| |
| |
| |
Noordwestduits -lage in Noord- en Oostnederlandse familienamen
Het probleem waarvan hier slechts een detail zal worden behandeld is de aantoonbaarheid van geadapteerd Duits materiaal in het Nederlandse familienamen-repertoire. Zoals bekend moet naast enkele andere bijdragen tot dat repertoire ook de betreffende inbreng vanuit Duitsland dan wel Duitstalige streken als niet gering worden beschouwd. Bekend is echter ook dat de sporen van deze import voor een deel thans volledig zijn uitgewist, terwijl het in andere gevallen uiterst moeilijk is ze te traceren. Het verschijnsel van de niet (meer) aantoonbare adaptatie doet zich bijzonder sterk gelden waar het om Noordwest-Duitsland als de gevende en Noord- en Oost-Nederland als de ontvangende partij gaat. Oorzaak is de o.m. in taalhistorisch en naamgeografisch opzicht vaak nauwe verwantschap tussen beide gebieden, een verwantschap die hier en daar in gelijkenis schijnt over te gaan en de vraag doet rijzen of in het hier voorgestelde kader het begrip adaptatie nog wel op zijn plaats is.
Maar hoe dan ook, de kwestie is of en zo ja in hoeverre met de middelen die de familienaamkunde ten dienste staan achterhaald kan worden wat zo al voor de definitieve fixering van onze familienamen met van over de grens komend materiaal gebeurde: vernederlandsing door gedeeltelijke of integrale vertaling of door partiële dan wel algehele aanpassing aan de Nederlandse uitspraak en de hier geldende spelling; daarnaast echter ook ongewijzigde overname waar de betreffende naam òf niet als allochtoon werd ervaren, òf juist een te grote afstand tot het Nederlandse systeem in fonologisch, morfologisch en/of lexicaal opzicht vertoonde. Zoals gezegd, het probleem betreft niet zozeer de vreemde en de zonder meer of bij nadere beschouwing als leennamen te herkennen vormen, maar die oorspronkelijk niet-Nederlandse namen die intussen helemaal of verregaand zijn geïntegreerd.
Dit soort contactverschijnselen in namen zijn door mij al eerder in dit tijdschrift besproken aan de hand van Nederlandse familienamen die van Bentheimse nederzettingsnamen zijn afgeleidGa naar voetnoot(1), terwijl ik op een andere
| |
| |
plaats verschillende mogelijkheden heb onderzocht die adaptatie en de omvang daarvan aantoonbaar zouden kunnen makenGa naar voetnoot(2).
Wat nu Noordwest-Duitsland als de gevende en het Noord- en Oostnederlandse familienamen-repertoire als de ontvangende partij betreft, er zijn naast de genoemde grote mate van overeenkomst uiteraard ook verschillen, o.a. dit: in een deel van Noordwest-Duitsland komt als simplex en als grondwoord in tweedelige toponiemen het element lage voor dat met zijn specifieke betekenis in Nederland zo goed als onbekend is, en dat, waar het in Nederlandse familienamen wordt aangetroffen, in de regel contact signaleert, hetzij in de rechtstreekse vorm familienaam < toponiem, hetzij indirect als familienaam < familienaam < toponiem.
Os. laga f., Nnd. Lage ‘open vlakte tussen bossen’ is als naamelement sedert de 9de eeuw geattesteerd, maar ook als appellativum in gebruik geblevenGa naar voetnoot(3). Kenmerkend is een vrij duidelijk omlijnd geografisch gebied binnen Noordwest-Duitsland dat bijv. FörstemannGa naar voetnoot(4) met ‘westsächsisch’ aanduidt en DittmaierGa naar voetnoot(5) met ‘westf.’, dat echter nauwkeuriger beschreven wordt bij WagnerGa naar voetnoot(6). Over een klein ‘lage-schiereiland’Ga naar voetnoot(7) in het Nederlandse Westerwolde zie o.a. HeeromaGa naar voetnoot(8). Dit hele lage-landschap wordt gevormd door een betrekkelijk groot aantal veld-, boerderij- en nederzettingsnamen waaruit vervolgens hier en daar familienamen konden ontstaan, hetzij ter plaatse, hetzij elders. Wij willen nagaan welke van deze familienamen in de delen Friesland, Groningen, Drente, Overijsel en Gelderland van het Nederlands Repertorium van Familienamen (NRF) aangetroffen kunnen worden; hierbij bedenkend dat vanuit het gebied van die -lage-toponiemen heel sterk ook de
‘Hollandgängerei’ werd bedreven.
