Naamkunde. Jaargang 19
(1987)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |||||||||||||||
De tegenstelling tussen toponiemen op -GEM en -KOMHet is bij mijn weten J. Lindemans geweest die als eerste in een voetnoot van zijn standaardartikel over de heem-namenGa naar voetnoot(1) gewezen heeft op de geografische tegenstelling tussen de namen op -gem en die op -kom. De provincie Antwerpen en het westen van de provincie Brabant vertonen met geheel West- en Oost-Vlaanderen het suffix -gem (Waregem, Diegem, Oelegem, Izegem enz.), terwijl het oosten en het noorden daarvoor -kum of -kom hebben (Bevekom, Ellikom, Erlekom, Rekem, Gellikum enz.). De westgrens van de -kem-namen situeert Lindemans tussen de lijnen Herentals-Mechelen-Brussel en Aarschot-Leuven aan de hand van toponiemen als Betekom, Puttekom (Haacht), Humelgem (Steenokkerzeel; dialect: Umelkom!), Nossegem (dialect: Noskom!), Bevekom. De isofoon blijft herkenbaar in nu Romaans taalgebied: Henegouws Enghien, Ghislenghien, Oedeghien tegenover Waals-Brabants Beauvechain (Bevekom), Gottechain, Guertechin. In de provincie Antwerpen is de isofoon in het geheel niet meer na te gaan doordat kom/gem-namen er in het oosten volledig ontbreken. Het meest oostelijke ingaheem-toponiem, Millegem onder Mol (1292 Millenghem) is alleen al door zijn geïsoleerde ligging verdacht. Overigens wijst de huidige dialectuitspraak uit dat het in feite een ingen-naam betreftGa naar voetnoot(2). In Nederland blijken de vormen met k algemeen te zijn, ook al wordt officieel vaak ch gespeld: Gellikum, Berlicum, Bennekom, Beusichem (Beuzekom), Doetinchem (Deutekum), Woudrichem (Woerkum), Gorinchem (Gorkum), Kedichem (Kekum), Zuilichem (1330 ZulekemGa naar voetnoot(3). Bij gebrek aan dialectmateriaal kan ik de Hollandse plaatsnamen Rinnegum en Hillegom niet beoordelen. Ook in de Zuidlimburgse toponiemen Guigoven (980 Guodengohouo) en Egoven (1213 Edinchouen)Ga naar voetnoot(4) lijkt [γ] voor te komen i.p.v. [k]. | |||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||
Op de oorzaken van de tegenstelling is tot nu nooit uitvoerig ingegaan. J. Lindemans houdt het erbij dat ‘in het oostelijk gedeelte van ons taalgebied, de uitgang -ingem verscherpte tot -inkem’Ga naar voetnoot(5). A. Van Loey ziet de verklaring in het feit dat ng in Limburg en Brabant tot nk is verscherpt door de aanwezigheid van een volgende h die in het Vlaams reeds vroegtijdig zou zijn verdwenenGa naar voetnoot(6). Het probleem is echter dat ook in het Vlaams de verbinding ing + h niet steeds tot een spirantische [γ] heeft geleid. Met name bij de goed vergelijkbare namen op -hove is het zelfs de regel dat ook in volle gem-gebied verscherping van ing tot ink is ingetreden:
De manier waarop in het Vlaams verscherping in samenstellingen optreedt, onderscheidt zich dus in geen enkel opzicht van de algemeen Nederlandse evolutie zoals we die waarnemen in namen als Lankum (ca. 1130 Lanchem; Noorderwijk), Leffrinkhoeke (Duinkerke), Binkhoek (1187 Bingoch; Wormhout) en in versteende appellativa als jonkheer, sprinkhaan enz.Ga naar voetnoot(7). De vraag is dan ook hoe het komt dat de Vlaamse gem-namen, die ook op oude samenstellingen teruggaan, zich aan de verscherping hebben kunnen onttrekken, en waarom die ‘onregelmatigheid’ niet bij de komnamen is waar te nemen. Het Vlaamse verschijnsel vertoont gelijkenis met de in de dialecten nog bekende tegenstelling tussen het woord [kø.nink] en zijn afgeleide vorm [kø.niγin] met spirantische [γ]. Het verschijnsel waarbij de gutturale nasaal [η] in onbeklemtoonde lettergrepen de neiging vertoont weg te vallen na voorafgaande [n], is reeds Middelnederlands (penninc: peneghe, | |||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||
