Naamkunde. Jaargang 23
(1991)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
Molens en mulders in nederlandse familienamenGa naar voetnoot(1)In het volgende wil ik een overzicht geven van de weerslag die het beroep van molenaar op het familienamen-bestand in Nederland heeft gehad. Het namen-materiaal is geheel gebaseerd op het Nederlands Repertorium van Familienamen, in welke serie de situatie ten tijde van de Volkstelling van 1947 is weergegeven. Onder de familienamen die op enigerlei wijze zijn afgeleid van een molen of het molenaarsberoep vindt men zowel simplicia als samengestelde namen. Alleen de simplicia leveren reeds zo'n rijkdom aan vormen op, dat ik gemeend heb mij grotendeels tot deze groep te moeten beperken. Samenstellingen, zoals b.v. Lindemulder of Windemuller, zullen derhalve hier niet uitgebreid aan de orde komen. Wel zal ik over een enkele samenstelling wat willen uitweiden en mij hier en daar wagen aan een naamsverklaring. Eerst iets over de namen die van de molen zelf zijn afgeleid en dus behoren tot wat Winkler, in zijn grote overzichtswerk over de familienamen op nederlands taalgebied, de algemene aardrijkskundige geslachtsnamen noemtGa naar voetnoot(2). Deze namen, als Van den Berg, Van Dijk, enz., zijn veelal ontstaan uit de aanduiding van de actuele woonplaats van de referent, en staan dan ook in de duitse literatuur bekend als ‘Wohnstättennamen’. Het eerste wat dan opvalt bij deze van de molen afgeleide namen is de grote getalsmatige suprematie van de umlaut-vormen met meulen, boven de namen met molen: De vorm Vermeulen is met meer dan 13.500 naamdragers koploper en de naam Vermolen valt hierbij in het niet met slechts 366 dragers. Bij dit namenpaar is het verschil in aantallen naamdragers wel het grootst, maar ook bij andere vormen is de meulen-variant vrijwel steeds het best vertegenwoordigd. Wel heel opvallend is de veelvuldigheid van de naam Van der Meulen in Friesland: bijna 3000 naamdragers tegenover slechts 854 maal Van der Molen, terwijl het Frysk Wurdboek slechts de vorm mole geeft, naast het exclusief friese mûne. Toch wonen er in Friesland iets meer mensen met de naam Van der Meulen dan er noordbrabanders zijn met de naam | |
[pagina 81]
| |
Van der Molen. De enige uitzondering op dit beeld is te vinden in de provincie Groningen, waar men meer dan 1100 maal Van der Molen vindt tegenover 339 keer Van der Meulen. Gezien de uitspraak van het woord molen in het grootste deel van de nederlandse dialekten, namelijk /meulen/ en niet /molen/, kunnen we wel zeggen, dat de getalsmatige verhouding tussen deze varianten een goede weerspiegeling is van de talige werkelijkheid. Bij de tweede lettergreep is er echter sprake van een diskrepantie tussen het onomastisch en appellativisch materiaal: het wegvallen van de slot-n, dat ik voor een groot deel van het taalgebeid gerust durf aan te nemen, is in de familienamen nauwelijks terug te vinden. Ook geapocopeerde vormen zijn uiterst zeldzaam. Zo vinden we b.v. in respectievelijk Gelderland en Noordbrabant 1800 en 2875 maal Vermeulen, 3 en 8 maal Vermeule en 9 en 1 maal Vermeul. Apocope vertoont zich slechts een enkele keer in combinatie met verkorting van de beklemtoonde klinker, tenminste als wij de namen Mul, De Mul en Ter Mul mogen interpreteren als molen-namen. Alleen bij Ter Mul, een overigens uitsluitend gelderse naam met slechts 37 naamdragers, ben ik daarvan tamelijk zeker. Ook komt men verkorte en geapocopeerde vormen wel tegen in familienamen die bestaan uit samenstellingen met molen als eerste lid: zo is Mulstege een twentse naam, die overigens volgens HekketGa naar voetnoot(3) een verbastering is van Mulstede, een erve-naam met de betekenis ‘plaats bij de