Vanzelfsprekend is niet iedere op -lage, -laag en varianten eindigende naam in deze repertoria inderdaad ook uit een van de bedoelde
| |
| |
toponiemen ontstaan. Men lette in dit verband vooral op de toponymische elementen Nl. laag als substantief en laag als (gesubstantiveerd) adjectief, verder op Nl. laak, Dt. lache en varianten ‘poel, waterloop’, en zelfs op het element slag ‘stuk uit gemeenschappelijke grond’ resp. ‘weg’. Het laatste vanwege een mogelijke gelijkenis met -lage-composita waarvan het bepalende lid op -s eindigt. Men lette tenslotte ook op oorspronkelijke roepnamen op -lach, -lag èn op met Nl., Dt., Fra. -age gesuffigeerde appellativa met een op -l eindigende stam. Voorbeelden van deze en andere problemen komen hierna bij de behandeling van de ‘echte’ -lage-namen ter sprake:
De familienaam Aselage kwam in 1947 volgens het NRF alleen een enkele keer in de provincie Groningen voor (1-1) en behoort bij Aselage, naam van een boerschap (bsch.) in de ‘Kreis’ (Kr.) Meppen, òf bij Aslage, naam van een gemeente Kr. BersenbrückGa naar voetnoot(9).
Barlage, Fr. 1-3; Barlagen, Gr. 7-25, Dr. 3-3. Bij Barlage, vaker voorkomend toponiem, o.a. 2 × in Westerwolde en in Kr. Cloppenburg en Kr. Bersenbrück, bovendien enkele keren als boerderijnaam in westelijk Nedersaksen. |
Beerlage, Ov. 5-34, Ge. 3-6. Bij Beerlage, Kr. Coesfeld. Hierbij ook wel Bierlaagh, Gr. 1-9, Ge. 1-1, d.w.z. met secundair semantisch gemotiveerd eerste lid. |
Bellaagh, Ov. 1-1. Behoort waarschijnlijk via de Dt. familienaam BellachGa naar voetnoot(10) bij een niet te identificeren Zuiddt. toponiem op -ach < -aha; geen vertegenwoordiger dus van onze groep namen, maar slechts schijnbaar een -lage-naam vanwege een gedeeltelijke aanpassing aan de Nl. ortografie. |
Bentlage, Fr. 1-1, Gr. 2-25, Dr. 2-29. Bij Bentlage, 2 ×, onder Rheine en bij Quakenbrück, ook mikrotoponiemGa naar voetnoot(11). |
Berlage, Ov. 2-5, Ge. 1-5. Bij een boerderijnaam Berlage, Kr. LingenGa naar voetnoot(12). |
| |
| |
Boekelage, Gr. 1-1; Boeklage, Fr. 1-1, Gr. 5-7Ga naar voetnoot(13), Ov. 1-1, Ge. 1-1. Naast een tot dusver niet te identificeren mikrotoponiem/boerderijnaam als voorstadium is verder mogelijk een ontstaan naar analogie uit boerderij-/familienamen zoals Boekelaar of Boekelo(o)Ga naar voetnoot(14). |
Boerlage, Fr. 1-1, Ov. 1-2, Ge. 3-3; Boerlagen, Ge. 1-1; Burlage, Ge. 2-2; Buurlage, Gr. 1-47, Ov. 1-4. Bij Burlage, vaker, o.a. Kr. Leer, Kr. Diepholz, 2 × Kr. Bersenbrück, ook boerderijnaam. De -oe-vorm onder de Nl. familienamen is uiteraard een omzetting van Dt. [u] in de eigen spelling; de -uu-variant geeft kennelijk de Nl. uitspraak van de letter -u- weer. |
Bramlage, Ov. 2-2. Bij de naam van een boerderijGa naar voetnoot(15) in Brockdorf, Kr. Vechta, of analogisch uit Bramloge, gehucht, Kr. Friesland. |
