als ‘polder Vekhoek, gem. Brielle’?
Het is ook interessant te merken, dat de bewerkers van de nieuwe index bij hun identificatie van verdwenen lokaliteiten meer op de latere ontwikkeling daarvan anticiperen. Zo lazen we in 1988 bij Lemmel ‘verdwenen waterloop bij Walcheren’ en nu ‘later Veerse Gat en Sloe’ en het water Velisena werd eerst omschreven als ‘ligging onbekend in de buurt van Velzen’ en in de nieuwe index als ‘latere Wijkermeer bij Velzen, stromend water’. Minder gelukkig is wellicht dat men overal waar de index van 1988 bij namen uit vroegmiddeleeuwse oorkonden als ligging Frisia opgaf dit nu veranderd heeft in Friesland. Dit kan bij de gebruikers van het Oorkondenboek wellicht voor verwarring zorgen. Het Frisia uit die teksten was immers toch veel groter dan het huidige Friesland.
Net als zijn voorganger heeft deze index slechts een tijdelijk karakter. Laten we hopen dat die tijdelijkheid ditmaal wat korter duurt dan de voorgaande tien jaar en dat er snel een index op de delen I t/m IV zal verschijnen. Het gaat hier immers om een hulpmiddel van hoge kwaliteit bij het raadplegen van een eveneens hoogwaardig oorkondenboek.
P.J.J. Moors: Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299; index van namen op de delen I, II en III. Hierin opgenomen Index van namen op de delen I en II door J.W.J. Burgers en J. Sparreboom. Assen, Van Gorcum 1998. XIII, 258 p.
Amsterdam
Rob Rentenaar
|
|