molen’; een bewoner wordt in 1484 genoemd: Danke up der mulste. Gezien de ontwikkeling bij een andere middelnederlandse samenstelling met -stede, namelijk woonstedeGa naar voetnoot(4), die de samengetrokken en geapocopeerde bijvormen woonste en woonst vertoont, lijkt het me ook voor de hand te liggen de noordbrabantse familienaam Vermulst (bijna 200 naamdragers) te verklaren als ‘van de molenstede’. De zuidelijke naam Vermulst brengt ons overigens op het feit dat het belang van namen met het prefix ver- afneemt, naarmate men meer naar het noorden gaat. Een vrij ruwe berekening leert dat in Noordbrabant ruim twee procent van alle namen van dit type is. In Overijsel is dit aandeel al gezakt tot minder dan één procent en in b.v. Groningen vormen ze nog slechts een half procent van het bestand. Vermeulen vormt een dramatisch voorbeeld van deze afname: vinden we bijna | |
[pagina 82]
| |
2900 naamdragers in Noordbrabant en nog 1800 in Gelderland, in Overijsel is de naam plotseling gezakt tot 105 naamdragers, in Drente bevinden zich er slechts 29 en in Friesland en Groningen tesamen nog geen 100! Nu zou men geneigd kunnen zijn de afname van het relatieve aandeel van de namen met het prefix ver- toe te schrijven aan het feit, dat naar het noorden toe ook die namen minder zijn vertegenwoordigd die zijn gevormd met prepositie plus lidwoord, dus met: van der, waaruit het prefix ver- zich immers ontwikkeld moet hebben. De hoge frekwentie van de naam Van der Meulen in het noorden laat echter zien, dat hiermee niet alles kan zijn gezegd. De gewoonte tot sterke verkorting van prepositie en lidwoord moet aan de noordelijke provincies grotendeels zijn voorbijgegaan en het feit, dat men juist hier pas veel later dan in het zuiden massaal tot het voeren van familienamen is overgegaan, zal daar niet vreemd aan zijn. Hoezeer men altijd op zijn hoede moet blijven bij de interpretatie van namen, kan men zien bij de naam Vermolen. Wat zou dit anders kúnnen zijn dan de verkorting van Van der Molen? Toch wijst de reeds genoemde Hekket in een artikel in de regionale krant TubantiaGa naar voetnoot(5) op het feit, dat het twentse Vermolen, een buurtschap bij Geesteren, gemeente Tubbergen, zijn naam heeft ontleend aan een inmiddels verdwenen oliemolen, die in 1323 Wirremolen en anderhalve eeuw later Verremoel heette, zo genoemd naar een dam van vlechtwerk, oudtijds aangeduid met het woord wer, d.i. een visweer. De buurtschap zelf is inmiddels ook verdwenen, maar in theorie zouden er zich onder de in verhouding toch al luttele dragers van de naam Vermeulen in Overijsel een aantal kunnen bevinden wier familienaam eigenlijk zou moeten worden uitgesproken met de klemtoon op de eerste lettergreep. Tegenover de talloze dragers van namen afgeleid van het simplex molen staan maar betrekkelijk weinig samenstellingen met molen als tweede element. Dit valt temeer op gezien de tientallen namen die met mulder zijn samengesteld. Opvallend is het verminderde voorkomen van een verkorting tot ver- bij deze samenstellingen met molen. Met enig sprokkelen vinden we wel namen als Van der Slagmolen (bij Winkler, niet in het Repertorium), Van der Heymolen, Van der Oudermolen (bij MeertensGa naar voetnoot(6)) en het aardige Van Dromolen, in welke naam we een | |
[pagina 83]
| |