Denslagen, Ge. 1-3. Zoals o.a. ook de familienamen Dinslag en Dinslage in NRF-Noord-Brabant bij de Nederrijnse plaatsnaam Dinslaken behorend en hier dus niet relevant. |
Dinklage, Ge. 1-1. Bij Dinklage, Kr. Vechta, en idem, boerderij Kr. SoestGa naar voetnoot(16). |
Doolaege, Ge. 1-1. Uit Mnl. dootlage, dolage en varianten ‘moeras’, waarin -lage ‘het liggen’ betekent; de familienaam is hier dus niet relevant. |
Doorlag, Gr. 5-23. Bij Dorlage, volgens JellinghausGa naar voetnoot(17) naam van een bsch. Kr. Bersenbrück. |
Engelage, Gr. 15-102, Dr. 3-23, Ov. 1-2, NOP 2, Ge. 2-7. Bij Engelage, gehucht Kr. LübbeckeGa naar voetnoot(18). |
Froklage, Fr. 1-4, Ov. 4-20; Rocklage, Dr. 1-1; Vroklage, Dr. 1-1, Ov. 4-26, Ge. 1-1. Bij Wrocklage, naam van twee boerderijen onder resp. Nortrup en Vinte, Kr. BersenbrückGa naar voetnoot(19). |
| |
| |
Gerlag en Gerlagh. In de regel zijn dit spellingvarianten van de zeer frequente, uit een roepnaam ontstane familienaam Gerlach. Er zij echter volledigheidshalve op gewezen dat tenminste één keer - vgl. verder Jellinghaus en Wrede met minder duidelijke attestatiesGa naar voetnoot(20) - ook een dienovereenkomstig -lage-toponiem bestaat: Gerlage, Kr. Lübbecke. |
Gonlag, Dr. 1-7, Ge. 3-4. Niet relevant, maar zoals voluit Gundlach (Fr. 1-1, Gr. 2-2) oorspronkelijk een roepnaam op -lach, -lag, zoals hiervoor Gerlach en varianten. |
Haselager, Fr. 1-1, Ge. 1-1. Geen -er-afleiding of secundair gemotiveerde variant van een -lage-toponiemGa naar voetnoot(21), maar afkomstig van de vrij frequente familienaam Hazeleger, bij Nl. haze(n)leger ‘ligplaats van een haas’. |
Heitlager, Ge. 2-10. Waarschijnlijk met -er-suffix bij Heitlage, oudere vorm van Heitlingen, Kr. Hannover. Het niet gesuffigeerde Heitlage komt in Duitsland als familienaam voorGa naar voetnoot(22). |
Husslage, Ge. 1-1. Bij de naam van een niet nader te identificeren boerderij bij Menslage, Kr. BersenbrückGa naar voetnoot(23). Zoals hiervoor Heitlager is de familienaam Husslage overigens sterk in Noord-Holland geconcentreerd. |
Kalvelage, Ge. 1-1. Er zijn verschillende mogelijkheden, o.a. een veldnaam Kalberlage onder Gehrde, Kr. BersenbrückGa naar voetnoot(24); de boerderijen of ‘Güter’ (a) Kalverlage bij Lage, Kr. BentheimGa naar voetnoot(25), (b) Kalvelage en (c) Calveslage, Kr. Vechta; tenslotte de bsch. Kohlflage, Kr. Melle, historisch Kalfferlage en KalverlageGa naar voetnoot(26). |
Kamlage, Ov. 1-2. Anders dan bijv. Kamlag in NRF-Amsterdam behoort de in Overijsel geregistreerde familienaam wel zeker niet tot de Beierse plaatsnaam Kammlach, maar bij een Noordwestduits -lage-toponiem. Ik meen dit te kunnen concluderen op grond van het feit dat Kamlage in naburige Westnd. streken eveneens als familienaam kan worden aangetroffen, o.a. enkele keren in de telefoongids van
|
| |
| |