scellinc: scelleghe, coninc: coneghinne) en waarschijnlijk ook OudnederlandsGa naar voetnoot(8). Het betreft steeds geflecteerde vormen of afleidingen, echter geen samenstellingen. Die vaststelling leidt tot de wat bevreemdende conclusie dat de Vlaamse gem-namen zijn ontstaan op een ogenblik dat ze niet meer als samenstellingen werden begrepen, terwijl de kom-namen hun verscherping net te danken zouden hebben aan het feit dat ze nog wel als geleed werden aangevoeld. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat het determinatum -heim in het kom-gebied als soortnaam bekend bleef, waardoor de samenstelling doorzichtig bleef, terwijl het in het gem-gebied reeds vlug als soortnaam zou zijn verdwenen en verschrompelde tot een loutere lettergreep of tot een soort vage suffixoïdeGa naar voetnoot(9). Die kunstgreep, die voortbouwt op een veronderstelling die zelf nog bewezen moet worden, wordt evenwel overbodig bij een nauwkeurig chronologisch en geografisch onderzoek van het oudste namenmateriaal. Aldus blijkt dat het uit Vlaamse toponiemen welbekende type namen op -ingaheem in het oosten en het noorden van ons taalgebied vóór het jaar 1000 vrijwel niet voorkwam. Reeds van bij de vroegste overlevering blijkt namelijk het suffix voor de genitief meervoud te ontbreken: 750-800 Gottincheim, Fardincheim, Tippencheim (Friesland; bron: Fulda) 838 Ductinghem (Deutekum) 9e eeuw: Hegginghem, Luddinghem, Eddinghem, Buosinhem, Rufinghem, Pillinghem. Blectinghem, UUatdinchem, Galinghem (alle in Z.-Holl. of Gelderl. en afkomstig uit één bron: Utrecht) 10e eeuw: Lendinghem, Cuninghem, Giminghem, Kaninghem, Daginghem enz. (alle uit Oost-Overijsel of de buurt van Aurich; bron: Werden) 974-83 Tottingheim (Tetekeum, Münster) ca. 1000 Gallinghem (Gellikum), UUalderinghem (Woudrichem) enz. De enige uitzondering is het in enkele Liudger-oorkonden voorkomende Bidningahem (d.d. 796 en 806) = Bidingahem (805) (gelokaliseerd bij Doornspijk-Hattem). In 793 wordt de plaats ook Bidningahusum genoemd, wat eventueel de a-genitief in de eerder genoemde attestaties verklaart. Bij andere dan heim-toponiemen blijkt het ing-suffix namelijk | |||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||
wel eens in de genitief meervoud te zijn gebruikt: 750-800 Wictulfingafurt (Wieringen?), Adingamora (Texel), 9e eeuw Suattingabvrim (Utrecht?), 10e eeuw Frilingothorpe (Aurich)Ga naar voetnoot(10). Bij ing + heim-namen blijkt het genitief-meervoudsuffix alleszins na ca. 800 niet (meer) voor te komen, zodat reeds van bij het begin verscherping van ing tot ink moest intredenGa naar voetnoot(11). In het gebied met gem-namen was dit type toponiemen onbekend en zijn uitsluitend namen met genitiefsuffix overgeleverd (-ingaheem). De uitzonderingen van ca. 868 Turbodingheim (Turbingen, Boulogne) en UUalbodingheim (Wabinghen, Boul.) zijn ook al om het on-Vlaamse ei-vocalisme in -heim verdacht. Beide vormen stammen uit één bron, de Miracula Sancti Wandregisili (St-Wandrille). De Antwerpse uitzonderingen Thisingheim (d.d. 868; naast 866 Tisingabeim; Diesegem-Mortsel) en Wimilincheimo (d.d. 726; Wommelgem) komen uit corrupte tradities van resp. Lobbes en Echternach. Praktisch alle andere gevallen van vóór het jaar 1000 zijn eveneens afkomstig uit één bron, het Liber Traditionum van de St.-Pietersabdij van Gent, dat volgens Koch vervaardigd werd in de jaren 1035-6 door abt WichardGa naar voetnoot(12): ca. 930 Madlingem (Maldegem), 9e eeuw Hatingem (Aaigem), 983 Ansoldengim (Anzegem), 965 Idengim (Idegem), ca. 900 Meingem (Meigem), 982 Busingim (Boezegem), 970 Siringem (Zieregem), 988 Betlingem (Bettegem) enz.Ga naar voetnoot(13). In de 10e eeuw is de standaardvorm van de Vlaamse ingahem-namen die op ingehem, met tot sjwa verdofte aGa naar voetnoot(14): 966 Ledringehem, 976 | |||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||
Bauingehem enz. Vanaf ca. 1100 komt die vorm nog vrijwel uitsluitend voor in Frans-Vlaanderen en zuidwestelijk Vlaanderen. Hij heeft er tot op heden zijn sporen nagelaten in namen op -ingem, die elders in Zuid-Nederland onbekend zijn: Leulinghen, Leubringhen, Wulveringem, Alveringem enz. In Oost-Vlaanderen ontwikkelde de vorm -ingehem zich in de 11e eeuw tot -ingem en praktisch gelijktijdig met verdoffing tot -engem. In de 12e eeuw vindt men voor het eerst, maar zeer sporadisch vormen waar de n uitvaltGa naar voetnoot(15): 1136 Bissegem, 1105 Euerchehem, 1105 Eccherchem, 1142-49 Hildreghem, 1148 Cobegem. Slechts in de 11e eeuw werd met de evolutie tot -ingem in Vlaanderen een woordpatroon gangbaar, dat in spelling volkomen identiek was aan het type dat van