eponiemenwoordenboek met woorden die teruggaan op historische personen (hierover heb ik verslag uitgebracht in Naamkunde 25(1993), 219-221), heeft Ewoud Sanders nu de Nederlandse geoniemen, dat zijn woorden die zijn afgeleid van plaatsnamen, aangepakt.
Ruim 400 van de naar schatting vijftienhonderd Nederlandse geoniemen die de auteur in de loop der jaren verzameld heeft, worden in dit boekje besproken. Uit zijn materiaal houdt Sanders - na een naar eigen zeggen subjectieve selectie - 130 geoniemen over die hij uitvoerig bespreekt; ca. 300 andere geoniemen sluiten bij deze lange lemma's aan, maar krijgen er een kortere uitleg. Bij voorbeeld: na het lemma chartreuse ‘likeur; een met deze likeur bereid gebakje’ worden een aantal andere (sterke) dranken die hun naam danken aan een toponiem, toegelicht: armagnac, bourbon, calvados, cognac, daiquiri, pisco, schiedammer(tje), tequila. Bovendien wordt bij de behandeling van chartreuse kort gealludeerd op het geoniem certosina, een soort inlegwerk van ivoor of been dat vooral voor de kartuizerkloosters werd vervaardigd. Met deze werkwijze komt een woordenboek tot stand dat het midden houdt tussen een alfabetisch en een thematisch woordenboek, al is dit niet de eerste bekommernis van de auteur geweest.
Dit woordenboek is doorspekt met leuke anecdotes en geschiedkundige verhaaltjes, b.v. over wie nu de bubbeltjes in de champagne heeft gestopt, een ‘uitvinding’ waar zowel de Fransen als de Engelsen prat op gaan. De luchtige toon die wordt aangeslagen, heeft alles te maken met de doelgroep waarop de auteur mikt: Sanders schrijft voor een breed publiek. Evenals met zijn eponiemenwoordenboek wil Sanders met deze geoniemenverzameling aantonen dat etymologie leuk kan zijn. En daarin is hij geslaagd: het amusementsgehalte van het geoniemenwoordenboek ligt m.i. hoger dan al het geval was bij de eponiemen.
Daarnaast wil Sanders met zijn boek bevorderen dat etymologen zich niet alleen bekommeren om de geschiedenis van het woord, maar ook om die van de zaak: pas door je te verdiepen in de zaak, kun je de herkomst van een woord echt goed doorgronden. Dit is voor geoniemen en eponiemen een plausibele stelling, maar ze kan m.i. niet worden veralgemeend.
Sanders' boek heeft onmiskenbaar een journalistieke inslag (ruim 30 stukjes zijn eerder gepubliceerd in het NRC Handelsblad), maar dat betekent niet dat de wetenschappelijkheid op de achtergrond is geraakt. Evenmin kun je hem gebrek aan diepgang verwijten. Zo heeft hij zich veel moeite getroost om de geoniemen exact te dateren. Hij poogt zelfs om de Duitse vormen, die in de Duitse etymologische woordenboeken meestal