Osnabrück. Het is echter tot dusver niet gelukt een plaats- of boerderijnaam als voorstadium van deze familienaam op te sporen. |
Krelage, Ge. 1-1. Het blijft voorlopig onzeker, of hier van een -lage-naam in de door ons bedoelde zin sprake kan zijn. In de 18de eeuw ontwikkelt zich bij Europeanen in het toenmalige Nederlands-IndiëGa naar voetnoot(27) de toenaam Kre(i)lage uit oorspronkelijk Krielagen, toch blijven namen en dragers verder zonder achtergrond. |
Molag, Gr. 4-26; Molog, Gr. 6-41; Moorlach, Gr. 7-30, Ge. 2-2; Moorlag, Fr. 2-2, Gr. 23-236, Dr. 7-53, Ov. 3-5, Ge. 2-8; Moorlog, Gr. 1-38; Noorlag, Gr. 3-16, Dr. 4-10. Bij: Moorlage, bsch. Kr. Lingen, resp. gehucht Kr. Detmold. Het laatste wordt bij Jellinghaus en SnethlageGa naar voetnoot(28) nog als ‘Flur’ vermeld, zodat het als een eventueel naamgevende factor wel van een vraagteken mag worden voorzien, temeer waar de familienaam, de varianten even daargelaten, op Nederlands grondgebied reeds in de 17de eeuw wordt gesignaleerd, en wel in WesterwoldeGa naar voetnoot(29). Niet in aanmerking als voorstadium komt ook Moorlage, Kr. Aurich, een (te) jonge veenrandnederzetting, die dan bijv. ook op de Oostfriesland-kaart van W. Camp van 1804 ontbreekt. Het in noot (29) aangehaalde artikel levert overigens de genealogische bewijzen voor een samenhang van alle genoemde familienamen, de meest ingrijpende verandering, die van Moor- in Noor-Ga naar voetnoot(30) incluis. Terwijl dit laatste als een spontane ingreep moet worden beschouwd waarvan het motief onbekend is, kan voor de variant Molag/Molog op het bekende verschijnsel gewezen worden, dat een -r- na vocaal vaak sterk gereduceerd wordt uitgesproken. Zeer onwaarschijnlijk is in ieder geval dat de naam van de
afgod Moloch uit de bijbel hierbij een rol gespeeld zou kunnen hebben. Men lette tenslotte ook op het naamgeografische detail dat de vorm die met het naamgevende toponiem de grootste gelijkenis vertoont, Moorlag, tevens de meest frequente en meest verspreide van de 6 familienamen is, terwijl de overige 5, die wij als (secundair) afgeleide mogen beschouwen, deels zeer sterk plaats- of streekgebonden optreden. |
Pielage, Dr. 1-1, Ov. 2-5, Ge. 2-10; Pilage, Dr. 2-19, Ov. 6-12, Ge. 1-3. Er werd geen aanknopingspunt bij enig -lage-toponiem gevonden, zodat
|
| |
| |
slechts op Frans pilage ‘het stampen’ of pillage ‘plundering’ gewezen kan worden, alhoewel deze appellativa als voorstadia van familienamen niet zeer overtuigen. Bovendien geeft ook de relatief hoge frequentie van beide familienamen te denken. |
Schnetlage, Ge. 1-1; Snethlage, Ge. 4-8. Bij Schnetlage, gehucht onder Löningen, Kr. Cloppenburg. |