andere verkorting aantreffen, aangezien deze naam te begrijpen is als *Van der Roomolen, d.i. ‘van de rode molen’. In het Repertorium is ook deze naam helaas niet meer terug te vinden. Verkorting tot ver- heb ik echter slechts aangetroffen in Verwatermolen (bij Winkler) en in Veroliemolen of Veroliemeulen, een zeldzame limburgse naam. Liever ziet men, in Nederland tenminste, bij samenstellingen geheel af van een prepositionele aanduiding: zo treffen we bijvoorbeeld de familienamen Oliemeulen en Slagmeulen frekwent aan. Deze namen zijn afgeleid van twee synoniemen voor een bepaald type molen waarin olie uit verschillende landbouwprodukten werd gewonnen en wel door die olie ‘eruit te slaan’. De man die zich hiermee onledig hield, heette dan ook een ‘olieslager’, een woord dat vooral als familienaam bekend is. Het direkt van de slagmolen afgeleide Slagmulder, waarvan Winkler maar liefst acht varianten opsomt, is een typisch vlaamse familienaam, en in Nederland nauwelijks te vinden. In de provincie Gelderland vinden we 56 dragers van de schone naam Pampiermole, een rechtstreeks gevolg van de oude papierindustrie die vooral op de Veluwe gebloeid heeft. Een bepaald intrigerende naam is wel Bleekemolen, geschreven met één of twee e's, één van de zeer weinige namen van dit type die als noordhollands aan te merken zijn. De meest waarschijnlijke verklaring voor deze naam lijkt mij, dat het een verbasterde variant is van de molennaam De Bleeker. De lokale historicus Boorsma somt in zijn boek over de molens in de ZaanstreekGa naar voetnoot(7) verscheidene molens op die De Bleeker heetten. Nu is Bleeker juist in Noordholland met meer dan 700 naamdragers een goed vertegenwoordigde familienaam, gebaseerd op het beroep van bleker, waarbij men vooral aan het bleken van linnen moet denken. In het zaanse industriegebied, dat in vorige eeuwen zwart zag van de molens, was men zelfs van overheidswege verplicht zijn molen van een naam te voorzien en verscheidene eigenaren zochten die in hun familienaam. Bij één molen De Bleeker is dit verband ook echt vastgesteld, namelijk bij een zogenaamde wagenschotzager die in 1725 werd gebouwd door Dirk en IJsbrand Corneliszoon Bleeker. Als dit inderdaad de verklaring is voor de naam Bleekemolen, dan is dit een aardige serie van denotatum-wisselingen. Maar, zoals bij alle verklaringen van problematische familienamen kan ook hier slechts de lokale historicus of de genealoog zekerheid bieden. | |
[pagina 84]
| |
Hier wil ik overgaan van de molens naar de molenaars. Het Middelnederlands Woordenboek geeft als bijvormen bij molenare: mooln-, mueln-, mollen-, -ere, -aer, -air, molener, moolner, molner, mulner, muldener, en onder lemma: molre nog molder, moldre, moelder, meulder en moeldre. De vormen met epenthetische -d- zijn hier nog in de minderheid en al heel treffend is het ontbreken van de vorm waarin het beroep van molenaar het sterkst zijn stempel heeft gedrukt op het nederlandse familienamen-landschap, te weten de vorm mulder. We hebben in dit mulder blijkbaar van doen met een moderne vorm. Ik wil het WNTGa naar voetnoot(8) wel volgen in de met zekerheid geponeerde stelling dat mulder etymologisch hetzelfde woord is als molenaar. Het lijkt wellicht aantrekkelijk in mulder een nomen agentis te zien, afgeleid van het werkwoord mullen, geheel analoog aan b.v. maalder uit malen (‘schilderen’), enz. Het werkwoord mullen lijkt echter een te schimmig bestaan te hebben geleid om hiervoor in aanmerking te komen: in het oudgermaans moet het de betekenis van ‘fijnmalen’ enz. hebben gehad, maar in later taal, zegt ons het WNT, kreeg het woord in die dialekten waarin het bewaard bleef, een betekenis van ‘iets drukken, knijpen, knoeien, tobben, enz., enz.’ Slechts in Westvlaanderen vindt men nog een duidelijk restant van het vroegere ‘fijnmalen’, namelijk de betekenis ‘eten’. Kortom, het lijkt het beste de woordenboeken te volgen en mulder en varianten te zien als een afleiding van molen en etymologisch identiek aan molenaar. Een verklaring voor deze bijzondere afleiding van mulder uit molen geven de woordenboeken overigens niet. Een eerste praktische indeling van het immense molenaars-leger lijkt me die in lange vormen met uitgang -aar en varianten en een groep van vormen die zich kenmerkt door een uitgang met verkorte en verzwakte vokaal, namelijk -er. Alleen in de laatste groep vindt men vormen met d-epenthese, een verschijnsel dat ook buiten het nederlands taalgebied wel aangetroffen wordt. Zo zijn in Duitsland de familienamen Muldener en Muldner zeer frekwent. Een samengaan van d-epenthese met n-verlies, als in Mulder, is evenwel als kenmerkend nederlands te beschouwen: wat Duitsland betreft beperken de familienamen Mülder, Mülders of Mölders zich volgens BahlowGa naar voetnoot(9) tot het Rijnland en in Ebelings proefschrift over oostfriese familienamenGa naar voetnoot(10) zijn slechts 42 | |
[pagina 85]
| |
dragers van de naam Mülder te vinden, tegenover 735 maal de naam Müller. In Nederland behoort Mulder tot de zeer grote namen: met bijna 25000 naamdragers dringt deze familienaam nog net niet door tot de top-tien van nederlandse familienamen. De bijdrage tot deze hoeveelheid is geografisch niet gelijkmatig verdeeld: Groningen heeft met meer dan 4000 dragers het grootste aandeel, de drie zuidelijke provincies Zeeland, Noordbrabant en Limburg leveren daarentegen tesamen nog geen 1000 mensen op met deze naam. In de laatste twee provincies wordt dit enigszins gecompenseerd door een hoge frekwentie van de genitivische vorm Mulders (tesamen 1750 naamdragers), maar in Zeeland is dit niet het geval. De naam Muller, dus zonder d-epenthese, is veel gelijkmatiger over het land verbreid dan Mulder, maar telt over het geheel slechts vijfenhalfduizend dragers. Opvallend is hier de bijdrage van Amsterdam, dat met 1100 één vijfde deel van alle mensen met de naam Muller herbergt! Mijn vermoeden is dat hier een groot aantal bezitters van een oorspronkelijke duitse naam Müller onder zit, die om niet onbegrijpelijke redenen ooit van het umlaut-teken hebben afgezien. Het genitivische Mullers is een relatief zeldzame naam en komt in feite alleen in Limburg voor met 95 dragers. Op het eerste gezicht lijken de verkorte vormen alle umlaut te vertonen. Zijn bij de namen die direkt zijn afgeleid van molens de vormen met molen al zeer veel geringer in aantal dan de vormen met meulen, naast de naam Mulder is zelfs nauwelijks één Molder aan te wijzen (de ene vermelding in het deel Amsterdam van het Repertorium durf ik wel toe te schrijven aan umlaut-verlies). Een genitivisch Molders komt wel voor, doch over het hele land slechts 62 maal, waarbij Gelderland precies de helft der naamdragers levert. In het noorden des lands ontbreekt ook deze genitief-vorm geheel, in het zuiden nagenoeg. Een verklaring voor deze situatie zou zijn, dat verkorte suffigering vrijwel uitsluitend heeft plaatsgevonden in die streken waar de umlaut-vormen van molen, dus meulen en varianten, vigeerden. Op deze regel van samengaan van verkorte suffigering met umlaut in de stam blijkt echter wel degelijk een uitzondering te vinden: bij de subgroep van proclitische -s-namen is ook de verkorte vorm zonder umlaut behoorlijk vertegenwoordigd. Op dit type namen - proclitische -s-namen - wil ik eerst iets nader ingaan, om daarna op de umlaut-kwestie terug te komen. Dit soort namen zijn als het ware versteningen van een gewoonte personen nader aan te duiden met een genitivische groep bestaande uit een lidwoord van bepaaldheid en een substantief. Jan des | |
[pagina 86]
| |