oudsher in het kom-gebied aanwezig was. Het is echter precies dat grote chronologische verschil dat er verantwoordelijk voor was dat de Vlaamse ingem-namen in de 11e eeuw niet meer als samenstellingen zijn gevoeld, waardoor ze dezelfde weg opgingen als de afleiding koningin > konigin. Hoe daarbij een spirantische [γ] is ontstaan, is nog een hoofdstukje apart. Het is namelijk in het geheel niet vanzelfsprekend dat de consonantgroep [ng] bij verdwijnen van de nasaal evolueert naar een spirantische [γ]. Er zijn aanwijzingen dat de gutturaal aanvankelijk occlusief is gebleven en mogelijk zelfs een geminaat was. Men vergelijke daartoe spellingen als 1025 Emiggarothum (Immingerode), 1089 Hadiggaland (Meetkerke), 1003 Bunniggerotha (Bonnekrooi, Broechem), 1138 Bulliggasela (Bollezele), 1137 Wluriggehem (Wulveringem). De huidige gem-namen ontstonden op het ogenblik dat de occlusieve geminaat van het Vroegmiddelnederlands tot spirans [γ] evolueerde, in hoofdtonige lettergrepen in de 14e eeuw,Ga naar voetnoot(16) in onbeklemtoonde mogelijk iets vroeger. Naar het zich laat aanzien, gebeurde de spirantisering niet overal gelijktijdig, maar breidde ze zich uit van west naar oost. In Zuid-Oost-Limburg en enkele delen van Overijsel komt op dit ogenblik namelijk nog steeds explosieve [g] voor in woorden als brugge, rugge, rogge, mugge, met apocope bruk, ruk enz.Ga naar voetnoot(17). In het Middelnederlands wordt deze explosief wel eens met k weergegeven: Venlo 1385 hecken | |||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||
(= heggen)Ga naar voetnoot(18), 1145 Bukenholt (Buggenhout), Zutphen 1300-50 lickinde erue enz.Ga naar voetnoot(19). Overblijfselen daarvan zijn nog te vinden in de dialectuitspraak [kakəvin] en [membarkə] voor de dorpen Kaggevinne (Diest) en Membruggen (Tongeren). Het is bijgevolg theoretisch denkbaar dat enkele kom-namen rechtstreeks uit gegemineerde [gg] zouden ontstaan zijn, b.v. Bevingem > Beviggem > Bevikem > Bevekom. Het bewijs daarvoor zou geleverd zijn, indien men in het gebied waar nu nog intervocalische [g] wordt gevonden, d.i. ten oosten van de lijn Genk-Mopertingen-Vroenhoven-ZussenGa naar voetnoot(20) [g]- i.p.v. k-namen zou aantreffen. Voor zover ik heb nagegaan is dat echter niet het geval: Rekem (1143 Radenchen), Uikhoven (1298 Udenchouen)Ga naar voetnoot(21). In vrijwel alle gevallen zal k bijgevolg wel tot stand zijn gekomen door auslautverscherping in nog als samenstelling gevoelde toponiemen. Zulks impliceert dat de verscherping reeds zeer oud moet zijn. Ook daarvoor zijn de bewijsplaatsen in Gysselings Woordenboek legio: 10e eeuw Loningheri > ca. 1150 Liunekere (Lonneker), 1155 Kisenghem > 1157 Kisenkim (Kiezegem, uitspr. Kiezekom), 997 Hittinchusen (Hedikhuizen), 1164 Bevinchem (Bevekom). De door Lindemans ontdekte isofoon tussen -gem en -kom in de driehoek Mechelen-Leuven-Brussel moet bijgevolg reeds eerbiedwaardig oud zijnGa naar voetnoot(22). Het is voorlopig niet uit te maken hoe fundamenteel ze was. Gaat ze terug op een oorspronkelijk verschil tussen ingahem- en inghem-namen, met of zonder een suffix voor de genitief meervoud, of op het feit dat dit suffix in het kom-gebied veel vroeger werd gesyncopeerd dan in het gem-areaal? Ten slotte moet nog verklaard worden waarom in het homogene Vlaamse gem-gebied toch namen met auslautverscherping voorkomen als Gijverinkhove, Herlinkhove, Etikhove, Hallinkrode, Bonnekrooi enz.Ga naar voetnoot(23). De auslautverscherping is hier kunnen gebeuren doordat deze namen veel recenter zijn gevormd dan de gem-namen en nog in de 12e eeuw als | |||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||
samenstellingen werden aangevoeld. Dat in tegenstelling tot de gem-namen, waarvan we alleen al op grond van de 10e-eeuwse verdoffing van ingahem tot ingehem mogen aannemen dat ze alle van vóór 900 daterenGa naar voetnoot(24). Andere aanwijzingen voor het recentere karakter van de k-namen in Vlaanderen zijn: hun laattijdig verschijnen in de bronnen (de oudste is Bunniggerotha in 1003) en het feit dat het ing-suffix er niet tot -eng- is verdoft, wat bij de gem-namen reeds de regel is in de 12e eeuw (cf. supra).
Antwerpen J. van Loon |
|