Wallage, Gr. 4-22, Ov. 1-1, Ge. 1-3. Niet uitgesloten kan worden dat bij het ontstaan van deze familienaam ook betrokken is geweest het sedert de middeleeuwen bekende toponiem Wallage, Kr. LingenGa naar voetnoot(31). Aangezien echter de meeste zo niet alle Wallage's van Joodse afkomst zijn, ligt het meer voor de hand van de eveneens vooral Joodse achternaam Wallach uit te gaan en alleen de spelling als naar analogie van de ‘echte’ -lage-namen te beschouwen. |
Welage, Ge. 1-1. Bij Wehlage, naam van enkele huizen onder Haselünne, Kr. Meppen. Verder noemt WredeGa naar voetnoot(32) voor de 14de en 15de eeuw een erf Wehlage en een achternaam v. Welage in Kr. Bersenbrück. |
Westerlage, Ge. 1-1. Bij Westerlage, Kr. Bersenbrück, in de 17de eeuw naam van twee erven aldaarGa naar voetnoot(33), omstreeks 1900 volgens Snethlage, 166, een boerschap. Het door JellinghausGa naar voetnoot(34) opgegeven Westerlage ‘bei Osnabrück’ was niet te localiseren. Reeds in 1234 is er een ridder v. Westerlage, waarvan WredeGa naar voetnoot(35) in tegenstelling tot Snethlage (166) betwijfelt of deze persoon in verband met bovengenoemde erven in de Kr. Bersenbrück gebracht mag worden; vermoedelijk omdat Wrede deze boerderijen niet belangrijk genoeg acht. Bovendien is een -lage- compositum met west(er) als bepalend lid wel vaker denkbaar. |
Wielage, Dr. 1-7; Wijlage, Gr. 2-4; Wylage, Ge. 1-1. Het meest als naamgevend in aanmerking komt Wielage, erf of gehucht bij Höckel, Kr. Bersenbrück. Een door JellinghausGa naar voetnoot(36) genoemd ander Wielage bij Gehrde in dezelfde Kr. ontbreekt in Wredes register. Wel heeft dezeGa naar voetnoot(37) nog twee middeleeuwse boerderijen met een passende naam: Wylaghe a. 1350, later Weglage, gemeente Helle, Kr. Bersenbrück, èn Wielage,
|
| |
| |
eveneens a. 1350, gemeente Schwagstorf, Kr. Bersenbrück. De vraag is of deze twee laatste namen lang genoeg hebben bestaan om als motief voor onze drie familienamen in aanmerking te komen. Overigens treft men -y- en -ij-spellingen voor oorspronkelijk -ie- wel vaker aan: meestal waarschijnlijk het resultaat van ambtelijke fixering. |
Samenvattend kan men constateren dat wij in de vijf provinciale repertoria 37 verschillende familienamen hebben aangetroffen die beslist of met zeer grote waarschijnlijkheid op een Noordwestduits -lage-toponiem berusten. De grootste verspreiding in Noord- en Oost-Nederland hebben de familienamen Boeklage (in Fr., Gr., Ov. en Ge. voorkomend), Engelage (Gr., Dr., Ov., NOP, Ge.) en Moorlag (Fr., Gr., Dr., Ov., Ge.). De meest frequente familienaam is Moorlag met in totaal 304 dragers in de vijf provincies, gevolgd door Engelage met 136. Moorlag is ook de naam die zich geografisch-statistisch het meest geconcentreerd toont: weliswaar met dragers in alle vijf de provincies (zie boven), maar met ruim een derde van het totaal (111 van 304) in één gemeente (Onstwedde) resp. met nagenoeg twee derde van het totaal (193/304) in het Gronings-Drentse complex Onstwedde-Vlagtwedde-Emmen-Odoorn.