mulders kon zo worden tot Jan Smulders. Van dit soort familienamen zijn er in het zuiden van Nederland verscheidene te vinden, maar werkelijk grote namen zijn het zelden. Smetsers, d.i. ‘van de metselaar’, scoort met 616 dragers nog redelijk hoog, maar namen als Smeyers (96), Swagemakers (146) en Sweerts, d.i. ‘van de waard’ (10) geven het gewone beeld van lage frekwentie. Smulders is met 2674 naamdragers op die regel wellicht de enige uitzondering. Met deze hoge frekwentie van Smulders wordt overigens ook het geringe aandeel van Noordbrabant in de Mulder-namen weer goedgemaakt: samen met de vorm Mulders brengt Smulders deze provincie op een tweede plaats in een gecombineerde frekwentielijst van Mulder, Mulders en Smulders. Dragers van proclitische-s-namen zijn ook b.v. wel in Gelderland te vinden, maar op grond van het feit dat ze hier nergens geconcentreerd zijn, mag men m.i. aannemen, dat de herkomst van dit type in het zuiden moet worden gezocht. Naast Smulders vindt men ook Smolenaers en Smeulders en tenslotte, als uitzondering op de regel dat verkorte suffigering samengaat met umlaut in de stam, Smolders. Ook is Smolders, met 939 naamdragers in Noordbrabant alleen, bepaald geen kleine naam. Aan de hand van het materiaal in het Nederlands Repertorium heb ik gepoogd het voorkomen van Smulders en Smolders in Noordbrabant enigszins in kaart te brengen. De gemeenten op de kaartjes zijn voorzien van de in het Repertorium gehanteerde nummers en die gemeenten zijn gearceerd waar één van deze namen meer dan tien naamdragers had. Deze tamelijk ruwe methode laat toch duidelijk zien, dat de bakermat van zowel Smulders als Smolders in centraal Noordbrabant gezocht moet worden. Het westen, noordwesten en noordoosten van de provincie blijven leeg, evenals een strook van gemeenten langs de Peel-grens met Limburg. Het Smolder-gebied is natuurlijk veel beperkter dan dat van Smulder en treedt er nergens overtuigend buiten. Binnen het grote centrale gebied zijn echter wel een paar streken aan te wijzen waar Smolders het duidelijk van Smulders wint: de aaneengesloten Kempische gemeenten Riethoven, Waalre, Westerhoven en Bergeik vormen zo'n gebied en ten zuidoosten van Tilburg de gemeenten Hilvarenbeek en Moergestel. Men zou deze gebiedjes kunnen zien als verzetskernen tegen het omringende umlaut-geweld, om in de heroische termen te spreken waar een enkele dialektoloog wel eens gebruik van wil maken. Nog een ander verschijnsel dat de aandacht vraagt bij de mulder-vormen is de verkorting van de hoofdklinker, in de beklemtoonde | |
[pagina 87]
| |
lettergreep. Umlaut of geen umlaut, er is bijna altijd en overal sprake van Mùlder of Smòlders, met korte klinker. Uitzonderingen zijn de namen De Meulder en Smeulders. De eerste naam, die behalve een lange vokaal ook nog een voor ‘molenaars-namen’ atypisch (onverbogen) lidwoord vertoont, heeft nog geen honderd naamdragers, die vooral te vinden zijn in het westelijk deel van Noordbrabant en in Zeeland. Zijn proclitische parallel Smeulders is verrassend genoeg een kernnaam te Tilburg, waar 277 van de ruim 400 noordbrabantse naamdragers te vinden zijn. Dit is niet verrassend omdat het een kernnaam in Tilburg is, immers de absolute recordhouder voor kernnamen in Noordbrabant, maar omdat men onder familienamen afgeleid van een zo algemeen beroep als molenaar nauwelijks een kernnaam zou verwachten. De tweede groep van ‘molenaars-namen’ staat formeel dichter bij het standaard-nederlandse woord molenaar, de onverkorte vorm, derhalve. Eerst de naam Molenaar zelf, met bijna 6600 naamdragers, waarvan reeds meer dan de helft wordt geleverd door de provincies Noord- en Zuidholland, buiten de grootste steden. Ontbreken doet de naam nergens, al is de bijdrage van Zeeland, met tien naamdragers, vrijwel te verwaarlozen. Onverkorte afleidingen van umlaut-vormen zijn daarnaast bepaald zeldzaam te noemen: exclusief in Limburg treft men de familienaam Mulleneers aan. Meulenaar beperkt zich tot een kleine 30 