Het geografisch-statistische beeld van deze ene, hierin opvallende -lage-naam blijkt symptomatisch te zijn als wij het desbetreffende totaalbeeld bezien (vgl. de kaart). De 937 dragers van de 37 -lage-namen vormen ook tezamen uiteraard slechts een fractie van de bevolking in het onderhavige gebied - zelfs bij berekening op gemeente-basis ligt hun aantal nergens hoger dan 6 promille -, niettemin is met deze namen een zeer karakteristiek geografisch verspreidingspatroon annex. Verrassend is in ieder geval dat bij zo'n algemeen vrij lage frequentie toch tamelijk precies is af te bakenen waar deze namen wel en waar ze in het geheel niet voorkomen. Hierbij moet men zich echter realiseren dat hun aanwezigheid zoals onze kaart die met percentage-cijfers aantoont, hier en daar op een uiterst smalle basis berust. Zo staat bijv. achter de 009 van Harderwijk (d.i. 0,009% van de bevolking van die gemeente a. 1947) slechts één drager van een familienaam op -lage. Anderzijds laat de kaart als geheel zien, dat dit enkele resultaat, hoe schamel ook, geen ‘toeval’ is, maar dat Harderwijk deel uitmaakt van een groter Veluws gebied dat door voor mij overigens onduidelijke demografische oorzaken deze uiteindelijk immers allochtone namen heeft aangetrokken. Elders is zo'n oorzaak - de aantrekkingskracht namelijk van een centrale plaats - tamelijk duidelijk; bijv. bij steden als Nijmegen, Arnhem, Doesburg,
| |
| |
| |
| |
Zutphen, Deventer, Zwolle, Sneek, Leeuwarden en zelfs Dokkum: de meesten op onze kaart in een volledig ‘lege’ omgeving. Verder is het niet verrassend een deel van de naamdragers in het eerder als industriegebied aantrekkelijke Twente geconcentreerd te vinden. Tenslotte is het, waar het om maar enkele namen en dragers gaat, waarschijnlijk wel te gewaagd hetzelfde verschijnsel in de Fries-Overijselse agglomeratie tussen Opsterland en Oldemarkt in verband te brengen met de vroegere hoog- en laagveenexploitatie aldaarGa naar voetnoot(38).
Hoe men een en ander ook wil beoordelen - de statistische basis van de tot dusver besproken delen van de kaart is, zoals gezegd, uiterst smal - het lijdt in elk geval geen twijfel dat de provincie Groningen in Noorden Oost-Nederland het kerngebied van onze namen vormt. Binnen de provincie ligt op haar beurt een zekere top in Westerwolde, van daar uitstralend naar Fivelgo, Groningen-stad en Zuidoost-Drente. Vergelijkt men dit geografisch-statistische patroon met dat van een hier eerder gepubliceerde kaartGa naar voetnoot(39) met de areale verspreiding van Nederlandse familienamen uit Bentheimse nederzettingsnamen dan ontdekt men naast vele overeenkomsten o.a. de volgende twee verschillen.
Ten eerste valt op dat de familienamen op -lage veel nadrukkelijker dan de ‘Bentheimse’ namen in één bepaalde hoek van het onderzoeksgebied zijn geconcentreerd, en wel in de provincie Groningen (met uitzondering van het Westerkwartier en de Marne) en in Zuidoost-Drente. Het tweede verschil is dat de bij de Bentheimse namen geconstateerde ‘gerichtheid op centra van handel, industrie en verkeer’Ga naar voetnoot(40) nu ontbreekt doordat de -lage-namen zich niets schijnen aan te trekken van de grenzen tussen agrarische en niet-agrarische gemeenten of van die tussen de veen-, klei- en wolden-gebieden. Bij gebrek aan adequate bronnen is voorlopig onbekend welke rol familienamen op -lage in het Noordduitse repertoire spelen en hoe zij zich daar areaal-statistisch tonen. Ons kaartbeeld suggereert in elk geval dat Groningen en Zuidoost-Drente wel het westelijk deel van een groter antroponymisch -lage-landschap zouden kunnen zijn zoals Westerwolde een westelijke uitloper is van een uitgestrekt toponymisch -lage-landschap in Noordwest-Duitsland.
Groningen
R.A. Ebeling
|
-
voetnoot(1)
- R.A. Ebeling, Van bentheimse plaatsnamen afgeleide familienamen in Noord- en Oostnederland, I en II. Naamkunde 13 (1981) 23-38, en 14 (1982) 1-16.
-
voetnoot(2)
- R.A. Ebeling, Oorspronkelijk duitse familienamen in Noord- en Oostnederland. Driemaandelijkse Bladen 34 (1982) 119-132.
-
voetnoot(3)
- K. Wagner, Echte und unechte Ortsnamen (Mainz, 1967), 60.
-
voetnoot(4)
- E. Förstemann, Altdeutsches Namenbuch, II,2; 3. bearb. u. erweiterte Aufl. von H. Jellinghaus (Bonn, 1916), Sp. 2 vlg.
-
voetnoot(5)
- H. Dittmaier, Rheinische Flurnamen (Bonn, 1963), s.v. lägde.
-
voetnoot(7)
- H.J. Moerman, Oostnederlandse plaatsnamen. Nomina Geographica Neerlandica 7 (1930) 1-49, hier 10.
-
voetnoot(8)
- K. Heeroma, De namen met -lage in Westerwolde. Driemaandelijkse Bladen 20 (1968) 138-146.
-
voetnoot(9)
- Dit soort opgaven in de regel volgens Müllers Grosses Deutsches Ortsbuch (Wuppertal 171972).
-
voetnoot(10)
- Zie o.a. Gottschald-Schützeichel, Deutsche Namenkunde, Unsere Familiennamen (Berlin, New York, 1982), s.v. Bellach.
-
voetnoot(11)
- Zie G. Wrede, Geschichtliches Ortsverzeichnis des ehemaligen Fürstbistums Osnabrück, 3 dln. (Hildesheim, 1975-1980), no. 151.
-
voetnoot(12)
- E. Snethlage, Die Endung -lage in Ortsnamen. Osnabrücker Mitteilungen 28 (1903) 120-184, hier 168. SN. corrigeert terecht Jellinghaus m.b.t. een Berlage, Kr. Melle. Zie H. Jellinghaus, Die westfälischen Ortsnamen nach ihren Grundwörtern (Kiel, Leipzig, 1896), 89; (Osnabrück, 31923) 124.
-
voetnoot(14)
- De wederzijdse beïnvloeding van namen op -la, -lage, -laar etc. is een onderwerp apart; het NRF is rijk aan voorbeelden van dit verschijnsel. In ons kader is het echter interessant even te zien hoe bijv. een plaatsnaam als Menslage in Amsterdamse ondertrouwregisters van de 17de en 18de eeuw verschijnt, nl. naast Menslage ook als Mens(e)laar, Mensla(a), Mensla(a)gen, Menslaagh en Menslager. Bron: Herkomstplaatsen en spellingsvarianten die voorkomen in de Amsterdamse ondertrouwregisters van 1578-1810, samengesteld door J. Ipema, 1973 (archief P.J. Meertens-Instituut).
-
voetnoot(15)
- Cl. Pagenstert, Lohner Familien. Ein Beitrag zur Heimatkunde (Vechta 1927).
-
voetnoot(16)
-
Jellinghaus (zoals noot 12), 1896, 89 resp. 1923, 124.
-
voetnoot(18)
-
Snethlage (zoals noot 12), 175; Top. Karte L 3716, t.w. van Espelkamp.
-
voetnoot(19)
-
Wrede (zoals noot 11), no. 1041.1.A. en 2b. resp. 1456.4a.
-
voetnoot(20)
-
Jellinghaus: 1896. 89 resp. 1923, 125; Wrede, no. 356.4a.
-
voetnoot(22)
- Vgl. Wagner (zoals noot 3), 60; en R. Zoder, Familiennamen in Ostfalen, 2 dln. (Hildesheim, 1968), s.v. Heitlage.
-
voetnoot(23)
- Zie genealogie Hus(s)lage in Gens Nostra 22 (1967) 33 vlgg.
-
voetnoot(28)
-
Jellinghaus: 1896, 89 resp. 1923, 125; Snethlage: 176.
-
voetnoot(29)
- Vgl. Petronella J.C. Elema en P. Bos, Genealogie Moorlag. Gruoninga, Tijdschrift voor genealogie, naam- en wapenkunde 20 (1975), 57-62, 91-96, 139-144.
-
voetnoot(30)
- Vgl. Petronella J.C. Elema, Noorlag als Moorlag-variant. Gruoninga [etc.] 22 (1977) 23-24.
-
voetnoot(31)
-
Snethlage (zoals noot 12), 167: ‘Lengerich in diesem Kreise [d.i. Lingen] heißt zum Unterschiede von dem in Tecklenburg Lengerich auf der Wallage’.
-
voetnoot(38)
- Vgl. o.a. J.J. Spahr van der Hoek, Samenleven in Friesland. Drie perioden in de sociale geschiedenis van boeren, burgers en buitenlui (Drachten, 1969), 119-120, 129-131.
|