naamdragers in Friesland. Tenslotte is er nog de variant Millenaar, waarin men het resultaat van een ontrondingsproces zou kunnen zien. De laatste naam, hoewel nergens sterk vertegenwoordigd, treffen we nog het meest aan in de westelijke provincies. Hij komt daar goed verspreid voor in Noordholland (66 dragers) en Zeeland (39 dragers) en beperkt zich wat betreft Zuidholland tot de zuidwesthoek. Vooral in de laatstgenoemde gebieden ligt een plaatselijke ontronding van molen of molenaar wel in de lijn der verwachting. Het voorkomen van de naam in Noordholland is mogelijk te verklaren door immigratie, ook gezien het tamelijk grote aandeel in het dragersbestand (namelijk 21) van de gemeente Haarlemmermeer, een droogmakerij die in de vorige eeuw van heinde en ver mensen heeft aangetrokken. Wat echter vooral de aandacht trekt is het voorkomen van de naam Millenaar in Noordbrabant, een gebied waar sporen van ontronding toch ronduit zeldzaam zijn. De familienaam blijkt zich in deze provincie te beperken tot een deel van de noordwesthoek, namelijk het Land van Heusden en het Land van Altena. De vraag rijst dan, natuurlijk, of we hier niet ook met immigratie van doen hebben, b.v. uit Zeeland. De verdeling van de | |
[pagina 88]
| |
naamdragers over een zestal bij elkaar liggende gemeenten wijst echter eerder op autochtoniteit. De gedachte dat de naam hier inderdaad thuishoort, vindt bovendien steun bij een toponymische eigenaardigheid die is behandeld door WeijnenGa naar voetnoot(11). De auteur heeft zich de moeite gegeven die attestaties van de ontronde vorm ‘hil’ voor ‘hul’ (= heuvel) in noordbrabantse toponiemen die door hem konden worden verzameld, in kaart te brengen. Het verschijnsel blijkt zich te beperken tot het noordwesten van de provincie en in bovengenoemde Landen van Heusden en van Altena toont deze hil-kaart zelfs een cluster van vijf attestaties. In de begeleidende tekst wordt helaas het voorbehoud gemaakt, dat een aantal denotata identiek zouden kunnen zijn, maar in ieder geval blijft er dan toch een tweetal hillen over. Dit gegeven, tesamen met het voorkomen van de familienaam Millenaar, steunt de intrigerende gedachte, dat ook in de Landen van Heusden en Altena ooit sprake is geweest van ‘de mil op de hil’. De enige ontronding bij de verkorte mulder-groep meen ik te hebben gevonden in de familienaam Castenmiller. Dat we in het tweede element inderdaad een molenaar kunnen zien, moge blijken uit de variant Castenmuller, waarvan in Nederland overigens slechts twee dragers bestaan (of bestonden). Castenmiller vindt men gelijkelijk verdeeld over Zeeland en Noordbrabant, met in beide provincies 20 naamdragers. De zeeuwen onder hen beperken zich tot Middelburg, zodat ik geneigd ben deze als inwijkelingen te beschouwen, evenals die personen met de naam Castenmiller die zich in 's-Gravenhage en omgeving gevestigd hebben. Vooral bij een kleine naam als Castenmiller is er voor een buitenstaander niets met zekerheid te zeggen, maar mijn indruk is dat de bakermat van de naam in het westelijk deel van Noordbrabant moet worden gezocht. Daar vinden we de naam immers in Breda, Geertruidenberg, Oudenbos en Raamsdonk. Daar zijn we ook midden in het westbrabants hil-gebied dat door Weijnen werd vastgesteld. Hoewel in dit artikel de samengestelde mulder-namen verder buiten beschouwing worden gelaten, wil ik hier nog even ingaan op de naam Castenmiller. De sleutel tot de betekenis van deze naam meen ik te hebben gevonden in het proefschrift van J. Stroop, dat o.a. handelt over de vaktaal van de molenaarGa naar voetnoot(12). Hierin komt een overzicht voor | |
[pagina 89]
| |
van de verschillende termen voor de standerdmolen. De auteur beschrijft de standerdmolen als ‘... het oudste windmolentype in West-Europa,... geheel uit hout vervaardigd. Hij bestaat uit een vierkante romp, het molenhuis, dat de gehele maalinstallatie bevat, en een onderstel, de drager van het molenhuis’. Welnu, één van de woorden om dit type molen aan te duiden is kast of kastmolen. Deze term wordt vooral gebruikt door molenaars in Limburg, maar is ook wel geattesteerd in westelijker streken. Het kaartje ‘standerdmolen’ laat dan ook in het westen van Noordbrabant een drietal opgaven van kastmolen zien. Dit kastmolen is de genormaliseerde vorm: op hetzelfde kaartje zien we de term afgedrukt in een vorm die de dialekt-uitspraak ongetwijfeld meer benadert, namelijk kastemöle. De bewoner van zo een kastemöle kon dan worden aangeduid als de kastemuller, een zeer goede basis voor het ontstaan van de familienaam. De verspreiding van de naam in het westelijk deel van Noordbrabant lijkt er ook op te duiden dat het woord kastmolen vroeger een grotere verbreiding heeft gehad en is verdrongen door de term standerdmolen. Tenslotte nog een woord over de valse mulders, waarmee niet een nieuwe groep van criminelen wordt bedoeld, maar enige familienamen die tot onze groep van molens en mulders lijken te behoren, doch hun oorsprong ergens anders vinden. Molema is zo'n naam, die door zorgeloze samenstellersGa naar voetnoot(13) wel onder de afleidingen van molen wordt gerangschikt. De naam is afkomstig uit het gronings-drentse gebied, met respectievelijk 351 en 52 dragers, al heeft hij zich wijd verspreid over Nederland. Liever volgen we hier Winklers Friesche naamlijstGa naar voetnoot(14), waarin Molema wordt afgeleid van de mansnaam Mole, variant van de friese mansnaam Molle of Mollo, die o.a. is terug te vinden in de familienaam Mollema, die met meer dan 200 dragers in Friesland goed is vertegenwoordigd. De namen Moleman, Meulman en andere varianten zijn in oost Nederland eerder in verband te brengen met de namen van erven die, naar hun ligging bij een molen, Termolen o.i.d. werden genoemd. De bewoner van zo'n erve kon dan Moleman, Meulman komen te heten. Deze namen zijn dus wel indirekt met een molen in verband te brengen, maar niet als synoniem aan mulder te beschouwen. Tot slot nog de familienaam Milder, een sterk regionale naam in | |
[pagina 90]
| |
Gelderland. Van de 138 naamdragers in deze provincie vindt men er 62 in Gent, 13 in het aangrenzende Bemmel en 32 in Nijmegen. Het is wellicht verleidelijk ook in dit Milder weer een ontrond mulder te zien, aansluiting zoekend bij de duitse ontronde miller-vormen. Men zit hier achter Nijmegen echter ver ten noorden van de müller-miller-grens die dwars door Duitsland loopt. Ook gezien de plaatselijke uitspraak in de Liemers van de familienaam Milder, te weten /mi:lder/, meen ik dat in deze naam eerder de voortzetting gezien moet worden van mielre, bijvorm van middelnederlands maelre of maalder, nomen agentis bij maelen ‘schilderen’. Voor alle duidelijkheid zij nog opgemerkt, dat zo'n maelre niet een huisschilder was, maar een kunstschilder die zich ambachtelijk bezig hield met de vervaardiging van allerlei afbeeldingen, waaronder ook wapenschilden. Ik hoop in dit overzicht van molens en mulders in familienamen op enige plaatsen te hebben aangetoond dat het mogelijk is ook buiten het lokale en regionale onderzoek bij de studie der familienamen gebruik te maken van dialektologische inzichten en een steentje bij te dragen tot het inzicht in vooral de historische taalsituatie. Kortom, dat voor degenen die zich bezig houden met familienamen de dialektologie en de naamkunde nauw met elkaar verbonden zijn.
Amsterdam J.M. Verhoeff | |
[pagina 91]
| |
familienamen Smolders en Smulders in Noordbrabant
|
|